Page 329 of 690
3284-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Zonder sensor koplampregelingDe parkeerlichten voor,
achterlichten, kenteken-
plaat- en dashboardver-
lichting gaan branden.
De koplampen en alle hier-
boven genoemde verlich-
ting gaan branden.
De dagrijverlichting wordt
ingeschakeld. ( →Blz. 330)
Druk bij ingeschakelde koplam-
pen de hendel van u af om het
grootlicht in te schakelen.
Door de hendel weer in de midden-
stand te zetten, wordt het grootlicht
weer uitgeschakeld.
Trek de hendel naar u toe en
laat deze meteen weer los om
één keer met het grootlicht te
knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de koplampen in- of uitgeschakeld.
1
2
3
Inschakelen van het grootlicht
1
2
Page 330 of 690
3294-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
De koplamphoogte kan worden afgestemd op het aantal passagiers in
de auto en de mate van belading.
Verlagen van de koplamp-
hoogte
Verhogen van de koplamp-
hoogte
■Aanwijzing voor instellen van de koplamphoogte
Draaiknop koplampverstel ling (indien aanwezig)
1
2
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagageStand knopInzittendenHoeveelheid bagage
BestuurderGeen0
Bestuurder en
voorpassagierGeen0
Alle zitplaatsen bezetGeen1,5
Alle zitplaatsen bezetMaximale belading3
BestuurderMaximale belading4,5
Page 331 of 690

3304-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Dankzij dit systeem kunnen de koplampen gedurende 30 seconden
worden ingeschakeld wanneer het contact UIT wordt gezet.
Trek nadat u het contact UIT hebt
gezet de hendel naar u toe en laat
hem los terwijl de lichtschakelaar
in de stand of staat.
Trek de hendel naar u toe en laat
hem weer los om de verlichting uit
te schakelen.
■Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers,
wordt de dagrijverlichting automatisch ingeschakeld als het hyb ridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordt gedeactiveerd met de licht schakelaar
uit of in de stand . (Brandt helderder dan de parkeerlichten vo or.) Dagrij-
verlichting is niet ontworpen voor gebruik in het donker.
■ Sensor koplampregeling (indien aanwezig)
Follow Me Home-systeem
De werking van de sensor kan in nega-
tieve zin beïnvloed worden als er iets over
de sensor heen geplaatst wordt of als er
iets op de ruit wordt aangebracht waar-
door de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist functio-
neert.
Page 332 of 690

3314-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
■Automatisch uitschakelsysteem verlichting
Type A
● Wanneer de lichtschakelaar in de stand of staat:
De koplampen en de mistlampen vóór worden uitgeschakeld nadat h et con-
tact UIT is gezet.
● Wanneer de lichtschakelaar in de stand staat:
De verlichting wordt uitgeschakeld nadat het contact UIT is gezet.
Type B
● De koplampen en de mistlampen vóór worden uitgeschakeld nadat h et con-
tact UIT is gezet.
Zet, om de verlichting weer in te schakelen, het contact AAN of zet de licht-
schakelaar een keer in stand UIT of zet de lichtschakelaar een keer in stand
en daarna terug in stand of .
■ Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer als het contact UIT wordt gezet en het bes tuurderspor-
tier wordt geopend terwijl de verlichting is ingeschakeld.
■ Automatische verticale koplampverstelling (indien aanwezig)
De koplamphoogte wordt automatisch geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van belading om verblinding va n andere
weggebruikers door de koplampen te voorkomen.
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstelli ngen:
→Blz. 663)
OPMERKING
■ Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat de verlichting niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk i s als het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
Page 333 of 690

3324-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Automatic High Beam-systeem∗
Duw de hendel van u af terwijl de
lichtschakelaar in de stand
staat.
Het controlelampje van het Auto-
matic High Beam-systeem gaat
branden als de koplampen auto-
matisch worden ingeschakeld om
aan te geven dat het systeem is
ingeschakeld.
∗: Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem maakt gebruik van een inge-
bouwde camerasensor om de hel derheid van bijvoorbeeld de
straatverlichting en de verlichti ng van tegenliggers en voorlig-
gers te meten, en schakelt indien nodig automatisch het groot-
licht in of uit.
WAARSCHUWING
■ Beperkingen van het Automatic High Beam-systeem
Vertrouw niet uitsluitend op het Automatic High Beam-systeem. R ijd altijd
voorzichtig, houd hierbij de omgeving in de gaten en schakel in dien nodig
handmatig het grootlicht in of uit.
■ Voorkomen van onjuiste werking van het Automatic High Beam-sys-
teem
Voorkom overbelading van uw auto.
Inschakelen van het Automatic High Beam-systeem
Page 334 of 690
3334-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
■Dimlicht inschakelen
Trek de hendel naar u toe,
zodat deze in de oorspronke-
lijke stand terugkomt.
Het controlelampje van het
Automatic High Beam-systeem
dooft.
Duw de hendel van u af om het
Automatic High Beam-systeem
weer in te schakelen.
■
Grootlicht inschakelen
Zet de lichtschakelaar in stand .
Het controlelampje van het
Automatic High Beam-systeem
dooft en het controlelampje van
het grootlicht gaat branden.
Handmatig in- en uitsch akelen van het grootlicht
Page 335 of 690

