1353-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
■Wanneer u de sleutel van de auto moet achterlaten bij een parkeerwach-
ter
Vergrendel indien nodig het dashboardkastje. ( →Blz. 459)
Verwijder de mechanische sleutel voor eigen gebruik en geef alleen de elek-
tronische sleutel aan de parkeerwachter.
■ Als u uw mechanische sleutels verliest
Een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een ander e naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kan een nieuwe ori ginele
mechanische sleutel maken met behulp van de andere originele me chani-
sche sleutel en het sleutelnummer op uw plaatje met sleutelnumm er. Bewaar
het plaatje met het sleutelnummer op een veilige plaats buiten de auto, bij-
voorbeeld in uw portemonnee.
■ Aan boord van een vliegtuig
Druk aan boord van een vliegtuig nooit op de knoppen van de sleutel met
afstandsbediening. Zorg dat de knoppen niet per ongeluk kunnen worden
ingedrukt als de sleutel zich bijvoorbeeld in uw tas bevindt. Als op de toetsen
van de sleutel wordt gedrukt, kunnen er radiogolven worden uitgezonden die
de werking van de vliegtuigsystemen kunnen verstoren.
■ Omstandigheden die de werking kunnen beïnvloeden
→Blz. 209
■ Batterij vervangen
→Blz. 543
■ Bevestiging van het aantal geregistreerde sleutels
Het aantal al geregistreerde sleutels kan worden bevestigd. Nee m voor meer
informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of herstell er/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Als een verkeerde sleutel wordt gebruikt
De slotcilinder zal vrij kunnen draaien.
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijvoorbeeld van de afstandsbediening) kunnen worden
gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstelli ngen:
→Blz. 661)
1853-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
OPMERKING
■Voorkomen van beschadiging van de sleutel
● Laat de sleutels niet vallen, stel ze niet bloot aan sterke sch okken en buig
ze niet.
● Stel de sleutels niet langdurig bloot aan hoge temperaturen.
● Voorkom dat de sleutels nat worden en reinig ze niet in een ult rasoon rei-
nigingsbad of iets dergelijks.
● Bevestig geen metaalhoudende of magnetische voorwerpen aan de sleu-
tels en houd de sleutels uit de buurt van dergelijke voorwerpen .
● Haal de sleutels niet uit elkaar.
● Plak geen stickers o.i.d. op het oppervlak van de elektronische sleutel.
● Houd de sleutels uit de buurt van apparaten die magnetische velden
opwekken (bijvoorbeeld televisietoestellen, audiosystemen, indu ctiekook-
platen en medische apparatuur, zoals laagfrequente therapeutisc he uitrus-
ting).
■ De elektronische sleutel bij u dragen
Houd de elektronische sleutel altijd ten minste 10 cm uit de bu urt van inge-
schakelde elektrische apparaten. Radiogolven die worden uitgezo nden
door elektrische apparaten die zich minder dan 10 cm van de ele ktronische
sleutel vandaan bevinden, kunnen de correcte werking van de sle utel hin-
deren.
■ In geval van storingen in het Sm art entry-systeem met startknop of
andere problemen met de sleutel
Breng uw auto, inclusief alle elektronische sleutels die bij uw auto zijn gele-
verd, naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur o f een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Wanneer u een elektro nische sleutel verliest
Als de elektronische sleutel zoek blijft, wordt het risico aanz ienlijk groter dat
de auto wordt gestolen. Ga onmiddellijk met alle overgebleven elektroni-
sche sleutels die bij uw auto zijn geleverd naar een erkende To yota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifice erde en uit-
geruste deskundige.
1993-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
Houd, om een onbedoelde bediening te voorkomen, de elektronische sleutel
buiten de laadruimte en het werkingsbereik (detectiegebied) of schakel de
touchless-sensor uit. ( →Blz. 659)
● Als er water op de onderzijde van het midden van de achterbumpe r terecht-
komt, bijvoorbeeld tijdens een zware regenbui of in een wasstra at
● Als er vuil wordt weggeveegd van de onderzijde van het midden v an de ach-
terbumper
● Als huisdieren of bewegende objecten plotseling in het gebied o nder de
achterbumper terechtkomen.
