Page 625 of 690

6247-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
WAARSCHUWING
■Rijden om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig te verdelen
● Rijd langzaam en voorzichtig. Wees extra voorzichtig bij het ma ken van
bochten.
● Als de auto niet rechtuit rijdt of als u merkt dat het stuurwie l naar één kant
trekt, brengt u de auto tot stilstand en controleert u het volgende:
• Toestand van de band. De band kan van de velg zijn afgelopen.
• Bandenspanning. Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm
2 of bar,
19 psi) of lager is, is de band mogelijk ernstig beschadigd.
OPMERKING
■ Een noodreparatie uitvoeren
● Een band mag alleen met de bandenreparatieset worden gerepareer d
indien de beschadiging is veroorzaakt door perforatie van het l oopvlak
door een scherp voorwerp, zoals een spijker of een schroef.
Verwijder de spijker of de schroef niet uit de band. Door het verwijderen
van de spijker of de schroef kan het gat groter worden waardoor de band
niet meer tijdelijk gerepareerd kan worden.
● De reparatieset is niet waterbestendig. Zorg dat de bandenrepar atieset
niet in aanraking komt met water, bijvoorbeeld bij gebruik tijd ens regen.
● Zet de bandenreparatieset niet op een stoffige ondergrond, zoal s in het
zand of in de berm. Als de reparatieset stof e.d. opzuigt, kunn en er storin-
gen optreden.
■ Gebruik van de bandenreparatieset
● De reparatieset heeft als voeding 12V-gelijkstroom nodig. Sluit de repara-
tieset niet aan op andere voedingsbronnen.
● Als er benzinedruppels op de reparatieset terechtkomen, kan de set defect
raken. Zorg dat de set niet met benzine in aanraking kan komen.
● Berg de reparatieset op in de bagageruimte, buiten bereik van k inderen.
● Demonteer de reparatieset niet en breng geen wijzigingen aan. S tel
onderdelen als de bandenspanningsmeter niet bloot aan schokken. Hier-
door kunnen storingen optreden.
■ Voorkomen van schade aan de band enspanningssensoren en -zenders
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werke n de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op m et een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere na ar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Vervang na het gebruik van ban-
denreparatievloeistof de bandenspanningssensor en -zender wanneer de
band wordt gerepareerd of vervangen. ( →Blz. 515)
Page 626 of 690

6257-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
Als het hybridesyste em niet kan worden
gestar t
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
● De elektronische sleutel werkt mogelijk niet goed. ( →Blz. 627)
● Er is mogelijk onvoldoende brandstof aanwezig in de tank.
Vul de brandstoftank. ( →Blz. 82)
● Er kan een storing aanwezig z ijn in de startblokkering. (→Blz. 85)
● Er kan een storing aanwezig z ijn in het stuurslotsysteem.
● Het hybridesyste em van de motor is mogelijk defect als gevolg v an
een elektrische storing, zoals een ontladen batterij van de ele ktroni-
sche sleutel of een defecte zeke ring. Er bestaat echter, afhankelijk
van het soort storing, een noodm aatregel om het hybridesysteem
te starten. ( →Blz. 626)
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
● De 12V-accu is moge lijk te ver ontladen. (→Blz. 630)
● De accuklemmen zitten mogeli jk los of zijn gecorrodeerd.
( → Blz. 509)
Het niet starten van het hybridesysteem kan verschillende oor-
zaken hebben. Raadpleeg het vo lgende overzicht en onderneem
de bijpassende acties:
Het hybridesysteem kan niet worden gestart, ook al is de start-
procedure correct uitgevoerd. ( →Blz. 311)
De interieurverlichting en de koplampen gaan zwakker branden
of de claxon maakt gee n of weinig geluid.
Page 627 of 690

