3074-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
■Als de aanhangwagen slingert
Een of meerdere factoren (sterke zijwind, passerende voertuigen , een slecht
wegdek, enz.) kunnen een negatieve invloed hebben op de stabiliteit van de
auto met een aanhangwagen, waardoor instabiliteit kan worden ve roorzaakt.
● Als de aanhangwagen begint te slingeren:
• Pak het stuurwiel stevig vast. Blijf rechtuit sturen.
Probeer de aanhangwagen niet onder controle te krijgen door aan het
stuurwiel te draaien.
• Laat het gaspedaal onmiddellijk maar zeer geleidelijk los om snelheid te
minderen.
Ga niet harder rijden. Rem niet.
Als u geen extreme correcties uitvoert met sturen of remmen, zullen uw
auto en de aanhangwagen stabiliseren (als de Trailer Sway Contr ol is inge-
schakeld, kan dit helpen de auto en aanhangwagen te stabilisere n).
● Zodra de aanhangwagen niet meer slingert:
• Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand. Laat alle i nzittenden uit-
stappen.
• Controleer de banden van de auto en de aanhangwagen.
• Controleer de lading in de aanhangwagen. Controleer of de lading niet is gaan schuiven.
Zorg dat het trekhaakgewicht in orde is, indien mogelijk.
• Controleer de lading in de auto. Controleer of de auto niet te zwaar beladen is nadat de inzitte nden zijn
ingestapt.
Als u geen probleem kunt vaststellen, ligt de snelheid waarbij de aanhang-
wagen ging slingeren hoger dan de limiet van de combinatie auto -aanhang-
wagen.
Rijd met een lagere snelheid om instabiliteit te voorkomen. Houd er reke-
ning mee dat het slingeren van de aanhangwagen verergert naarmate de
rijsnelheid van de auto hoger is.
OPMERKING
■ Als de achterbumperversterking van aluminium is
Controleer of het stalen deel van de trekhaak niet direct in co ntact komt met
het aluminium.
Als staal en aluminium met elkaar in contact komen, ontstaat er een reactie
die te vergelijken is met corrosie, waardoor het desbetreffende gedeelte
verzwakt wordt en er schade kan ontstaan. Breng daarom op het contact-
vlak een roestwerend middel aan.
4264-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
◆E-Four (elektronisch on-demand AWD-systeem)
(AWD-uitvoeringen)
Schakelt afhankelijk van de rijomstandigheden automatisch van
voorwielaandrijving naar vierwielaandrijving (AWD), wat bijdraa gt
aan betrouwbaar rijgedrag en st abiliteit. Voorbeelden van omstan-
digheden waaronder het systeem overschakelt op AWD zijn het
nemen van bochten, heuvelopwaarts rijden, wegrijden of accelere -
ren en als het wegoppervlak glad is ten gevolge van sneeuw,
regen, enz.
◆Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt ingetrapt, gaan de alarmknip -
perlichten automatisch knipper en om het achteropkomende ver-
keer te waarschuwen.
◆Trailer Sway Control
Helpt de bestuurder om de aanhangwagen weer onder controle te
krijgen door op afzonderlijke wielen remdruk uit te oefenen en het
koppel te verminderen wanneer wordt gesignaleerd dat de aan-
hangwagen slingert.
Trailer Sway Control is onderdeel van het VSC-systeem en werkt
niet als het VSC is uitges chakeld of een storing heeft.
4274-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
Het controlelampje Traction Con-
trol knippert wanneer de TRC/
VSC/ABS/Trailer Sway Control in
werking is.
Als u met uw auto vast komt te zitten in modder of sneeuw, kan het
TRC-systeem het aandrijfvermogen van het hybridesysteem naar de
wielen beperken. Als u dan op drukt, kunt u de auto waarschijn -
lijk makkelijker los krijgen door te ‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door
snel in te drukken en weer
los te laten.
“Traction Control Turned Off”
(Traction Control uitgeschakeld)
wordt op het multi-informatiedis-
play weergegeven.
Druk nogmaals op om het sys-
teem weer in te schakelen.
Als de TRC/VSC/ABS/Trailer Sway Control in werking is
Uitschakelen van het TRC-systeem
4284-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Uitschakelen van de TRC, VSC en Trailer Sway Control
Schakel de TRC, VSC en Trailer Sway Control uit door langer da n 3
seconden ingedrukt te houden terwijl de auto stilstaat.
“Traction Control Turned Off” (Traction Control uitgeschakeld) wordt weerge-
geven en het controlelampje VSC OFF gaat branden.
