Page 385 of 690
3844-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Nadat een verkeersbord door de camerasensor is herkend, wordt het
op het multi-informatiedisplay weergegeven wanneer de auto het ver-
keersbord passeert.
● Wanneer de informatie van het
ondersteunende systeem wordt
geselecteerd, kunnen er maxi-
maal 3 verkeersborden worden
weergegeven. ( →Blz. 124)
● Wanneer andere informatie dan
van het ondersteunende sys-
teem wordt geselecteerd, wordt
een verkeersbord met de snel-
heidslimiet of een verkeers-
bord voor einde van alle
verboden weergegeven.
(→ Blz. 124)
Er wordt geen verkeersbord
voor een inhaalverbod of met de
snelheidslimiet met een aanvul-
lend teken weergegeven. Als er
echter andere verkeersborden
dan die met de maximaal toege-
stane snelheid worden herkend,
worden deze trapsgewijs weer-
gegeven onder het verkeers-
bord met de maximaal toege-
stane snelheid.
Weergave op het multi-informatiedisplay
Page 386 of 690
3854-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
De volgende soorten verkeersborden, inclusief elektronische ver-
keersborden en knipperende ve rkeersborden, worden herkend.
Niet-officiële (niet aan het Verdrag van Wenen voldoende) of re cente-
lijk geïntroduceerde ver keersborden worden mogelijk niet herkend.
*: Als de richtingaanwijzers bij het wisselen van rijstrook niet worden
bediend, wordt het teken niet weergegeven.
Soorten herkende verkeersborden
SoortMulti-informatiedisplay
Begin/einde snelheidslimiet
Snelheidslimiet
met aanvullend
teken
(Gelijktijdig met snelheidslimiet
weergegeven)
(Voorbeeld display)
Nat
Regen
IJs
Oprit/afrit*
Er is een aanvul- lend teken
(Inhoud wordt niet herkend)
Begin/einde inhaalverbod
Einde alle verboden
(Einde van alle verboden. Terugkeer
naar de standaard verkeersregelge- ving.)
Page 387 of 690

3864-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
In de volgende situaties waarschuwt het RSA-systeem de bestuurder
m.b.v. een waarschuwingsdisplay.
● Wanneer de rijsnelheid de drempelwaarde voor de snelheidswaar-
schuwing in relatie tot de maxi mumsnelheid op het op het multi-
informatiedisplay weergegeven verkeersbord overschrijdt, veran-
dert de kleur van het verkeersbord.
● Als wordt gesignaleerd dat uw auto een ander voertuig inhaalt t er-
wijl er een verkeersbord voor een inhaalverbod wordt weergegeve n
op het multi-informatiedisplay, gaat het verkeersbord knipperen .
Afhankelijk van de situatie wordt de verkeerssituatie (richting en snel-
heid van het verkeer en hoeveelh eid verkeer) mogelijk niet goed
gesignaleerd en werkt het waarschuwingsdisplay mogelijk niet go ed.
■Automatisch uitschakelen van weergave verkeersborden RSA
In de volgende situaties worden een of meer verkeersborden auto matisch uit-
geschakeld.
● Een nieuw verkeersbord wordt over een bepaalde afstand niet herkend.
● De weg verandert als gevolg van een afslag naar links of rechts, enz.
■ Omstandigheden waaronder de functie mogelijk niet goed werkt of niet
goed signaleert
In de volgende situaties werkt de RSA niet normaal en worden ve rkeersbor-
den mogelijk niet herkend, worden onjuiste verkeersborden weerg egeven,
enz. Dit duidt echter niet op een storing.
● De camerasensor is niet goed uitgelijnd doordat de sensor, enz. is blootge-
steld aan hevige schokken.
● Er zit(ten) vuil, sneeuw, stickers, enz. op de voorruit in de b uurt van de
camerasensor.
● Onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenva l, mist,
sneeuw of zandstormen
● Licht van een tegenligger, de zon, enz. dringt de camerasensor binnen.
● Het verkeersbord is vuil, vervaagd, gekanteld of krom of, in ge val van een
elektronisch verkeersbord, het contrast is slecht.
● Het verkeersbord gaat helemaal of gedeeltelijk verscholen achte r boombla-
deren, een paal, o.i.d.
● Het verkeersbord is alleen korte tijd zichtbaar voor de cameras ensor.
● De omgeving (bij afslaan, rijstr ookwisseling, enz.) wordt onjuist beoordeeld.
Waarschuwingsdisplay
Page 388 of 690

