Page 377 of 690
3764-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
◆Waarschuwing voor slingeren
Wanneer de auto slingert of
meerdere malen de rijstrook
dreigt te verlaten, klinkt de
waarschuwingszoemer en
wordt een melding weergege-
ven op het multi-informatiedis-
play om de bestuurder te
waarschuwen.
Page 378 of 690

3774-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
WAARSCHUWING
■Voordat u het LDA-systeem gebruikt
Vertrouw niet uitsluitend op het LDA-systeem. Het LDA-systeem i s geen
systeem dat de auto automatisch bestuurt of de hoeveelheid aand acht die
moet worden besteed aan het gebied vóór de auto beperkt. De bes tuurder
dient altijd volledige verantwoordelijkheid te nemen voor een v eilig rijgedrag
door de omgeving steeds goed in de gaten te houden en het stuur wiel te
bedienen om de rijrichting van de auto te corrigeren. De bestuu rder moet
ook zorgen voor voldoende pauzes als hij moe is, bijvoorbeeld a ls hij lan-
gere tijd heeft gereden.
Als u niet op de juiste manier rijdt en niet goed oplet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
■ Onbedoelde werking van het LDA-systeem voorkomen
Als u het LDA-systeem niet gebruikt, zet het systeem dan uit me t de toets
LDA.
■ Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van het LDA-syste em
Gebruik het LDA-systeem niet in de volgende situaties.
Het systeem werkt mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden tot een ongeval
waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
● Er is/zijn een reservewiel, sneeuwkettingen, enz. gemonteerd.
● Als de banden erg versleten zijn of als de bandenspanning te la ag is.
● Er worden banden gebruikt met verschillende structuren of profielen of
van verschillende fabrikanten of merken.
● Er bevinden zich naast de weg objecten die onterecht kunnen wor den
aangezien voor witte (gele) lijnen (vangrails, stoepranden, ref lecterende
palen, enz.).
● Er wordt gereden op een met sneeuw bedekte weg.
● Witte (gele) lijnen zijn moeilijk te zien door regen, sneeuw, m ist, stof, enz.
● Tijdens wegreparaties bevinden zich asfaltreparatiemarkeringen, witte
(gele) lijnmarkeringen, enz. op de weg.
● Er wordt gereden in een tijdelijke rijstrook of een smalle rijs trook door weg-
werkzaamheden.
● Er wordt gereden op een wegdek dat glad is door regenachtig wee r,
sneeuwval, vorst, enz.
● Er wordt gereden op andere wegen dan autowegen en snelwegen.
● Er wordt gereden in een gebied met wegwerkzaamheden.
● Er wordt met een aanhangwagen gereden of er wordt een andere auto
gesleept.
Page 379 of 690

3784-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Druk op de toets LDA om het
LDA-systeem in te schakelen.
Het controlelampje LDA gaat bran-
den en er wordt een melding weer-
gegeven op het multi-
informatiedisplay.
Druk nogmaals op de toets LDA
om het LDA-systeem uit te schake-
len.
Als het LDA-systeem wordt in- of
uitgeschakeld, blijft de status van
het LDA-systeem de volgende keer
dat het hybridesysteem wordt
gestart ongewijzigd.
WAARSCHUWING
■Voorkomen van storingen in het LDA-systeem en onbedoeld uitge-
voerde handelingen
● Breng geen wijzigingen aan de koplampen aan en plak geen sticke rs op
het lampglas.
● Breng geen wijzigingen aan de wielophanging, enz. aan. Als onde rdelen
van de wielophanging moeten worden vervangen, neem dan contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een a ndere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
● Monteer of plaats geen voorwerpen op de motorkap of de grille. Monteer
ook geen accessoires aan de voorzijde van de auto (bullbars, en z.).
● Als uw voorruit gerepareerd moet worden, neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere na ar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Inschakelen van het LDA-systeem
Page 380 of 690

3794-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
Controlelampje LDA
Aan de hand van de verlich-
tingsstatus van de indicator
wordt de bestuurder geïnfor-
meerd over de bedrijfsstatus
van het systeem.
Brandt wit:
LDA-systeem is in werking.
Brandt groen:
Stuurassistentie van de stuurrege-
lingsfunctie is in werking.
Knippert oranje:
Lane Departure Alert-functie is in
werking.
Display werking van ondersteuning stuurwielbediening
Geeft aan de stuurassistentie v an de stuurregelingsfunctie in w er-
king is.
Display werking Lane Departure Alert-functie
Wordt weergegeven wanneer het multi-informatiedisplay wordt
overgeschakeld op het informatiescherm voor ondersteunende sys-
temen.
Meldingen op het multi-informatiedisplay
1
2
3
Binnenzijde van de weergege-
ven witte lijnen is witBinnenzijde van de weergege-
ven witte lijnen is zwart
Dit geeft aan dat het systeem
witte (gele) lijnen herkent. Als de
auto de rijstrook verlaat, knippert
de witte lijn die wordt weergege-
ven aan de zijde waar de auto de
strook verlaat oranje. Dit geeft aan dat het systeem
witte (gele) lijnen niet kan her-
kennen of tijdelijk
is uitgescha-
keld.
Page 381 of 690

