3134-2. Rijprocedures
4
Rijden
Als de selectiehendel niet in stand P staat en het hybridesysteem
wordt uitgezet, wordt het contact in plaats van UIT in stand AC C
gezet. Voer de volgende procedur e uit om het contact UIT te zetten:
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Zet de selectiehe ndel in stand P.
Controleer of “Turn Off Vehicle” (zet auto uit) op het multi-in forma-
tiedisplay wordt weergegeven en d ruk de startknop eenmaal in.
Controleer of “Turn Off Vehicle” (zet auto uit) op het multi-in forma-
tiedisplay uit is.
■ Auto power off-functie
Als het contact langer dan 20 minuten in stand ACC of langer da n een uur
AAN staat (hybridesysteem niet in werking) terwijl de selectieh endel in stand
P is staat, wordt het contact automatisch UIT gezet. Deze funct ie kan echter
niet geheel uitsluiten dat de 12V-accu ontladen raakt. Laat de auto niet gedu-
rende langere tijd in stand ACC of AAN staan terwijl het hybrid esysteem niet
in werking is.
■ Geluiden en trillingen die kenmer kend zijn voor een hybrideauto
→Blz. 79
■ Leegraken batterij elektronische sleutel
→Blz. 212
■ Als de buitentemperatuur laag is, bijvoorbeeld bij rijden in de winter
Als het hybridesysteem gestart wordt, knippert het controlelamp je READY
mogelijk lang. Bedien de auto niet totdat het controlelampje RE ADY continu
brandt. Continu branden betekent dat de auto in beweging kan ko men.
■ Omstandigheden die de werking kunnen beïnvloeden
→Blz. 209
■ Aanwijzingen voor de instapfunctie
→Blz. 210
■ Als het hybridesysteem niet kan worden ingeschakeld
●De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (→ Blz. 85)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/rep arateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundig e.
● Controleer of de selectiehendel goed in stand P staat. Mogelijk kan het
hybridesysteem niet worden gestart als de selectiehendel niet in stand P
staat. Er wordt een melding weergegeven op het multi-informatie display.
Uitschakelen van het hybridesysteem met de selectiehendel in
een andere stand dan P
1
2
3
4
3144-2. Rijprocedures
■Stuurslot
Nadat het contact UIT is gezet en de portieren zijn geopend en gesloten,
wordt het stuurwiel vergrendeld met de stuurslotfunctie. Als u nogmaals op
de startknop drukt, wordt het stuurslot automatisch weer uitges chakeld.
■ Wanneer het stuurslot niet kan worden ontgrendeld
■ Oververhitting van de elektromotor van het stuurslot voorkomen
Om te voorkomen dat de elektromotor van het stuurslot oververhi t raakt, kan
de werking worden onderbroken als het hybridesysteem in korte t ijd herhaal-
delijk wordt in- en uitgeschakeld. Schakel het hybridesysteem i n dat geval
niet in of uit. Na ongeveer 10 seconden zal de elektromotor van het stuurslot
weer functioneren.
■ Als op het multi-informatiedisplay “Check Entry & Start System” (con-
troleer Smart entry-systeem met startknop) wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de aut o onmiddellijk
nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateu r of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Als het controlelampje R EADY niet gaat branden
Neem, als het controlelampje READY niet gaat branden nadat de juiste pro-
cedure voor het starten van de auto is gevolgd, direct contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere na ar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Wanneer er een storing in he t hybridesysteem aanwezig is
→Blz. 578
■ Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
→Blz. 543
■ Bedienen van de startknop
●Als de knop niet kort en krachtig wordt ingedrukt, wijzigt de s tand van het
contact mogelijk niet of wordt het hybridesysteem niet gestart.
● Als u probeert het hybridesysteem opnieuw te starten direct nad at het con-
tact UIT is gezet, dan start het hybridesysteem in sommige gevallen moge-
lijk niet. Wacht nadat u het contact UIT hebt gezet een paar seconden
voordat u het hybridesysteem opnieuw start.
