Page 313 of 690

3124-2. Rijprocedures
Breng de auto volledig tot stilstand.
Activeer de parkeerrem (→Blz. 326) en zet de selectiehendel in
stand P.
Druk op de startknop.
Laat het rempedaal los en controleer of er niets meer wordt wee r-
gegeven op het display in het instrumentenpaneel.
De stand kan worden gewijzigd door op de startknop te drukken z on-
der het rempedaal in te trappen. (De stand verandert iedere kee r dat
op de knop wordt gedrukt.)
UIT
*
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
Het multi-informatiedisplay wordt
niet weergegeven.
Stand ACC
Sommige elektrische componen-
ten zoals het audiosysteem kun-
nen worden gebruikt.
POWER ON (contact AAN) wordt
op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
AAN
Alle elektrische componenten kun-
nen worden gebruikt.
POWER ON (contact AAN) wordt
op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
*: Als de selectiehendel niet in standP staat en het hybridesysteem
wordt uitgezet, wordt het contact in
stand ACC gezet in plaats van UIT.
Uitschakelen van het hybridesysteem
Wijzigen van de standen van het contact
1
2
3
4
1
2
3
Page 314 of 690

3134-2. Rijprocedures
4
Rijden
Als de selectiehendel niet in stand P staat en het hybridesysteem
wordt uitgezet, wordt het contact in plaats van UIT in stand AC C
gezet. Voer de volgende procedur e uit om het contact UIT te zetten:
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Zet de selectiehe ndel in stand P.
Controleer of “Turn Off Vehicle” (zet auto uit) op het multi-in forma-
tiedisplay wordt weergegeven en d ruk de startknop eenmaal in.
Controleer of “Turn Off Vehicle” (zet auto uit) op het multi-in forma-
tiedisplay uit is.
■ Auto power off-functie
Als het contact langer dan 20 minuten in stand ACC of langer da n een uur
AAN staat (hybridesysteem niet in werking) terwijl de selectieh endel in stand
P is staat, wordt het contact automatisch UIT gezet. Deze funct ie kan echter
niet geheel uitsluiten dat de 12V-accu ontladen raakt. Laat de auto niet gedu-
rende langere tijd in stand ACC of AAN staan terwijl het hybrid esysteem niet
in werking is.
■ Geluiden en trillingen die kenmer kend zijn voor een hybrideauto
→Blz. 79
■ Leegraken batterij elektronische sleutel
→Blz. 212
■ Als de buitentemperatuur laag is, bijvoorbeeld bij rijden in de winter
Als het hybridesysteem gestart wordt, knippert het controlelamp je READY
mogelijk lang. Bedien de auto niet totdat het controlelampje RE ADY continu
brandt. Continu branden betekent dat de auto in beweging kan ko men.
■ Omstandigheden die de werking kunnen beïnvloeden
→Blz. 209
■ Aanwijzingen voor de instapfunctie
→Blz. 210
■ Als het hybridesysteem niet kan worden ingeschakeld
●De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (→ Blz. 85)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/rep arateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundig e.
● Controleer of de selectiehendel goed in stand P staat. Mogelijk kan het
hybridesysteem niet worden gestart als de selectiehendel niet in stand P
staat. Er wordt een melding weergegeven op het multi-informatie display.
Uitschakelen van het hybridesysteem met de selectiehendel in
een andere stand dan P
1
2
3
4
Page 315 of 690

