Page 569 of 690

5687-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
■ Bij het slepen van de auto
■ Tijdens het slepen
● Wanneer u bij het slepen kabels of kettingen gebruikt, vermijd dan plotse-
ling optrekken, enz. waardoor er extreme krachten op het sleepo og en de
sleepkabel of -ketting worden uitgeoefend. Het sleepoog en de kabel of
ketting kunnen beschadigd raken en afgebroken stukken kunnen pe rso-
nen raken en ernstige schade veroorzaken.
● Zet het contact niet UIT. De mogelijkheid bestaat dat het stuur wiel wordt
vergrendeld en niet kan worden bediend.
■ Plaatsen van de sleepogen op de auto
Controleer of de sleepogen goed vastzitten.
Als dat niet het geval is, dan kunnen de sleepogen bij het slepen losraken.
2WD-uitvoeringen:
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met de voorwielen of met alle vier de wie-
len van de grond. Als de voorwielen tij-
dens het slepen de grond raken, kunnen
de aandrijflijn en de bijbehorende onder-
delen beschadigd raken of kan door de
werking van de motor opgewekte energie
brand veroorzaken afhankelijk van de
aard van de schade of storing.
AWD-uitvoeringen:
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met alle vier de wielen van de grond. Als
de wielen tijdens het slepen de grond
raken, kunnen de aandrijflijn en de bijbe-
horende onderdelen beschadigd raken,
kan de auto losraken van de truck of kan
door de werking van de motor opgewekte
energie brand veroorzaken afhankelijk
van de aard van de schade of storing.
Page 570 of 690
5697-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
OPMERKING
■Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij het slepen met een
lepelwagen
● Sleep de auto nooit aan de achterzijde als het contact UIT staa t. Het stuur-
slot is niet sterk genoeg om de voorwielen in de rechtuitstand te houden.
● Let erop dat de andere zijde van de auto dan die die op de lepe l staat vol-
doende grondspeling heeft. Als er onvoldoende speling aanwezig is, kan
de auto tijdens het slepen beschadigd raken.
■ Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij het slepen met een
takelwagen
Sleep de auto niet met een takelwagen, noch vooruit, noch achte ruit.
■ Voorkomen van beschadigingen aan de auto tijdens slepen in een
noodgeval
Maak de kabel of de ketting niet vast aan onderdelen van de wielop-
hanging.
Page 571 of 690

5707-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als u denkt dat er iets mis is
●Lekkage onder de auto
(Na gebruik van de airconditioning is waterlekkage echter norma al.)
● Banden die er te zacht uit zien of die o ngelijkmatig versleten zijn
● De naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter staat voortdurend
hoger dan normaal
● Abnormale uitlaatgeluiden
● Overmatig piepende banden b ij het nemen van een bocht
● Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegin-
gen van de wielophanging
● Pingelende of andere abnormale g eluiden van het hybridesysteem
● De motor hapert, stottert of draait onregelmatig
● Een merkbaar verlie s aan trekkracht
● De auto trekt tijdens het r emmen sterk naar één kant
● De auto trekt sterk naar één kan t, terwijl u rechtuitrijdt op een
vlakke weg
● Teruglopende remwerking, sponzig gevoel in het rempedaal, een
rempedaal dat bijna tot op de vloer kan worden ingetrapt
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, moet uw
auto mogelijk worden afgesteld of gerepareerd. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller /
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Zichtbare symptomen
Hoorbare symptomen
Merkbare symptomen
Page 572 of 690