6267-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
● De 12V-accu is moge lijk te ver ontladen. (→Blz. 630)
● Een of beide accuklemme n kunnen loszitten. (→Blz. 509)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/rep ara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste d es-
kundige als het probleem niet verholpen kan worden of als de
reparatieprocedure niet bekend is.
Wanneer het hybridesysteem niet start maar de startknop normaal
werkt, kan het systeem aan de hand van de volgende stappen voor lo-
pig worden gestart:
Gebruik deze startprocedur e alleen in noodgevallen.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehe ndel in stand P.
Zet het contact in stand ACC.
Houd de startknop g edurende 15 seconden ingedrukt terwijl het
rempedaal stevig wordt ingetrapt.
Ook als het hybridesysteem met behulp van deze stappen kan wor-
den gestart, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. L aat de
auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa rateur
of een andere naar behoren gek walificeerde en uitgeruste deskun -
dige.
De interieurverlichting en de koplampen gaan niet branden of de
claxon maakt geen geluid.
Noodstartfunctie
1
2
3
4
Page 628 of 690
6277-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt
Gebruik de mechanische sleutel
( → Blz. 134) om de volgende han-
delingen uit te voeren:
Vergrendelen van alle portieren
Ontgrendelen van alle portieren
Als de communicatie tussen de e lektronische sleutel en de auto
is verbroken ( →Blz. 212) of de elektronische sleutel niet kan
worden gebruikt omdat de batterij leeg is, werken het Smart
entry-systeem met startknop en de afstandsbediening niet. In
dergelijke gevallen kunnen de portieren en de achterklep wor-
den geopend of kan het hybridesysteem worden gestart volgens
onderstaande procedure.
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren
1
2
Page 629 of 690
6287-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Controleer of de selectiehendel in stand P staat en trap het re mpe-
daal in.
Houd de zijde van de elektroni-
sche sleutel met het Toyota-
logo tegen de startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gedetecteerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via
de persoonlijke voorkeursinstellin-
gen, wordt het contact in stand
ACC gezet.
Trap het rempedaal stevig in en controleer of op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven.
Druk op de startknop.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/rep ara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste d es-
kundige als het hybri desysteem nog steeds n iet kan worden gestart.
Starten van het hybridesysteem
1
2
3
4
Page 630 of 690

6297-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
■Uitschakelen van het hybridesysteem
Zet de selectiehendel in stand P en druk op de startknop zoals u normaal
doet bij het uitschakelen van het hybridesysteem.
■ Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een noodmaatregel is, wordt geadviseerd de batterij
van de elektronische sleutel zo snel mogelijk te laten vervange n als deze ont-
laden is. ( →Blz. 543)
■ Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld als de mechanische sle utel wordt
gebruikt om de portieren te vergrendelen.
Het alarm kan worden geactiveerd als een portier met de mechani sche sleu-
tel wordt ontgrendeld terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld.
■ Wijzigen van de standen van het contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens stap hierboven op de st artknop.
Het hybridesysteem wordt niet ingeschakeld en de stand verander t iedere
keer dat de knop wordt ingedrukt. ( →Blz. 312)
■ Als de elektronische sleutel niet goed werkt
●Controleer of het Smart entry-systeem met startknop niet is uit geschakeld
via de persoonlijke voorkeursinstellingen. Is de functie uitges chakeld, scha-
kel hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstelli ngen:
→Blz. 662)
● Controleer of de energiebesparende functie voor de batterij is ingeschakeld.
Is de functie ingeschakeld, schakel hem dan uit. ( →Blz. 208)
3
Page 631 of 690
6307-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als de 12V-accu is ontladen
Als u de beschikking hebt over een set startkabels en een tweed e
voertuig met een 12V-ac cu, kunt u uw auto starten met behulp va n de
onderstaande hulpstartprocedure.
Controleer of u de elektroni-
sche sleutel bij u hebt.
Als u de startkabels aansluit, kan
het alarm afgaan of kunnen de por-
tieren worden vergrendeld, afhan-
kelijk van de situatie. ( →Blz. 110)
Open de motorkap (→Blz. 498)
en het deksel van de zekerin-
genkast.
Open het deksel van de speci-
ale hulpstartaansluiting.
Als de 12V-accu van de auto ont laden is, kan het hybridesys-
teem met behulp van de onde rstaande procedures worden
gestart.
U kunt contact ook opnemen met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
1
2
3
Page 632 of 690

6317-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
Sluit de startkabels als volgt aan:
Sluit de positieve startkabel aan op de speciale hulpstartaansl ui-
ting van uw auto.
Sluit de andere zijde van de positieve startkabel aan op de pos i-
tieve accupool (+) van de tweede auto.
Sluit de negatieve startkabel aan op de negatieve accupool (-)
van de tweede auto.
Sluit de andere zijde van de negatieve startkabel aan op de aut o
met de ontladen accu op een stevig, stilstaand, niet gelakt met a-
len punt, ver weg van de hulpstartaansluiting en bewegende
delen, zoals aangegeven in de afbeelding.
Start de motor van de tweede auto. Verhoog het motortoerental i ets
en laat de motor gedurende ongeveer 5 minuten met het ver-
hoogde toerental draaien om de 12V-accu van uw auto op te laden .
Open en sluit een van de portieren terwijl het contact UIT staat.
Laat de motor van de tweede auto met een iets verhoogd toerenta l
draaien en start het hybridesysteem van uw auto door het contac t
AAN te zetten.
Controleer of het controlelampje READY gaat branden. Neem als
het controlelampje niet gaat branden contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behor en
gekwalificeerde en ui tgeruste deskundige.
Verwijder de startkabels als het hybridesysteem gestart is in exact
de omgekeerde volgorde van aansluiten.4
4
1
2
3
1
2
3
4
5
6
7
8
9