*
Druk nogmaals op om de systemen weer in te schakelen.
*: Bij auto's met het Pre-Crash Safety-systeem worden ook het Pre -Crash
Brake Assist-systeem en het Pre-Crash Brake-systeem uitgeschakeld. Het
waarschuwingslampje PCS gaat branden en de melding wordt op het multi-
informatiedisplay weergegeven. ( →Blz. 358)
■ Wanneer de melding wordt weergeg even op het multi-informatiedisplay
dat de TRC is uitgeschakeld, zelfs al is de schakelaar VSC OFF niet inge-
drukt
De TRC en Hill Start Assist Control kunnen niet worden bediend. Neem con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Bijgeluiden en trillingen die ver oorzaakt worden door de ABS-, Brake
Assist-, VSC-, Trailer Sway Control-, TRC- en Hill Start Assist Control-
systemen
De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen als bovenstaand e syste-
men in werking zijn. Geen van deze verschijnselen duidt op een storing.
● Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurinrichting.
● Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektromotor
hoorbaar zijn.
● Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als h et antiblokkeer-
systeem geactiveerd is.
● Het rempedaal kan iets verder naar beneden bewegen als het anti blokkeer-
systeem geactiveerd is.
■ Werkingsgeluiden ECB
In de volgende gevallen zijn mogelijk werkingsgeluiden van de E CB te horen.
Dit duidt echter niet op een storing.
● Werkingsgeluiden vanuit de motorruimte die zich voordoen wannee r het
rempedaal wordt bediend.
● Wanneer het bestuurdersportier wordt geopend, kan aan de voorzijde van
de auto een geluid hoorbaar zijn dat afkomstig is van het remsy steem.
● Werkingsgeluiden vanuit de motorruimte die hoorbaar zijn wannee r na het
uitschakelen van het hybridesysteem 1 of 2 minuten zijn verstre ken.
4294-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. D it is normaal en duidt niet op een storing.
■ Automatisch opnieuw inschakelen van de TRC, VSC en Trailer Sway
Control
Als de TRC, VSC en Trailer Sway Control zijn uitgeschakeld, worden ze auto-
matisch opnieuw ingeschakeld in de volgende situaties:
● Het contact wordt UIT gezet.
● Als alleen het TRC-systeem wordt uitgeschakeld, wordt de TRC we er inge-
schakeld zodra de rijsnelheid toeneemt.
Als de TRC, VSC en Trailer Sway Control zijn uitgeschakeld, wor den deze
niet automatisch weer ingeschakeld als de rijsnelheid toeneemt.
■ Gereduceerde bekrachtiging door het EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het EPS-systeem wordt gereduceer d om het
systeem tegen oververhitting te beschermen als er gedurende lan gere tijd
veel stuurbewegingen worden uitgevoerd. Hierdoor kan de besturi ng zwaar
aanvoelen. Probeer als dat het geval is minder frequent te stur en of breng de
auto tot stilstand en schakel het hybridesysteem UIT. Het EPS-s ysteem moet
binnen 10 minuten weer normaal werken.
■ Voorwaarden voor werking Hill Start Assist Control
Als aan de volgende vier voorwaarden wordt voldaan, werkt de Hi ll Start
Assist Control:
● De selectiehendel staat in een andere stand dan P of N (bij het vooruit/ach-
teruit bergop wegrijden).
● De auto staat stil.
● Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
● De parkeerrem is niet geactiveerd.
■ Automatisch uitschakelen van Hill Start Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de volgende situaties uitgeschakeld:
●De selectiehendel wordt in stand P of N gezet.
● Het gaspedaal wordt ingetrapt.
● De parkeerrem wordt geactiveerd.
● Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat het rempedaal is l osgelaten.
4304-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
■Het ABS werkt niet effectief als
● De maximale grip van de banden overschreden wordt (bijvoorbeeld ver-
sleten banden op een weg die bedekt is met sneeuw).
● Er sprake is van aquaplaning bij hoge snelheid op een nat of gl ad wegdek.
■ De remweg met ABS in werking kan langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg van de auto te verkorten . Houd
altijd voldoende afstand tot uw voorligger, met name in de volgende geval-
len:
● Als wordt gereden op wegen met grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
● Als wordt gereden met sneeuwkettingen
● Als wordt gereden op slechte wegen
● Als wordt gereden over wegen met diepe gaten of andere grote oneffen-
heden
■ De TRC werkt mogelijk niet effectief als
Het insturen van de juiste richting en het overbrengen van de aandrijfkracht
kunnen op een gladde weg niet onder alle omstandigheden gereali seerd
worden, zelfs niet als het TRC-systeem in werking is.
