Page 369 of 690
3684-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Wanneer u snel een voorligger nadert
• Wanneer de voorzijde van de auto is verhoogd of verlaagd, bijvoorbeeld
op een ongelijk of glooiend wegdek
• Bij het naderen van objecten langs de kant van de weg, zoals vangrails,
elektriciteitspalen, bomen of muren
• Bij het rijden op een smalle rijbaan omringd door constructies , zoals een
tunnel of een stalen brug
• Als op de weg of naast de weg een metalen object (putdeksel, staalplaat, enz), stoep of uitsteeksel aanwezig is
• Wanneer er bij het begin van een
bocht een voertuig, voetganger
*2 of
object naast de weg aanwezig is
• Als een overstekende voetganger de auto zeer dicht nadert
*2
• Bij het onder lage constructies doorrij-den (laag plafond, verkeersbord,
enz.)
• Wanneer onder een object (billboard, enz.) boven op een helling door wordt
gereden
Page 370 of 690

3694-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
• Wanneer u snel een slagboom van een elektronisch tolpoortje, van een
parkeerterrein of een andere slagboom nadert
• Wassen in een autowasstraat
• Als de auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz. dat w ordt opge-
worpen door een voorligger
• Bij het rijden door stoom of rook
• Als er patronen of verf op de weg of op een muur aanwezig zijn /is die
kunnen/kan worden aangezien voor een voertuig of voetganger
*2
• Als wordt gereden in de buurt van een object dat radiogolven weerkaatst,
zoals een grote vrachtwagen of een vangrail
• Als wordt gereden in de buurt van een televisiezendmast, radiozender, elektriciteitscentrale of andere locatie waar sterke radiogolve n of elektro-
magnetische velden aanwezig zijn
*2: Voor de als regio B gespecificeerde landen/gebieden ( →Blz. 358) is de
voetgangerdetectiefunctie mogelijk niet beschikbaar.
■ Situaties waarin het systeem mogelijk niet goed werkt
●In sommige situaties, zoals onderstaande, wordt een voertuig mogelijk niet
gesignaleerd door de radarsensor en de camerasensor, waardoor h et sys-
teem niet goed werkt:
• Als een tegenligger uw auto nadert
• Als een voorligger een voertuig op twee wielen betreft
• Als u de zijkant of voorzijde van een auto nadert
• Als een voorligger een smalle achterzijde heeft, zoals een onb eladen
vrachtwagen
• Wanneer u door of onder objecten
door rijdt die de auto kunnen raken,
zoals hoog gras, boomtakken of een
spandoek
• Als de voorligger een lage achterzijde heeft, zoals een oprijwagen
Page 371 of 690

3704-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Als de voorligger een lading vervoert die uitsteekt voorbij de achterbum-
per
• Als de voorligger een onregelmatige vorm heeft, zoals een trac tor of een
zijspan
• Als de zon of ander licht rechtstreeks op een voorligger schij nt
• Als een voertuig de auto snijdt of plotseling opdoemt van naas t een ander
voertuig
• Als de voorligger een abrupte beweging maakt (zoals een uitwij kmanoeu-
vre, plotseling versnellen of afremmen)
• Bij het plotseling invoegen vlak achter een voorligger
• Bij het rijden onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld b ij zware
regenval, mist, sneeuw of een zandstorm
• Als de auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz. dat w ordt opge-
worpen door een voorligger
• Als u door een stoomwolk of rookwolk rijdt
• Wanneer er wordt gereden op een plek waar de helderheid van he t
omgevingslicht plotseling verandert, zoals bij het in- of uitrijden van een
tunnel
• Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de zon of de koplampen van tegemoetkomend verkeer, rechtstreeks in de camerasensor schijnt
• Wanneer de omgeving schemerig is, zoals bij zonsopgang of zons onder-
gang of in een tunnel
• Als de voorligger een extreem grote
bodemvrijheid heeft
• Als een voorligger zich niet direct voor uw auto bevindt
Page 372 of 690

3714-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
• Nadat het hybridesysteem is gestart en de auto een poosje heeft stilge-
staan
• Bij het links of rechts afslaan en een paar seconden na het li nks of rechts
afslaan
• Bij het rijden in een bocht en een paar seconden na het rijden in een
bocht
• Als uw auto in een slip raakt
• Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
• Als een ruitenwisserblad de camerasensor blokkeert
• De auto schommelt
• Er wordt gereden met extreem hoge snelheden
• Als op een helling wordt gereden
• Wanneer de radarsensor of de camerasensor niet goed is uitgeli jnd
● In sommige situaties, zoals onderstaande, wordt er mogelijk onv oldoende
remkracht gegenereerd, waardoor het systeem niet goed werkt:
• Als de remfuncties niet optimaal kunnen functioneren, bijvoorb eeld door-
dat onderdelen van het remsysteem extreem koud of warm, of nat zijn
• Als de auto niet goed onderhouden wordt (extreem versleten rem delen of
banden, onjuiste bandenspanning, enz.)
• Als er met de auto gereden wordt op grind of een andere gladde onder-
grond
• Wanneer de voorzijde van de auto is
verhoogd of verlaagd
Page 373 of 690