● Als geprobeerd worden een object uit het gebied onder het midden van de
achterbumper te verwijderen
● Als er een accessoire of autohoes wordt geplaatst of verwijderd
● Als geprobeerd wordt sneeuw, enz. onder het midden van de achte rbumper
te verwijderen
● Als de auto is geparkeerd in een gebied waar elektrische velden worden
opgewekt
● Wanneer de auto is geparkeerd in de buurt van objecten die kunn en bewe-
gen en in contact kunnen komen met de onderzijde van het midden van de
achterbumper, zoals gras of bomen
■ Situaties waarin de touchless-sensor niet goed werkt (auto's me t elek-
trisch bedienbare achterk lep met touchless-functie)
Gebruik de schakelaar achterklep openen, de toets van de elektr isch bedien-
bare achterklep of de afstandsbediening om de elektrisch bedien bare achter-
klep als de touchless-sensor in de volgende situaties niet werk t. (→Blz. 192)
● Als de achterbumper is blootgesteld aan een krachtige schok
● Als een externe bron van radiografische signalen de communicatie tussen
de auto en de elektronische sleutel verstoort ( →Blz. 209)
● Als er langdurig een grote hoeveelheid water op de onderzijde van het mid-
den van de achterbumper terechtkomt, bijvoorbeeld bij zware reg en
● Als de auto wordt gewassen en er langdurig water terechtkomt op de onder-
zijde van het midden van de achterbumper
● Als de onderzijde van het midden van de achterbumper bedekt is met mod-
der, sneeuw, ijs, enz.
● Als er een metalen object, enz., zoals een trekhaak, in de buur t van de
onderzijde van het midden van de achterbumper is geplaatst
● Als de auto enige tijd geparkeerd is in de buurt van objecten die kunnen
bewegen en in contact kunnen komen met de onderzijde van het mi dden
van de achterbumper, zoals gras of bomen
● Als de auto geparkeerd is in een gebied waar elektromagnetische velden
worden opgewekt, zoals op wegen met een elektrisch sneeuwsmelts ysteem
of parkeermeters
2083-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
■Alarmsignalen en waarschuwingen
Een combinatie van een in en buiten de auto hoorbaar alarm en w aarschu-
wingsmeldingen op het multi-informatiedisplay zorgen ervoor dat diefstal van
de auto en ongelukken door een onjuiste bediening worden voorko men.
Neem de juiste maatregelen als reactie op de waarschuwingsmeldi ngen op
het multi-informatiedisplay. ( →Blz. 578)
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctiep rocedures
beschreven in de gevallen waarin alleen het alarm klinkt.
■ Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de 12V-accu leeg raken wanneer de
auto gedurende langere tijd niet wordt gebruikt.
● In de volgende situaties kan het enige tijd duren voordat de po rtieren met
het Smart entry-systeem met startknop ontgrendeld kunnen worden .
• De elektronische sleutel bevindt zich gedurende 10 minuten of langer op
een afstand van ongeveer 2 m van de auto.
• Het Smart entry-systeem met startknop is gedurende 5 dagen of langer
niet gebruikt.
● Als het Smart entry-systeem met startknop gedurende 14 dagen of langer
niet gebruikt is, kunnen de portieren alleen via het bestuurder sportier wor-
den ontgrendeld. Pak in dat geval de greep van het bestuurdersp ortier vast
of gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
■ Energiebesparende functie voor de batterij van de elektronische sleutel
Wanneer de energiebesparende functie is ingeschakeld, loopt de batterij veel
minder snel leeg omdat de ontvangst van radiogolven door de elektronische
sleutel wordt gestopt.
AlarmSituatieCorrectieprocedure
Het buiten de auto
hoorbare alarm klinkt
één keer gedurende 5
secondenEr is geprobeerd de
auto te vergrendelen
terwijl er nog een por-
tier geopend was.