5717-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
Als een waarschuwingslampje gaat bran-
den of een waarschuwingszoemer klinkt
Voer op rustige wijze onderstaande handelingen uit als een van
de waarschuwingslampjes gaat branden of knipperen. Als een
van de lampjes gaat branden of knipperen en daarna weer uit-
gaat, is er niet noodza kelijkerwijs een defect in het systeem a an-
wezig. Als deze situatie echter blijft voortduren, laat dan uw auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateu r
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Overzicht waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers
Waarschu-
wingslampjeWaarschuwingslampje/details/handelingen
(Rood)
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) rem-
systeem
*1
Geeft het volgende aan:
• Laag remvloeistofniveau
• Storing in het remsysteem
Dit lampje gaat ook branden als de parkeerrem niet gede-
activeerd is. Als het lampje uitgaat nadat de parkeerrem
gedeactiveerd is, werkt het systeem normaal.
→ Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller /reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige. Doorrijden met de auto kan gevaarlijk zijn.
(Geel)
Waarschuwingslampje remsysteem Geeft aan dat er een storing is in:
• Het regeneratieve remsysteem; of
• Het elektronisch geregelde remsysteem
→ Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Page 573 of 690

5727-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Motorcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het hybridesysteem;
• De elektronische smoorklepregeling;
• Het emissieregelsysteem (indien aanwezig); of
• Het elektronische hybridetransmissieregelsysteem
→Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje SRSGeeft aan dat er een storing is in:
• Het SRS-airbagsysteem; of
• Het gordelspannersysteem
→Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje ABSGeeft aan dat er een storing is in:
• Het ABS; of
• Het Brake Assist-systeem
→Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) elektri-
sche stuurbekrachtigingGeeft aan dat er een storing is in de elektrische stuurbe-
krachtiging (EPS)
→Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Knippert of brandt)
Waarschuwingslampje PCS (indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het PCS (Pre-
Crash Safety-systeem) of dat het systeem tijdelijk niet
beschikbaar is doordat de auto extreem warm/koud is,
doordat er zich vuil rond de sensor voor bevindt, enz.
(→Blz. 373, 578)
→ Volg de instructies die worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay. ( →Blz. 373, 578).
Als het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) of de VSC (Vehi-
cle Stability Control-systeem) wordt uitgeschakeld, gaat
het waarschuwingslampje PCS branden.
→ Blz. 428
Waarschu-
wingslampjeWaarschuwingslampje/details/handelingen
Page 574 of 690

5737-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
Controlelampje Traction Control
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het VSC-systeem;
• De Trailer Sway Control;
•De TRC; of
• De Hill Start Assist Control
Het lampje gaat knipperen wanneer de TRC, de VSC, het
ABS of de Trailer Sway Control in werking is.
→Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje laag brandstofniveauGeeft aan dat de resterende hoeveelheid brandstof onge-
veer 8,4 liter of minder is
→ Vul de brandstoftank.
Controlelampje (waarschuwi ngszoemer) veiligheidsgor-
del
*2
Waarschuwt de bestuurder en/of voorpassagier dat de
veiligheidsgordel vastgemaakt dient te worden.
→ Doe de veiligheidsgordel om.
Als er iemand op de voorpassagiersstoel zit, moet
ook de veiligheidsgordel voor de voorpassagier wor-
den vastgemaakt, waarna het waarschuwingslampje
(de waarschuwingszoemer) uitgaat.
(In het
middelste dash- boardpaneel)
Controlelampjes (waarschuw ingszoemer) veiligheids-
gordel achterpassagiers
*2
Waarschuwt de achterpassagiers om de veiligheidsgordel
om te doen
→ Doe de veiligheidsgordel om.
Centraal waarschuwingslampje
Een zoemer klinkt en het waarschuwingslampje gaat
branden en knippert om aan te geven dat het centrale
waarschuwingssysteem een storing heeft gesignaleerd.
→ Blz. 578
Waarschu-
wingslampjeWaarschuwingslampje/details/handelingen
Page 575 of 690