3144-2. Rijprocedures
■Stuurslot
Nadat het contact UIT is gezet en de portieren zijn geopend en gesloten,
wordt het stuurwiel vergrendeld met de stuurslotfunctie. Als u nogmaals op
de startknop drukt, wordt het stuurslot automatisch weer uitges chakeld.
■ Wanneer het stuurslot niet kan worden ontgrendeld
■ Oververhitting van de elektromotor van het stuurslot voorkomen
Om te voorkomen dat de elektromotor van het stuurslot oververhi t raakt, kan
de werking worden onderbroken als het hybridesysteem in korte t ijd herhaal-
delijk wordt in- en uitgeschakeld. Schakel het hybridesysteem i n dat geval
niet in of uit. Na ongeveer 10 seconden zal de elektromotor van het stuurslot
weer functioneren.
■ Als op het multi-informatiedisplay “Check Entry & Start System” (con-
troleer Smart entry-systeem met startknop) wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de aut o onmiddellijk
nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateu r of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Als het controlelampje R EADY niet gaat branden
Neem, als het controlelampje READY niet gaat branden nadat de juiste pro-
cedure voor het starten van de auto is gevolgd, direct contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere na ar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Wanneer er een storing in he t hybridesysteem aanwezig is
→Blz. 578
■ Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
→Blz. 543
■ Bedienen van de startknop
●Als de knop niet kort en krachtig wordt ingedrukt, wijzigt de s tand van het
contact mogelijk niet of wordt het hybridesysteem niet gestart.
● Als u probeert het hybridesysteem opnieuw te starten direct nad at het con-
tact UIT is gezet, dan start het hybridesysteem in sommige gevallen moge-
lijk niet. Wacht nadat u het contact UIT hebt gezet een paar seconden
voordat u het hybridesysteem opnieuw start.
Er wordt een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Controleer of de selectiehendel in stand P
staat. Druk op de startknop terwijl u het
stuurwiel naar links en rechts beweegt.
Page 316 of 690

3154-2. Rijprocedures
4
Rijden
■Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen
→Blz. 627
WAARSCHUWING
■ Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten alvorens het hybridesys teem te star-
ten. Trap onder geen enkele voorwaarde het gaspedaal in bij het starten
van het hybridesysteem.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij erns tig letsel kan
ontstaan.
■ Wees voorzichtig tijdens het rijden
Als een storing aan het hybridesysteem zich voordoet terwijl de auto rijdt,
vergrendel of open de portieren dan niet totdat de auto veilig en volledig tot
stilstand gekomen is. Als onder deze omstandigheden het stuursl ot wordt
geactiveerd, kan dit leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
■ Uitschakelen van het hybri desysteem in noodgevallen
Als u in een noodgeval het hybridesysteem tijdens het rijden wi lt stoppen,
houdt u de startknop langer dan 2 seconden ingedrukt of drukt u deze min-
stens 3 keer kort achter elkaar in. ( →Blz. 563)
Raak de startknop echter tijdens het rijden niet aan, behalve i n geval van
nood. Door het uitschakelen van het hybridesysteem tijdens het rijden ver-
liest u niet de controle over het stuurwiel of de remmen. De st uurbekrachti-
ging werkt echter niet meer. Hierdoor zal het sturen veel zwaar der gaan dan
normaal. Zet in dat geval de auto aan de kant zodra dit veilig kan.
Page 317 of 690

3164-2. Rijprocedures
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
● Laat het contact niet gedurende een langere periode in stand AC C of AAN
staan terwijl het hybridesysteem niet is ingeschakeld.
● Als POWER ON (contact AAN) op het multi-informatiedisplay wordt weer-
gegeven, is het contact niet UIT. Verlaat de auto nadat u het contact UIT
hebt gezet.
● Schakel het hybridesysteem niet uit als de selectiehendel in ee n andere
stand dan P staat. Als het hybridesysteem wordt uitgeschakeld m et de
selectiehendel in een andere stand wordt het contact niet UIT m aar in
stand ACC gezet. Als de auto wordt achtergelaten met het contac t in stand
ACC, kan de 12V-accu ontladen raken.
■ Starten van het hybridesysteem
Indien het hybridesysteem moeilijk start, laat uw auto dan onmi ddellijk con-
troleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateu r of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Symptomen die kunnen duiden op een defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken dan normaal, bijvoorbee ld als de
knop iets blijft hangen, kan de startknop defect zijn. Neem onm iddellijk con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Page 318 of 690