3724-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Sommige voetgangers, zoals hieronder beschreven, worden mogelijk niet
gesignaleerd door de radarsensor en de camerasensor, waardoor h et sys-
teem niet goed werkt
*2:
• Voetgangers kleiner dan ongeveer 1 m of groter dan ongeveer 2 m
• Voetgangers die ruimvallende kl eding (een regenjas, lange rok, enz.)
dragen waardoor hun silhouet vaag wordt
• Voetgangers die grote bagage dragen, een paraplu vasthouden, enz. die
een deel van hun lichaam verbergt
• Voetgangers die voorover buigen of hurken
• Voetgangers die een kinderwagen, rolstoel, fiets of ander voer tuig duwen
• Groepen voetgangers die dicht bij elkaar lopen
• Voetgangers die witte of felle kleding dragen
• Voetgangers in het donker, zoals 's nachts of in een tunnel
• Voetgangers die kleding dragen die bijna dezelfde kleur heeft en even licht is als de omgeving
• Voetgangers in de buurt van muren, hekken, vangrails of grote objecten
• Voetgangers die op een metalen object (putdeksel, staalplaat, enz.) op de weg staan
• Voetgangers die snel lopen
• Voetgangers die abrupt van snelheid veranderen
• Voetgangers die van achter een auto of een groot object vandaa n komen
• Voetgangers die zich heel dicht bij de zijkant van de auto (buitenspiegel, enz.) bevinden
*2: Voor de als regio B gespecificeerde landen/gebieden ( →Blz. 358) is de
voetgangerdetectiefunctie mogelijk niet beschikbaar.
Page 374 of 690

3734-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■Als het waarschuwingslampje PCS k nippert of gaat branden en er een
waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatied is-
play
Het Pre-Crash Safety-systeem is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is
mogelijk een storing aanwezig in het systeem.
● In de volgende situaties gaat het waarschuwingslampje uit, verd wijnt de
melding en wordt het systeem ingeschakeld wanneer de condities weer nor-
maal worden:
• Wanneer de radarsensor, de camerasensor of het gebied rondom de
sensor heet is, bijvoorbeeld als de auto in de zon staat
• Wanneer de radarsensor, de camerasensor of het gebied rondom de
sensor koud is, bijvoorbeeld in een extreem koude omgeving
• Wanneer een sensor voor vuil is of bedekt is met sneeuw, enz.
• Als het gedeelte van de voorruit vóór de camerasensor is beslagen of
wanneer er condens of ijs op de voorruit zit
(Ontwasemen van de voorruit: →Blz. 446)
• Als de camerasensor wordt geblokkeerd, bijvoorbeeld wanneer de motor-
kap open is of een sticker is bevestigd op de voorruit in de bu urt van de
camerasensor
● Als het waarschuwingslampje PCS blijft knipperen of branden, of als de
waarschuwingsmelding niet verdwijnt terwijl de auto weer in ord e is, is er
mogelijk een storing aanwezig in het systeem. Laat de auto onmi ddellijk
nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateu r of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Als de VSC wordt uitgeschakeld
●Als de VSC wordt uitgeschakeld ( →Blz. 428), worden ook het Pre-Crash
Brake Assist-systeem en de Pre-Crash Brake-functie uitgeschakeld.
● Het waarschuwingslampje PCS gaat branden en “VSC Turned Off Pre -
Crash Brake System Unavailable” (VSC uitgeschakeld, Pre-Crash B rake-
systeem niet beschikbaar) wordt weergegeven op het multi-inform atiedis-
play.
Page 375 of 690
3744-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LDA (Lane Depar ture Alert met
stuurregeling)
∗
Als wordt gereden op autowegen en snelwegen met witte (gele) lijnen
waarschuwt deze functie de bestuurder als de auto de rijstrook dreigt
te verlaten en helpt hij om de auto in de rijstrook te houden d oor het
stuurwiel te bedienen.
Het LDA-systeem herkent zicht-
bare witte (gele) lijnen met de
camerasensor aan de bovenzijde
van de voorruit.
◆Werking Lane Departure Alert
Wanneer het systeem vaststelt
dat de auto de rijstrook dreigt te
verlaten, wordt een waarschu-
wing weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt de
waarschuwingszoemer om de
bestuurder te waarschuwen.
Wanneer de waarschuwings-
zoemer klinkt, controleer dan de
situatie op de weg en bedien het
stuurwiel voorzichtig om weer
naar het midden van de rijstrook
terug te keren.
∗: Indien aanwezig
Overzicht van functies
Functies die zijn opgenom en in het LDA-systeem
Page 376 of 690
3754-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
◆Stuurregelingsfunctie
Wanneer het systeem vaststelt
dat de auto de rijstrook dreigt te
verlaten, helpt het voor zover
nodig om de auto in de rijstrook
te houden door kortstondig het
stuurwiel licht te bedienen.
Voor Israël: Als het systeem sig-
naleert dat het stuurwiel een
bepaalde periode niet bediend is
of dat het stuurwiel niet stevig
wordt vastgehouden, wordt een
waarschuwing weergegeven op
het multi-informatiedisplay en
klinkt de waarschuwingszoemer.
Behalve voor Israël: Als het sys-
teem signaleert dat het stuurwiel
een bepaalde periode niet
bediend is of dat het stuurwiel
niet stevig wordt vastgehouden,
wordt een waarschuwing weer-
gegeven op het multi-informatie-
display en wordt de functie
tijdelijk uitgeschakeld.