3874-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
●Ook wanneer een verkeersbord niet van toepassing is op de rijst rook waar
op dat moment op wordt gereden, staat dit bord wel direct na ee n vertakking
van de snelweg of bij een aangrenzende rijstrook net voordat ri jstroken
samenkomen.
● Er zitten stickers op de achterzijde van de voorligger.
● Er wordt een verkeersbord herkend dat lijkt op een verkeersbord dat com-
patibel is met het systeem.
● Er wordt met de auto in een land gereden waar het verkeer aan d e andere
kant rijdt.
● Mogelijk worden verkeersborden met de snelheidslimiet voor para llelwegen
gesignaleerd en weergegeven (wanneer deze in het zicht van de c amera-
sensor staan) terwijl de auto op de hoofdweg rijdt.
● Mogelijk worden verkeersborden met de maximaal toegestane snelh eid
voor afslagen van rotondes gesignaleerd en weergegeven (wanneer deze in
het zicht van de camerasensor staan) terwijl de auto op de rotonde rijdt.
● De snelheidsinformatie die op het instrumentenpaneel wordt weer gegeven
verschilt mogelijk met de informatie die wordt weergegeven op h et naviga-
tiesysteem (indien aanwezig) als gevolg van de gebruikte kaartgegevens
van het navigatiesysteem.
■ Rijden in een land met een andere eenheid voor snelheid
Aangezien de RSA verkeersborden herkent aan de hand van de inge stelde
eenheid voor snelheid, is het noodzakelijk om de ingestelde een heid van het
instrumentenpaneel te wijzigen. Stel de ingestelde eenheid van het instru-
mentenpaneel in op de eenheid van snelheid van de verkeersborde n op de
actuele locatie. ( →Blz. 660)
■ In-/uitschakelen van het systeem
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumentenpanee l
en selecteer op het multi-informatiedisplay.
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumentenpanee l,
selecteer en druk vervolgens op .
Selecteer “Road Sign Assist” en druk vervolgens op .
■ Weergave verkeersbord snelheidslimiet
Als het contact de laatste keer UIT werd gezet terwijl er een v erkeersbord
met de maximaal toegestane snelheid op het multi-informatiedisp lay werd
weergegeven, wordt datzelfde verkeersbord weer weergegeven wann eer het
contact AAN wordt gezet.
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de drempelwaarde voor de wa arschu-
wing voor te hard rijden) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstelli ngen:
→Blz. 660)
1
2
3
Page 389 of 690
3884-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Dynamic Radar Cruise Control∗
Wanneer de afstandsregelmodus is ingeschakeld, accelereert en
decelereert de auto automatisch overeenkomstig de veranderingen in
snelheid van de voorligger, zelfs wanneer het gaspedaal niet wo rdt
ingetrapt. In de constante-snelheidsregelmodus rijdt de auto me t een
constante snelheid.
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control op autowegen en snelwe-
gen.
● Afstandsregelmodus ( →Blz. 391)
● Constante-snelheidsregelmodus ( →Blz. 396)
Indicatoren
Ingestelde snelheid
Display
Afstandsschakelaar
Cruise contro l-schakelaar
∗: Indien aanwezig
Overzicht van functies
1
2
3
4
5
Page 390 of 690