Sluit alle portieren en
vergrendel ze opnieuw.
Het alarm in de auto
klinkt continu
Het contact werd in
stand ACC gezet terwijl
het bestuurdersportier
was geopend (of het
bestuurdersportier
werd geopend terwijl
het contact in stand
ACC stond).
Zet het contact UIT en
sluit het bestuurders-
portier.
2093-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
■Omstandigheden die de werking kunnen beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop maakt gebruik van zwakke radiogol-
ven. In de volgende situaties kunnen storingen optreden in de communicatie
tussen de elektronische sleutel en de auto, waardoor het Smart entry-sys-
teem met startknop, de afstandsbediening en de startblokkering mogelijk niet
goed werken:
(Oplossingen: → Blz. 627)
● Wanneer de batterij van de elektronische sleutel leeg is
● In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogol-
ven of elektromagnetische velden aanwezig zijn
● Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos communicatiemiddel bij u draagt
● Wanneer de elektronische sleutel tegen een van de volgende metalen voor-
werpen wordt gehouden of erdoor wordt bedekt
• Kaarten met aluminiumfolie
• Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
• Metalen portemonnees of tassen
• Muntgeld
• Metalen handwarmers
• Media zoals CD's en DVD's
● Als er andere sleutels met afstandsbediening (die radiogolven u itzenden) in
de buurt gebruikt worden
● Als u de elektronische sleutel bij u draagt samen met de volgen de appara-
ten die radiogolven uitzenden
• De elektronische sleutel of een afstandsbediening van een ande re auto
die radiogolven uitzendt
• Computers of pda's
• Digitale audioapparatuur
• Draagbare spelcomputers
● Als een metalen coating of metalen voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
● Wanneer de elektronische sleutel in de buurt van een batterijlader of elek-
tronische apparaten wordt gehouden
Druk twee keer in terwijl u
ingedrukt houdt. Controleer of het contro-
lelampje van de elektronische sleutel 4
keer knippert.
Het Smart entry-systeem met startknop
kan niet worden gebruikt als de energie-
besparende functie voor de batterij is
ingeschakeld. Druk op een van de toetsen
van de elektronische sleutel om de functie
te annuleren.
2103-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
■Aanwijzing voor de instapfunctie
●Zelfs als de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende gevallen mogelijk niet juist:
• De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de ruit of buitenportier-
greep, te dicht bij de grond of te hoog als de portieren worden vergren-
deld of ontgrendeld.
• De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de grond of op een hoge plaats, of te dicht bij het midden van de achterbumper, als de achterklep
wordt geopend.
• De elektronische sleutel ligt op het dashboard, op de bagageaf dekking,
op de vloer of in een portiervak of het dashboardkastje wanneer het
hybridesysteem wordt gestart of de stand van het contact wordt gewij-
zigd.
● Laat de elektronische sleutel niet boven op het dashboard of in de buurt van
de portiervakken liggen wanneer u de auto verlaat. Afhankelijk van de ont-
vangst van de radiogolven wordt door de antenne mogelijk waarge nomen
dat de sleutel zich buiten de auto bevindt en kunnen de portieren worden
vergrendeld vanaf de buitenzijde, waardoor de elektronische sle utel moge-
lijk in de auto wordt opgesloten.
● Zolang de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt, kun-
nen de portieren door een willekeurige persoon worden vergrendeld en ont-
grendeld. De auto kan echter alleen worden ontgrendeld via de p ortieren die
de elektronische sleutel signaleren.
● Zelfs als de elektronische sleutel zich buiten de auto bevindt, kan het hybri-
desysteem mogelijk worden gestart als de elektronische sleutel zich in de
buurt van de ruit bevindt.