Rijd voorzichtig met de auto onder omstandigheden waarbij de st abiliteit en
de aandrijfkracht verloren kunnen gaan.
■ Hill Start Assist Control werkt niet effectief als
● Vertrouw niet uitsluitend op de Hill Start Assist Control. De H ill Start Assist
Control werkt mogelijk niet effectief op steile hellingen en op met ijs
bedekte wegen.
● In tegenstelling tot de parkeerrem is de Hill Start Assist Cont rol niet
bedoeld om de auto gedurende langere tijd op zijn plaats te hou den.
Gebruik de Hill Start Assist Control niet om de auto op een hel ling op zijn
plaats te houden omdat dat kan leiden tot een ongeval.
■ Als de TRC/de VSC/het ABS/de Trailer Sway Control is geactiveer d
Het controlelampje Traction Control knippert. Rijd altijd voorz ichtig. Roeke-
loos rijgedrag kan leiden tot ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig als het
controlelampje knippert.
4314-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
WAARSCHUWING
■Als de TRC/VSC/Trailer Sway Control is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw snelheid aan de conditie van he t wegdek
aan. Schakel de TRC/VSC/Trailer Sway Control alleen in geval va n nood
uit, aangezien deze systemen zorg dragen voor de voertuigstabil iteit en het
aandrijfvermogen.
■ Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben, van hetzelfde m erk zijn en
hetzelfde profiel en draagvermogen hebben. Controleer verder of alle ban-
den de aanbevolen spanning hebben.
De ABS, TRC, VSC en Trailer Sway Control werken niet goed als e r ver-
schillende banden onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/rep arateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor
meer informatie over het vervangen van de wielen of banden.
■ Omgaan met banden en wielophanging
Problemen met de banden of wijzigingen aan de wielophanging heb ben
een negatief effect op de ondersteunende systemen en kunnen een storing
veroorzaken.
■ Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot Trailer Sway Control
Het Trailer Sway Control-systeem kan het slingeren van de aanhangwagen
niet in alle gevallen verminderen. Afhankelijk van diverse fact oren, waaron-
der de staat van de auto, de aanhangwagen, het wegoppervlak en de
omgeving waarin wordt gereden, kan het Trailer Sway Control-sys teem
minder goed werken. Raadpleeg de handleiding van uw aanhangwage n
voor meer informatie over het op de juiste wijze trekken van uw aanhang-
wagen.
■ Als de aanhangwagen slingert
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
● Pak het stuurwiel stevig vast. Blijf rechtuit sturen.
Probeer de aanhangwagen niet onder controle te krijgen door aan het
stuurwiel te draaien.
● Laat het gaspedaal onmiddellijk maar zeer geleidelijk los om snelheid te
minderen.
Ga niet harder rijden. Rem niet.
Als u geen extreme correcties uitvoert met sturen of remmen, zu llen uw
auto en de aanhangwagen stabiliseren. ( →Blz. 307)
5737-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
Controlelampje Traction Control
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het VSC-systeem;
• De Trailer Sway Control;
•De TRC; of
• De Hill Start Assist Control
Het lampje gaat knipperen wanneer de TRC, de VSC, het
ABS of de Trailer Sway Control in werking is.
→Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje laag brandstofniveauGeeft aan dat de resterende hoeveelheid brandstof onge-
veer 8,4 liter of minder is
→ Vul de brandstoftank.
Controlelampje (waarschuwi ngszoemer) veiligheidsgor-
del
*2
Waarschuwt de bestuurder en/of voorpassagier dat de
veiligheidsgordel vastgemaakt dient te worden.
→ Doe de veiligheidsgordel om.
Als er iemand op de voorpassagiersstoel zit, moet
ook de veiligheidsgordel voor de voorpassagier wor-
den vastgemaakt, waarna het waarschuwingslampje
(de waarschuwingszoemer) uitgaat.
(In het
middelste dash- boardpaneel)
Controlelampjes (waarschuw ingszoemer) veiligheids-
gordel achterpassagiers
*2
Waarschuwt de achterpassagiers om de veiligheidsgordel
om te doen
→ Doe de veiligheidsgordel om.
Centraal waarschuwingslampje
Een zoemer klinkt en het waarschuwingslampje gaat
branden en knippert om aan te geven dat het centrale
waarschuwingssysteem een storing heeft gesignaleerd.
→ Blz. 578
Waarschu-
wingslampjeWaarschuwingslampje/details/handelingen