Er wordt een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Controleer of de selectiehendel in stand P
staat. Druk op de startknop terwijl u het
stuurwiel naar links en rechts beweegt.
3164-2. Rijprocedures
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
● Laat het contact niet gedurende een langere periode in stand AC C of AAN
staan terwijl het hybridesysteem niet is ingeschakeld.
● Als POWER ON (contact AAN) op het multi-informatiedisplay wordt weer-
gegeven, is het contact niet UIT. Verlaat de auto nadat u het contact UIT
hebt gezet.
● Schakel het hybridesysteem niet uit als de selectiehendel in ee n andere
stand dan P staat. Als het hybridesysteem wordt uitgeschakeld m et de
selectiehendel in een andere stand wordt het contact niet UIT m aar in
stand ACC gezet. Als de auto wordt achtergelaten met het contac t in stand
ACC, kan de 12V-accu ontladen raken.
■ Starten van het hybridesysteem
Indien het hybridesysteem moeilijk start, laat uw auto dan onmi ddellijk con-
troleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateu r of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Symptomen die kunnen duiden op een defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken dan normaal, bijvoorbee ld als de
knop iets blijft hangen, kan de startknop defect zijn. Neem onm iddellijk con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
317
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
EV-modus
Schakelt EV-modus in/uit
Als de EV-modus wordt ingescha-
keld, gaat het controlelampje EV
MODE branden. Door in de EV-
modus de schakelaar in te druk-
ken, wordt teruggekeerd naar nor-
maal rijden (aandrijving door de
benzinemotor en de elektromotor
[tractiemotor]).
■Omstandigheden waarin de EV-mod us niet kan worden ingeschakeld
In de volgende gevallen kan de EV-modus mogelijk niet worden in gescha-
keld. Als de stand niet ingeschakeld kan worden, klinkt er een zoemer en ver-
schijnt er een melding op het multi-informatiedisplay.
● De temperatuur van het hybridesysteem is te hoog.
De auto heeft lang in de zon gestaan of na het oprijden van een helling, het
rijden met hoge snelheid, enz.
● De temperatuur van het hybridesysteem is te laag.
De auto heeft bijvoorbeeld lang in een omgeving met een tempera tuur lager
dan ongeveer 0 °C gestaan.
● De benzinemotor is aan het opwarmen.
● Het batterijpakket (tractiebatterij) is bijna leeg.
De resterende capaciteit van het batterijpakket die op de energ iemonitor
wordt aangegeven, is laag. ( →Blz. 128)
● Rijsnelheid is hoog.
● Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt of de auto rijdt op een he lling, enz.
● De voorruitverwarming is ingeschakeld.
In de EV-modus wordt er elektri sch vermogen geleverd door het
batterijpakket (tractiebatterij) en wordt alleen de elektromoto r
(tractiemotor) gebruikt voor de aandrijving van de auto.
Deze modus is geschikt voor het ' s nachts of in de vroege mor-
gen door woonwijken rijden of het rijden in een parkeergarage,
enz. zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over geluidsover-
last of uitlaatgassen.
3184-2. Rijprocedures
■De EV-modus inschakelen wanneer de benzinemotor koud is
Als de benzinemotor nog koud is en het hybridesysteem wordt ges tart, wordt
na korte tijd automatisch de benzinemotor gestart, zodat deze o p tempera-
tuur kan komen. In dat geval kan de EV-modus niet worden ingesc hakeld.
Druk zodra het hybridesysteem is gestart en het controlelampje READY
brandt en voordat de benzinemotor start op de schakelaar EV MOD E om de
EV-modus in te schakelen.
■ Automatische uitschakeling van de EV-modus
Tijdens het rijden in de EV-modus, kan in de volgende gevallen automatisch
de benzinemotor worden gestart. Als de EV-modus wordt uitgescha keld,
klinkt een zoemer en knippert het controlelampje EV MODE, waarn a het uit-
gaat.
● Het batterijpakket (tractiebatterij) raakt leeg.
De resterende capaciteit van het batterijpakket die op de energ iemonitor
wordt aangegeven, is laag. ( →Blz. 128)
● Rijsnelheid is hoog.