● Als de sleutel zich binnen het ontvangstgebied bevindt en er ee n grote hoe-
veelheid water op de portiergreep terechtkomt (bijvoorbeeld tij dens een
zware regenbui of het wassen van de auto), kunnen de portieren worden
ontgrendeld of vergrendeld. (Als de portieren niet worden geope nd en
gesloten, worden deze na ongeveer 30 seconden automatisch weer ver-
grendeld.)
● Als de afstandsbediening wordt gebruikt om de portieren te verg rendelen
terwijl de elektronische sleutel zich in de nabijheid van de auto bevindt,
bestaat de mogelijkheid dat de portieren niet ontgrendeld worde n door de
instapfunctie. (Gebruik de afstandsbediening om de portieren te ontgrende-
len.)
● Wanneer u de vergrendelsensor aanraakt terwijl u handschoenen d raagt,
kan de reactie van het systeem trager zijn of worden de portier en mogelijk
niet ontgrendeld. Trek de handschoenen uit en raak de vergrende lsensor
opnieuw aan.
● Wanneer de vergrendelactie is uitgevoerd met de vergrendelsensor, worden
maximaal tweemaal achter elkaar identificatiesignalen getoond. Vervolgens
worden geen identificatiesignalen gegeven. (indien aanwezig)
2123-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
■Leegraken batterij elektronische sleutel
●De standaard levensduur van de batterij is 1 - 2 jaar.
● Als de batterij bijna leeg is, klinkt een waarschuwingssignaal in de auto als
het hybridesysteem wordt uitgeschakeld. ( →Blz. 597)
● Omdat de elektronische sleutel altijd radiogolven ontvangt, raa kt de batterij
ook ontladen wanneer de elektronische sleutel niet wordt gebrui kt. De vol-
gende symptomen geven aan dat de batterij van de elektronische sleutel
mogelijk ontladen is. Vervang de batterij indien nodig. ( →Blz. 543)
• Het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbediening werkt
niet.
• Het detectiegebied wordt kleiner.
• Het LED-controlelampje in de sleutel gaat niet branden.
● Houd, om de levensduur van de batterij niet nodeloos te bekorte n, de elek-
tronische sleutel op een afstand van minimaal 1 m van de volgend e elektri-
sche apparaten met een magnetisch veld:
• Televisietoestellen
• Computers
• Mobiele telefoons, draadloze telefoons en batterijladers
• Oplaadapparatuur voor draadloze en mobiele telefoons
• Tafellampen
• Inductiekookplaten
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (van bijvoorbeeld het Smart entry-systeem met s tartknop)
kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstelli ngen:
→Blz. 661)
■ Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen
● Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren:
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel. ( →Blz. 186, 627)
● Starten van het hybridesysteem en wijzigen van de standen van h et contact:
→Blz. 628
● Uitschakelen van het hybridesysteem: →Blz. 312
2623-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
WAARSCHUWING
■Waarschuwing met betrekking tot b eïnvloeding van elektronische
apparatuur
● Mensen met geïmplanteerde pacemakers, CRT-pacemakers of geïmpla n-
teerde hartdefibrillatoren moeten voldoende afstand bewaren tot de anten-
nes van het Smart entry-systeem met startknop. ( →Blz. 207)
Radiogolven kunnen de werking van dergelijke apparatuur beïnvlo eden.
Indien nodig kan de instapfunctie worden uitgeschakeld. Neem vo or meer
informatie over bijvoorbeeld de frequentie van de radiogolven e n de
momenten waarop deze worden uitgezonden, contact op met een erk ende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behor en gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige. Raadpleeg vervolgens uw ar ts om na
te gaan of de instapfunctie moet worden uitgeschakeld.
● Gebruikers van elektrische medische apparatuur anders dan geïmp lan-
teerde pacemakers, CRT-pacemakers en geïmplanteerde hartdefibri llato-
ren moeten contact opnemen met de fabrikant van deze producten om te
informeren of radiosignalen invloed uitoefenen op de werking va n deze
apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte effecten hebben op de werking va n der-
gelijke medische apparatuur.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/rep arateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor
meer informatie over het uitschakelen van de instapfunctie.