317
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
EV-modus
Schakelt EV-modus in/uit
Als de EV-modus wordt ingescha-
keld, gaat het controlelampje EV
MODE branden. Door in de EV-
modus de schakelaar in te druk-
ken, wordt teruggekeerd naar nor-
maal rijden (aandrijving door de
benzinemotor en de elektromotor
[tractiemotor]).
■Omstandigheden waarin de EV-mod us niet kan worden ingeschakeld
In de volgende gevallen kan de EV-modus mogelijk niet worden in gescha-
keld. Als de stand niet ingeschakeld kan worden, klinkt er een zoemer en ver-
schijnt er een melding op het multi-informatiedisplay.
● De temperatuur van het hybridesysteem is te hoog.
De auto heeft lang in de zon gestaan of na het oprijden van een helling, het
rijden met hoge snelheid, enz.
● De temperatuur van het hybridesysteem is te laag.
De auto heeft bijvoorbeeld lang in een omgeving met een tempera tuur lager
dan ongeveer 0 °C gestaan.
● De benzinemotor is aan het opwarmen.
● Het batterijpakket (tractiebatterij) is bijna leeg.
De resterende capaciteit van het batterijpakket die op de energ iemonitor
wordt aangegeven, is laag. ( →Blz. 128)
● Rijsnelheid is hoog.
● Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt of de auto rijdt op een he lling, enz.
● De voorruitverwarming is ingeschakeld.
In de EV-modus wordt er elektri sch vermogen geleverd door het
batterijpakket (tractiebatterij) en wordt alleen de elektromoto r
(tractiemotor) gebruikt voor de aandrijving van de auto.
Deze modus is geschikt voor het ' s nachts of in de vroege mor-
gen door woonwijken rijden of het rijden in een parkeergarage,
enz. zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over geluidsover-
last of uitlaatgassen.
Page 319 of 690

3184-2. Rijprocedures
■De EV-modus inschakelen wanneer de benzinemotor koud is
Als de benzinemotor nog koud is en het hybridesysteem wordt ges tart, wordt
na korte tijd automatisch de benzinemotor gestart, zodat deze o p tempera-
tuur kan komen. In dat geval kan de EV-modus niet worden ingesc hakeld.
Druk zodra het hybridesysteem is gestart en het controlelampje READY
brandt en voordat de benzinemotor start op de schakelaar EV MOD E om de
EV-modus in te schakelen.
■ Automatische uitschakeling van de EV-modus
Tijdens het rijden in de EV-modus, kan in de volgende gevallen automatisch
de benzinemotor worden gestart. Als de EV-modus wordt uitgescha keld,
klinkt een zoemer en knippert het controlelampje EV MODE, waarn a het uit-
gaat.
● Het batterijpakket (tractiebatterij) raakt leeg.
De resterende capaciteit van het batterijpakket die op de energ iemonitor
wordt aangegeven, is laag. ( →Blz. 128)
● Rijsnelheid is hoog.
● Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt of de auto rijdt op een he lling, enz.
Als het mogelijk is om de bestuurder vooraf over het automatisc h uitschake-
len te informeren, gebeurt dit met een melding op het multi-informatiedisplay.
■ Maximale rijafstand in EV-modus
De maximale rijafstand in de EV-modus varieert van een paar hon derd meter
tot ongeveer 1 km. Er zijn afhankelijk van de omstandigheden va n de auto
echter situaties waarbij de EV-modus niet kan worden gebruikt. (De maxi-
male rijafstand is afhankelijk van de laadtoestand van het batt erijpakket [trac-
tiebatterij] en de rijomstandigheden.)
■ Brandstofverbruik
Het hybridesysteem is ontworpen voor een zo laag mogelijk brand stofver-
bruik onder normale rijomstandigheden (aandrijving door benzine motor en
elektromotor [tractiemotor]). Als de EV-modus vaker wordt gebru ikt dan nodig
is, zal het brandstofverbruik hoger zijn.
WAARSCHUWING
■ Wees voorzichtig tijdens het rijden
Controleer tijdens het rijden in de EV-modus zorgvuldig de omge ving van
de auto. Omdat er geen motorgeluiden zijn, merken voetgangers, fietsers of
andere verkeersdeelnemers en voertuigen in de omgeving mogelijk niet dat
de auto wegrijdt of hen nadert. Wees dus tijdens het rijden ext ra alert.
Page 320 of 690
319
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
Hybridetransmissie
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en ver-
plaats de selectiehendel.
Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand voordat u schak elt tus-
sen stand P en D.
*1: Zet onder normale omstandigheden de selectiehendel in stand D voor een
zo laag mogelijk brandstofverbruik en een zo laag mogelijke gel uidspro-
ductie.
*2: Door in stand S een schakelbereik te selecteren, kunt u de mat e van acce-
lereren en afremmen op de motor beïnvloeden.
Bedienen van de selectiehendel
Doel van de schakelstanden
SchakelstandDoel en functie
PParkeren van de auto/inschakelen van het hybride-
systeem
RAchteruit
N
Neutraalstand
(Toestand waarbij het vermogen niet wordt overge-
bracht)
DNormaal rijden*1
SRijden in S-modus*2 ( →Blz. 321)