INHOUDSOPGAVE2
Ter informatie .................................6
Over deze handleiding .................10
Zoekmethoden .............................11
Overzicht ......................................12
1-1. Voor een veilig gebruikVoordat u gaat rijden ...........30
Een veilig rijgedrag ..............32
Veiligheidsgordels................34
SRS-airbags ........................41
Aan/uit-schakelaar airbag ....51
Veiligheidsinformatie voor kinderen .....................53
Baby- en kinderzitjes ...........54
Plaatsen van baby- en kinderzitjes.........................65
Belangrijke voorzorgs- maatregelen in verband
met uitlaatgassen ..............75
1-2. Hybridesysteem Kenmerken hybridesysteem .................76
Voorzorgsmaatregelen hybridesysteem .................80
1-3. Antidiefstalsysteem Startblokkering .....................85
Supervergrendeling ...........107
Alarm .................................108 2. Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes en controlelampjes .......... 116
Meters en tellers................ 120
Multi-informatiedisplay ...... 124
Energiemonitor/ verbruiksscherm.............. 128
3-1. Informatie over sleutels Sleutels ............................. 134
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de
portieren
Portieren............................ 186
Achterklep ......................... 191
Smart entry-systeem met startknop .................. 207
3-3. Verstellen van de stoelen Voorstoelen ....................... 263
Achterstoelen .................... 265
Ergonomisch geheugen .... 268
Hoofdsteunen .................... 270
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Stuurwiel ........................... 273
Binnenspiegel.................... 275
Buitenspiegels ................... 277
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
Elektrisch bedienbare ruiten ............................... 280
Schuifdak .......................... 283
1Veiligheid en beveiliging
2Instrumentenpaneel
3Bediening van
elk onderdeel
14Overzicht
■Dashboard (auto's met linkse besturing)
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 311
Starten van het hybridesysteem/wijzigen
van de modi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 311, 312
Noodstop van het hybridesysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 563
Als het hybridesysteem niet gestart kan worden . . . . . . . . . . Blz. 625
Waarschuwingsmeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 594
Selectiehendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 319
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 319
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 564
Als de selectiehendel niet in een andere stand
kan worden gezet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 323
Tellers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 120
Aflezen van de tellers/instellen van de helderheid
van de dashboardverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 120
Waarschuwingslampjes/controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 116
Als de waarschuwingslampjes gaan branden . . . . . . . . . . . . Blz. 571
Multi-informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 124
Energiemonitor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 128
Als de waarschuwingsmeldingen worden weergegeven . . . . Blz. 5781
2
3
4
21Overzicht
■Dashboard (auto's met rechtse besturing)
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 311
Starten van het hybridesysteem/wijzigen
van de modi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 311, 312
Noodstop van het hybridesysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 563
Als het hybridesysteem niet gestart kan worden . . . . . . . . . . Blz. 625
Waarschuwingsmeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 594
Selectiehendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 319
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 319
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 564
Als de selectiehendel niet in een andere stand
kan worden gezet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 323
Tellers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 120
Aflezen van de tellers/instellen van de helderheid
van de dashboardverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 120
Waarschuwingslampjes/controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 116
Als de waarschuwingslampjes gaan branden . . . . . . . . . . . . Blz. 571
Multi-informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 124
Energiemonitor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 128
Als de waarschuwingsmeldingen worden weergegeven . . . . Blz. 5781
2
3
4
821-2. Hybridesysteem
Als er een storing in het hybridesysteem optreedt, of als het systeem
onjuist wordt bediend, wordt aut omatisch een melding weergegeven.
Lees de op het multi-informatie-
display weergegeven waarschu-
wingsmelding en volg de
aanwijzingen op. ( →Blz. 578)
■Als er een waarschuwingslampje g aat branden of een waarschuwings-
melding wordt weergegeven of a ls de 12V-accu wordt losgekoppeld
Mogelijk start het hybridesysteem niet. Probeer in dit geval he t systeem
opnieuw te starten. Neem als het controlelampje READY niet gaat branden
contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparate ur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Als de brandstof opraakt
Als de brandstof op is en het hybridesysteem niet kan worden ge start, vult u
de tank met ten minste de hoeveelheid benzine die nodig is om h et waar-
schuwingslampje laag brandstofniveau ( →Blz. 573) uit te laten gaan. Als er
slechts een kleine hoeveelheid brandstof in de tank zit, kan he t hybridesys-
teem mogelijk niet worden gestart. (De standaardhoeveelheid bra ndstof is
ongeveer 10,1 liter, als de auto op een vlakke ondergrond staat . Deze
waarde kan afwijken als de auto op een helling staat. Vul extra brandstof bij
wanneer de auto schuin staat.)
■ Elektromagnetische golven
●De hoogspanningsonderdelen en -kabels van hybrideauto's zijn vo orzien
van een afscherming voor elektromagnetische golven en zenden on geveer
net zo veel elektromagnetische golven uit als conventionele aut o's met een
benzinemotor, of elektronische huishoudapparatuur.