3894-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
WAARSCHUWING
■Voor het gebruik van de Dy namic Radar Cruise Control
Voor veilig rijden is alleen de bestuurder verantwoordelijk. Ve rtrouw niet
alleen op het systeem en rijd voorzichtig door altijd goed op d e omgeving te
letten.
Het Dynamic Radar Cruise Control-systeem biedt ondersteuning bi j het rij-
den om de bestuurder te ontlasten. Er zijn echter grenzen aan d e geboden
ondersteuning.
Stel de geschikte snelheid in op basis van de snelheidslimiet, de verkeersin-
tensiteit, de wegcondities, de weersomstandigheden, enz. De bes tuurder is
verantwoordelijk voor het controleren van de ingestelde snelhei d.
Zelfs als het systeem normaal werkt, kan de door het systeem ge signa-
leerde status van de voorligger afwijken van de door de bestuur der waarge-
nomen status. Daarom moet de bestuurder altijd alert blijven, h et gevaar
van elke situatie inschatten en veilig rijden. Volledig afgaan op het systeem
of aannemen dat het systeem de veiligheid garandeert tijdens het rijden kan
leiden tot een ongeval met ernstig letsel als gevolg.
■ Waarschuwingen met betrekking tot de ondersteunende systemen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht, aangezien er gre nzen
zijn aan de door het systeem geboden ondersteuning.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor e rnstig letsel
kan ontstaan.
● De bestuurder helpen bij het meten van de volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control dient alleen ter ondersteuning van de
bestuurder bij het bepalen van de volgafstand tussen de eigen a uto en
een bepaalde voorligger. Het systeem is niet bedoeld om zorgelo os of roe-
keloos rijgedrag te rechtvaardigen en kan de bestuurder ook nie t helpen
tijdens het rijden bij slecht zicht. Het blijft noodzakelijk da t de bestuurder
zelf de omgeving van de auto goed in de gaten houdt.
● De bestuurder helpen bij het bepalen van de juiste volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control bepaalt of de volgafstand tusse n de
eigen auto en een bepaalde voorligger binnen een vastgelegd ber eik ligt.
Het systeem kan geen andere beoordelingen maken. Het is daarom strikt
noodzakelijk dat u zelf alert blijft en inschat of een situatie mogelijk gevaar-
lijk is.
● De bestuurder helpen bij het bedienen van de auto
Het Dynamic Radar Cruise Control-systeem kan geen aanrijdingen met
een voorligger voorkomen. Daarom dient u wanneer er gevaar drei gt
direct de controle over de auto te nemen en juist te handelen om de veilig-
heid van alle betrokkenen te garanderen.
Page 391 of 690

3904-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
■Voorkomen van onbedoeld activeren van de Dynamic Radar Cruise
Control
Schakel het Dynamic Radar Cruise Control-systeem uit met de toe ts ON-
OFF als het niet wordt gebruikt.
■ Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de Dynamic Ra dar
Cruise Control
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control niet in de volgende sit uaties.
Als u dat wel doet, wordt de snelheid mogelijk niet goed gerege ld, waardoor
een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
● Op wegen met voetgangers, fietsers, enz.
● In druk verkeer
● Op wegen met scherpe bochten
● Op slingerende wegen
● Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
● Op steile afdalingen of bij afwisselend sterk dalende en sterk stijgende
wegen
Bij het afdalen van een helling kan de rijsnelheid de geprogram meerde
snelheid overschrijden.
● Op invoegstroken van autowegen en snelwegen
● Als de weersomstandigheden zo slecht zijn dat ze een juiste signalering
door de sensoren onmogelijk zouden kunnen maken (mist, sneeuw, zand-
storm, zware regenval, enz.)
● Als er regen, sneeuw, enz. op de voorzijde van de radarsensor of de
camerasensor zit
● In verkeersomstandigheden waarbij herhaaldelijk accelereren en decele-
reren noodzakelijk is
● Bij het rijden met een aanhangwagen of tijdens het slepen in ee n noodge-
val
● Als er vaak een naderingswaarschuwing hoorbaar is
Page 392 of 690

3914-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
In deze modus registreert een radarsensor of er binnen ongeveer 100
meter voor u een voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens gebru ikt om
de afstand tussen uw auto en de voorligger te berekenen en een
geschikte afstand tu ssen uw auto en de vo orligger te handhaven.
Let erop dat de afstand tot uw voorligger kleiner wordt als u e en lange hel-
ling afrijdt.
Voorbeeld van het rijden me t een constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingeste ld. De
gewenste tussenafstand kan tevens met de afstandsschakelaar wor den
ingesteld.
Voorbeeld van deceleratie en het volgen van een auto
Wanneer een voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem automa-
tisch de snelheid van uw auto. Als de snelheid nog meer moet wo rden
gereduceerd, schakelt het systeem het remsysteem in (de remlich ten gaan
dan branden). Het systeem regelt de snelheid van de auto zo dat de
afstand die de bestuurder heeft ingesteld tot de voorligger geh andhaafd
blijft. Als het systeem de snelheid niet genoeg kan verlagen om een veilige
afstand tot de voorligger te cr eëren, klinkt er een naderingswa arschuwing.
Voorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die langzamer rijden dan de inge-
stelde snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid totdat de ingestelde snelheid bereikt
wordt. Het systeem schakelt vervolgens weer over op het rijden met con-
stante snelheid.
Rijden in de afstandsregelmodus
1
2
3