5747-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
*1: Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem:
De zoemer klinkt als de auto met een snelheid van ongeveer 5 km/ h of
meer rijdt.
*2: Waarschuwingszoemer veiligheids gordel bestuurder en voorpassagier:
De waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordel herinnert de b estuur-
der, de voorpassagier en de achterpassagiers eraan de veilighei dsgordel
om te doen. De zoemer klinkt gedurende 30 seconden intermittere nd
vanaf een rijsnelheid van 20 km/h. Als de veiligheidsgordel daa rna nog
niet is vastgemaakt, laat de zoemer gedurende 90 seconden een a nder
geluid horen.
■ Detectiesensor voorpassagier, cont rolelampje veiligheidsgordel en
waarschuwingszoemer
Als er bagage wordt geplaatst op de passagiersstoel kan de detectiesensor
het controlelampje laten knipperen en de waarschuwingszoemer la ten klin-
ken, ook al zit er niemand op de passagiersstoel.
Waarschuwingslampje lage bandenspanning (indien
aanwezig) Als het lampje gaat branden:
Lage bandenspanning, bijvoorbeeld door
• Natuurlijke oorzaken ( →Blz. 575)
• Lekke band ( →Blz. 599, 611)
→ Breng de banden op de juiste spanning.
Na een paar minuten dooft het lampje. Laat het sys-
teem nakijken door een erken de Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige indien het
lampje niet dooft nadat de banden op spanning zijn
gebracht.
Als het lampje gaat branden nadat het gedurende 1
minuut geknipperd heeft:
Storing in het bandenspanningswaarschuwingssysteem
→ Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(oranje)
Waarschuwingslampje LDA (indien aanwezig)
Het waarschuwingslampje gaat branden en er wordt een
waarschuwingsmelding weergegeven om aan te geven
dat de LDA (Lane Departure Alert met stuurregeling) tijde-
lijk niet beschikbaar is of een storing heeft gesignaleerd.
→ Blz. 579
Waarschu-
wingslampjeWaarschuwingslampje/details/handelingen
Page 576 of 690

5757-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
■Als het motorcontrolelampje tijdens het rijden gaat branden
Het motorcontrolelampje gaat branden als de brandstoftank volle dig leeg
raakt. Vul de brandstoftank onmiddellijk als deze leeg is. Het motorcontrole-
lampje gaat na enkele ritten weer uit.
Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en ui tgeruste des-
kundige als het motorcontrolelampje niet uitgaat.
■ Waarschuwingslampje (waarschuwin gszoemer) elektrische stuurbe-
krachtiging
Als de spanning van de 12V-accu laag is of tijdelijk daalt, kan het waarschu-
wingslampje van de elektrische stuurbekrachtiging gaan branden en kan er
een waarschuwingszoemer klinken.
■ Als het waarschuwingslampje lag e bandenspanning gaat branden
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Controleer het uiterlijk van de band om na te gaan of de band n iet lek is.
Als de band lek is: →Blz. 599, 611
Als de band niet lek is:
Gebruik de volgende procedure wanneer de banden voldoende zijn afge-
koeld.
● Controleer de bandenspanning en breng hem op het juiste niveau.
● Als het waarschuwingslampje zelfs na enkele minuten niet uitgaa t, contro-
leer dan of de bandenspanning in orde is en voer de initialisat ie uit.
( →Blz. 516)
Het waarschuwingslampje kan weer gaan branden wanneer bovenstaa nde
handelingen zijn uitgevoerd zonder eerst de banden voldoende te laten
afkoelen.
■ Het waarschuwingslampje lage band enspanning gaat mogelijk branden
door een natuurlijke oorzaak (aut o's met bandenspanningswaarsch u-
wingssysteem)
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk brand en door
een natuurlijke oorzaak, zoals het onvermijdelijke spanningsver lies dat op
den duur optreedt of een veranderde bandenspanning die veroorza akt wordt
door temperatuurveranderingen. In dat geval zal het waarschuwin gslampje
na een paar minuten uitgaan als de banden weer op de juiste spa nning
gebracht zijn.
■ Als een wiel wordt vervangen door een compact reservewiel (auto's met
compact reservewiel en bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Het compacte reservewiel is niet voorzien van een bandenspannin gssensor
en -zender. Bij een lekke band zal het waarschuwingslampje lage banden-
spanning niet uitgaan, ook al is het wiel met de lekke band ver vangen door
het reservewiel. Vervang het reservewiel door het standaardwiel en breng de
band op de juiste spanning. Het waarschuwingslampje lage bandenspanning
zal na een paar minuten uitgaan.