● Uw auto kan storingen veroorzaken in niet-originele audio-onder delen.
■ Batterijpakket (tractiebatterij)
De levensduur van het batterijpakket (tractiebatterij) is beper kt. De levens-
duur van het batterijpakket (tractiebatterij) kan veranderen afhankelijk van de
rijstijl en de rijomstandigheden.
■ Declaration of conformity
De uitstoot van waterstof van dit model voldoet aan reglement E CE100 (voor
de veiligheid van elektrisch aangedreven auto's met batterijen) .
Waarschuwingsmelding hybridesysteem
115
2Instrumentenpaneel
2. InstrumentenpaneelWaarschuwingslampjes en controlelampjes .......... 116
Meters en tellers ................ 120
Multi-informatiedisplay ....... 124
Energiemonitor/ verbruiksscherm .............. 128
1202. Instrumentenpaneel
Meters en tellers
De eenheden die voor de teller en het display worden gebruikt, kunnen per
regio verschillen.
Hybridesysteemindicator
Geeft het vermogen of het regeneratieniveau van het hybridesysteem
weer (→Blz. 122)
Display buitentemperatuur
→Blz. 122
Schakelstand en schakelbereik
Geeft de geselecteerde schakelstand of het geselecteerde schake lbereik
weer ( →Blz. 319)
Klok
→Blz. 126
Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid weer
Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank aanwezig is
1
2
3
4
5
6
1212. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
Weergave kilometerteller, dagteller en display regeling verlichting
instrumentenpaneel
Kilometerteller:
Geeft de totale afstand weer die met de auto is gereden
Dagteller:
Geeft de afstand weer die met de auto gereden is sinds de telle r de laatste
keer op nul is gezet. Dagteller A en B kunnen onafhankelijk van elkaar
worden gebruikt en verschillende afstanden weergeven.
Regeling verlichting instrumentenpaneel:
Geeft de helderheid van de verlichting van het instrumentenpane el weer
die kan worden ingesteld.
Multi-informatiedisplay
Geeft de bestuurder allerlei gegevens met betrekking tot het rijden
( →Blz. 124)
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur weer
Wanneer u op de toets ODO/TRIP
drukt, wordt geschakeld tussen de
onderwerpen op het display van
de kilometerteller, dagteller en
regeling verlichting instrumenten-
paneel.
• Als de dagteller wordt weergege-
ven, wordt deze gereset als de
toets ODO/TRIP ingedrukt wordt
gehouden.
• Wanneer het display van de rege- ling van de verlichting van het
instrumentenpaneel wordt weer-
gegeven, kunt u de helderheid
van de verlichting van het instru-
mentenpaneel afstellen door de
toets ODO/TRIP ingedrukt te
houden.
Weergave kilometerteller, dagteller en display regeling verlich -
ting instrumentenpaneel wijzigen
7
8
9
1222. Instrumentenpaneel
■Tellers en display worden verlicht als
Het contact AAN staat.
■ Afstellen helderheid instrumentenpaneel
Het helderheidsniveau van de tellers wanneer het licht (dagmodu s) en don-
ker (nachtmodus) is, kan afzonderlijk worden ingesteld. Wanneer het helder-
heidsniveau in de dagmodus wordt gewijzigd, wordt echter ook he t
helderheidsniveau van de nachtmodus gewijzigd.
■ Hybridesysteemindicator
●Als u probeert om de naald tijdens het rijden in het Eco-gebied te houden,
rijdt u milieuvriendelijker.
● In het oplaadgebied wordt de regeneratiestatus
* aangegeven. De gerege-
nereerde energie wordt gebruikt om het batterijpakket (tractieb atterij) te
laden.
*: Met “regenereren” wordt in deze handleiding het omzetten van b ewegings-
energie van de auto in elektrische energie bedoeld.
■ Weergave buitentemperatuur
●Onder de volgende omstandigheden wordt mogelijk niet de juiste buiten-
temperatuur weergegeven of duurt het langer voordat de weergave wordt
gewijzigd.
• Wanneer de auto stilstaat of met lage snelheid rijdt (lager da n 20 km/h)
• Wanneer de buitentemperatuur plotseling verandert (bijvoorbeel d bij het
in- of uitrijden van een garage of tunnel)
Laadgebied
Geeft aan dat er energie wordt terugge-
wonnen via regeneratief remmen.
Hybride eco-gebied
Laat zien dat er niet vaak gebruik wordt
gemaakt van het vermogen van de ben-
zinemotor.
De benzinemotor wordt automatisch
gestopt en opnieuw gestart onder ver-
schillende omstandigheden.
Eco-gebied
Laat zien dat er milieuvriendelijk wordt
gereden.
Power-gebied
Laat zien dat de grens van een bereik
voor milieuvriendelijk rijden wordt over-
schreden (bij rijden op vol vermogen en
dergelijke).
1
2
3
4