3804-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Voorwaarden voor werking van de functies
●Werking Lane Departure Alert
Deze functie werkt wanneer aan alle onderstaande voorwaarden wo rdt vol-
daan.
• De LDA is ingeschakeld.
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
• Het systeem herkent witte (gele) lijnen.
• De breedte van de rijstrook is ten minste ongeveer 3 m.
• De richtingaanwijzerschakelaar wordt niet bediend.
• Er wordt gereden op een rechte weg of in een flauwe bocht met een
straal van meer dan ongeveer 150 m.
• Er worden geen systeemstoringen gesignaleerd. ( →Blz. 382)
● Stuurregelingsfunctie
Deze functie werkt wanneer niet alleen aan alle werkingsvoorwaa rden voor
de Lane Departure Alert-functie wordt voldaan, maar ook aan all e onder-
staande voorwaarden.
• De instelling voor “Steering Assist” (stuurassistentie) in op het
multi-informatiedisplay is “On” (aan). ( →Blz. 659)
• Er wordt niet in een vastgestelde mate of sneller geaccelereerd of gede- celereerd.
• Het stuurwiel wordt niet bediend met een stuurkracht die gesch ikt is voor
het veranderen van rijstrook.
• Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS werken niet.
• De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• De waarschuwing handen van het s tuurwiel wordt niet weergegeven.
( → Blz. 381)
● Waarschuwing voor slingeren
Deze functie werkt wanneer aan alle onderstaande voorwaarden wo rdt vol-
daan.
• De instelling voor “Sway Warning” (waarschuwing voor slingeren ) in
op het multi-informatiedisplay is “On” (aan). ( →Blz. 659)
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
• De breedte van de rijstrook is ten minste ongeveer 3 m.
• Er worden geen systeemstoringen gesignaleerd. ( →Blz. 382)
■ Tijdelijk uitschakelen van functies
Als niet langer aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan, wordt een functie
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld. Als echter weer aan de werkin gsvoorwaarden
wordt voldaan, wordt de werking van de functie automatisch herv at.
( →Blz. 380)
■ Stuurregelingsfunctie
Afhankelijk van de rijsnelheid, de situatie rondom het verlaten van de rij-
strook, de wegomstandigheden, enz. merkt de bestuurder mogelijk niet dat
de functie in werking is of werkt de functie mogelijk helemaal niet.
Page 382 of 690

3814-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■Werking Lane Departure Alert
De waarschuwingszoemer is mogelijk slecht te horen door geluide n van bui-
ten, afspelen van muziek, enz.
■ Waarschuwing handen van het stuurwiel
Israël: Als het systeem oordeelt dat de bestuurder zijn handen van het stuur-
wiel heeft genomen terwijl de stuurregelingsfunctie in werking is, wordt een
waarschuwingsmelding weergegeven op het multi-informatiedisplay .
Als de bestuurder zijn handen van het stuurwiel blijft houden, klinkt er een
zoemer en wordt er een waarschuwingsmelding weergegeven. Deze w aar-
schuwing werkt op dezelfde wijze als de bestuurder het stuurwie l licht blijft
vasthouden. Afhankelijk van de wegomstandigheden, enz. wordt de functie
echter mogelijk niet uitgeschakeld.
Behalve voor Israël: Als het systeem oordeelt dat de bestuurder zijn handen
van het stuurwiel heeft genomen terwijl de stuurregelingsfuncti e in werking is,
wordt een waarschuwingsmelding weergegeven op het multi-informa tiedis-
play.
Als de bestuurder zijn handen van het stuurwiel blijft houden, wordt een waar-
schuwingsmelding weergegeven en wordt de functie tijdelijk uitg eschakeld.
Deze waarschuwing werkt op dezelfde wijze als de bestuurder het stuurwiel
licht blijft vasthouden. Afhankelijk van de wegomstandigheden, enz. wordt de
functie echter mogelijk niet uitgeschakeld.
■ Er bevinden zich maar aan één kant van de weg witte (gele) lijnen
Het LDA-systeem zal niet werken voor de zijde waar geen witte (gele) lijnen
konden worden herkend.
■ Omstandigheden waaronder de functies mogelijk niet goed werken
In de volgende situaties signaleert de camerasensor witte (gele ) lijnen moge-
lijk niet en werken verschillende functies mogelijk niet normaa l.
● Er zijn schaduwen op de weg die parallel lopen aan de witte (ge le) lijnen of
deze bedekken.
● Er wordt met de auto gereden in een gebied zonder witte (gele) lijnen, zoals
voor een tolboom of kaartautomaat of op een kruising.
● De witte (gele) lijnen zijn onderbroken of er zijn verhoogde ri jstrookmarke-
ringen of stenen aanwezig.
● De witte (gele) lijnen zijn niet of moeilijk te zien door zand, enz.
● Er wordt met de auto gereden op een wegdek dat nat is door rege n, plas-
sen, enz.
● De verkeerslijnen zijn geel (waardoor ze mogelijk moeilijker te herkennen
zijn dan witte lijnen).
● De witte (gele) lijnen lopen over een stoeprand, enz.
● Er wordt met de auto gereden op een helder oppervlak, zoals bet on.
● Er wordt met de auto gereden op een oppervlak dat helder is als gevolg van
gereflecteerd licht, enz.
Page 383 of 690