3344-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
■Voorwaarden voor het automatisch in- of uitschakelen van het grootlicht
● Als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan, wordt het gro otlicht
automatisch ingeschakeld (na ongeveer 1 seconde):
• De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 40 km/h.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
• Er zijn geen tegenliggers of voorliggers met ingeschakelde kop lampen of
achterlichten.
• Er bevinden zich weinig straatlantaarns op de weg voor u.
● Als aan een van onderstaande voorwaarden is voldaan, wordt het grootlicht
automatisch uitgeschakeld:
• De rijsnelheid wordt lager dan ongeveer 30 km/h.
• Het gebied voor de auto is verlicht.
• Tegenliggers of voorliggers hebben de koplampen of achterlicht en inge-
schakeld.
• Er bevinden zich veel straatlantaarns op de weg voor u.
■ Informatie werking camerasensor
●In de volgende situaties wordt het grootlicht mogelijk niet aut omatisch uitge-
schakeld:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de eigen auto invoegt
• Als tegenliggers of voorliggers aan het zicht zijn onttrokken als gevolg
van een reeks bochten, wegafscheidingen of bomen langs de weg
• Wanneer tegenliggers opdoemen uit de rechter tegemoetkomende r ij-
strook op een brede weg
• Wanneer er tegenliggers of voorliggers met uitgeschakelde verl ichting
zijn
● Het grootlicht wordt mogelijk uitgeschakeld als een tegenligger wordt gesig-
naleerd die zijn mistlampen aan heeft terwijl zijn koplampen uit zijn.
● Door de aanwezigheid van huisverlichting, straatverlichting, ve rkeerslichten
of verlichte billboards of verkeersborden wordt mogelijk gescha keld van
grootlicht naar dimlicht of blijft het dimlicht mogelijk ingesc hakeld.
● De volgende factoren kunnen van invloed zijn op de reactietijd voor het in-
of uitschakelen van het grootlicht:
• De helderheid van koplampen, mistlampen en achterlichten van t egenlig-
gers en voorliggers
• De beweging en richting van tegenliggers en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of voorligger slechts aan één kant werkt
• Als een tegenligger of voorligger een voertuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingspercentage, bochten, toestand van het
wegdek, enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveelheid bagage
● Het grootlicht kan op voor de bestuurder onverwachte momenten w orden
in- en uitgeschakeld.
Page 336 of 690

3354-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
●Fietsen of vergelijkbare objecten worden mogelijk niet gesignal eerd.
● In de onderstaande situaties kan het systeem de helderheid van het omge-
vingslicht mogelijk niet juist signaleren. Hierdoor blijven de dimlichten moge-
lijk branden of zorgt het grootlicht mogelijk voor problemen bi j voetgangers,
tegenliggers of voorliggers of anderen. In dergelijke gevallen moet handma-
tig worden geschakeld tussen grootlicht en dimlicht.
• Bij slecht weer (regen, mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Het zicht door de voorruit wordt belemmerd door damp, wasem, i js, vuil,
enz.
• De voorruit is gebarsten of beschadigd.
• De camerasensor is vervormd of vuil.
• De temperatuur van de camerasensor is extreem hoog.
• De helderheid van het omgevingslicht komt overeen met die van koplam-
pen, achterlichten of mistlampen.
• Tegenliggers hebben de koplampen niet ingeschakeld of de kopla mpen
zijn vuil, hebben een andere kleur of zijn niet correct afgeste ld.
• In gebieden waar lichte en donkere stukken elkaar afwisselen.
• Als geregeld en herhaaldelijk over stijgende en dalende wegen wordt
gereden, of over wegen met een slecht of oneffen wegdek (zoals klinker-
wegen, zandwegen, enz.).
• Als geregeld en herhaaldelijk ov er bochtige wegen wordt gereden.
• Er bevindt zich een sterk spiegelend voorwerp, zoals een spieg el, voor
de auto.
• De achterzijde van een voorligger is sterk spiegelend, zoals een contai-
ner op een truck.
• De koplampen van de auto zijn beschadigd of vuil.
• De auto helt naar één kant over door bijvoorbeeld een lekke band of ligt
aan de achterzijde wat lager doordat een aanhangwagen is aangek op-
peld.
• Er wordt herhaaldelijk en op een abnormale manier geschakeld t ussen
dimlicht en grootlicht.
• De bestuurder meent dat andere bestuurders of voetgangers last hebben
van het grootlicht.
■ Als een waarschuwingsmelding van het Automatic High Beam-systee m
wordt weergegeven
Dit kan duiden op een storing in het systeem. Neem contact op m et een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere na ar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen
Het Automatic High Beam-systeem kan worden uitgeschakeld.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstelli ngen:
→Blz. 663)