3824-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Er wordt met de auto gereden in een gebied waar de helderheid p lotseling
verandert, zoals bij in- en uitgangen van tunnels.
● Licht van de koplampen van een tegenligger, de zon, enz. dringt de camera
binnen.
● Er wordt met de auto gereden op een plaats waar de weg zich spl itst, wegen
samenkomen, enz.
● Er wordt gereden op een helling.
● Er wordt gereden op een weg die naar links of rechts helt of op een bochtige
weg.
● Er wordt gereden op een onverharde of ongelijkmatige weg.
● Er wordt gereden in een scherpe bocht.
● De rijstrook is zeer smal of breed.
● De auto helt sterk over door het vervoeren van zware bagage of door een
onjuiste bandenspanning.
● De afstand tot de voorligger is extreem kort.
● De auto beweegt vaak op en neer ten gevolge van de wegomstandig heden
tijdens het rijden (slechte wegen of naden in het wegdek).
● De koplampglazen zijn vuil en laten 's nachts weinig licht door , of de licht-
bundel wijkt af.
● De auto heeft last van zijwind.
● De auto is net van rijstrook gewisseld of een kruising overgest oken.
● Er zijn winterbanden, enz. gemonteerd.
■ Waarschuwingsmeldingen
Waarschuwingsmeldingen worden gebruikt om een storing in het sy steem
aan te geven of om de bestuurder tijdens het rijden te waarschu wen.
( →Blz. 579)
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen
De volgende instellingen kunnen worden gewijzigd.
Raadpleeg Blz. 657 voor de manier waarop u de instellingen kunt wijzigen.
FunctieInformatie instellingen
Werking Lane Departure AlertAfstellen gevoeligheid waarschuwing
StuurregelingsfunctieIn- en uitschakelen van stuurassistentie
Waarschuwing voor slingerenIn- en uitschakelen van functie
Afstellen gevoeligheid waarschuwing
Page 384 of 690

383
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
RSA (Road Sign Assist)∗
De RSA herkent bepaalde ver-
keersborden door gebruik te
maken van de camerasensor en
voorziet de bestuurder via het
multi-informatiedisplay van infor-
matie.
Als het systeem vaststelt dat de snelheidslimiet wordt overschreden,
of wanneer er bijvoorbeeld verbode n acties ten opzichte van de her-
kende verkeersborden worden uitgevoerd, wordt de bestuurder m.b .v.
een waarschuwingsdisplay en w aarschuwingszoemer gewaar-
schuwd
*.
*: U kunt deze instelling aan uw persoonlijke voorkeur aanpassen.
∗: Indien aanwezig
Overzicht van de functie
Camerasensor
WAARSCHUWING
■ Voordat u de RSA gebruikt
Vertrouw niet uitsluitend op het RSA-systeem. De RSA is een sys teem dat
de bestuurder ondersteunt middels het bieden van informatie, ma ar het is
geen vervanging van het eigen inzicht en de oplettendheid van d e bestuur-
der. Rijd voorzichtig door altijd goed op de verkeersregels te letten.
Onjuist of nalatig rijgedrag kan resulteren in een ongeval.