● Het gaspedaal wordt stevig ingetrapt of de auto rijdt op een he lling, enz.
Als het mogelijk is om de bestuurder vooraf over het automatisc h uitschake-
len te informeren, gebeurt dit met een melding op het multi-informatiedisplay.
■ Maximale rijafstand in EV-modus
De maximale rijafstand in de EV-modus varieert van een paar hon derd meter
tot ongeveer 1 km. Er zijn afhankelijk van de omstandigheden va n de auto
echter situaties waarbij de EV-modus niet kan worden gebruikt. (De maxi-
male rijafstand is afhankelijk van de laadtoestand van het batt erijpakket [trac-
tiebatterij] en de rijomstandigheden.)
■ Brandstofverbruik
Het hybridesysteem is ontworpen voor een zo laag mogelijk brand stofver-
bruik onder normale rijomstandigheden (aandrijving door benzine motor en
elektromotor [tractiemotor]). Als de EV-modus vaker wordt gebru ikt dan nodig
is, zal het brandstofverbruik hoger zijn.
WAARSCHUWING
■ Wees voorzichtig tijdens het rijden
Controleer tijdens het rijden in de EV-modus zorgvuldig de omge ving van
de auto. Omdat er geen motorgeluiden zijn, merken voetgangers, fietsers of
andere verkeersdeelnemers en voertuigen in de omgeving mogelijk niet dat
de auto wegrijdt of hen nadert. Wees dus tijdens het rijden ext ra alert.
3214-2. Rijprocedures
4
Rijden
Zet de selectiehendel in stand S om de S-modus in te schakelen.
Selecteer een schakelbereik met de selectiehendel en u kunt in elk
gewenst schakelbereik rijden.
Opschakelen
Terugschakelen
Het geselecteerde schakelbereik,
S1 t/m S6, wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Het standaard schakelbereik in
stand S wordt automatisch inge-
steld tussen S2 en S5, afhankelijk
van de rijsnelheid.
■
Schakelbereiken en hun functies
● U kunt kiezen uit 6 niveaus voor de mate van accelereren en
afremmen op de motor.
● Bij een kleiner schakelbereik wordt er sterker geaccelereerd en
op de motor afgeremd dan bij een groter schakelbereik en ook
neemt het toerental toe.
● Als u accelereert in de standen 1 - 5 wordt mogelijk automatisch
opgeschakeld naar een hoger sc hakelbereik overeenkomstig de
rijsnelheid.
Selecteren van het schakelbereik in stand S
1
2
3594-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
◆Pre-Crash-waarschuwing
Wanneer het systeem oordeelt
dat een aanrijding aan de voor-
zijde waarschijnlijk is, klinkt er
een zoemer en wordt er een
waarschuwingsmelding weer-
gegeven op het multi-informa-
tiedisplay om de bestuurder
aan te sporen om uit te wijken.
◆Pre-Crash Brake Assist
Wanneer het systeem oordeelt dat een aanrijding aan de voorzijde
waarschijnlijk is, past het een grotere remkracht toe in relati e tot de
kracht waarmee het rempedaal wordt ingetrapt.
◆Pre-Crash Brake-systeem
Wanneer het systeem oordeelt dat een aanrijding aan de voorzijd e
waarschijnlijk is, waarschuwt het de bestuurder. Wanneer het sy s-
teem oordeelt dat een aanrijding aan de voorzijde zeer waarschi jn-
lijk is, worden de remmen automatisch bekrac htigd om te helpen
een aanrijding te voorkomen of de snelheid van de aanrijding te
verlagen.
3634-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■In-/uitschakelen van het Pre-Crash Safety-systeemDruk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel en selecteer op he t multi-informatiedisplay.
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel, selecteer en druk vervolgens op .
Kies en druk vervolgens op .
Telkens wanneer wordt ingedrukt, wordt het systeem ingeschakel d/
uitgeschakeld.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld telkens wanneer het con-
tact AAN wordt gezet.
Als het systeem wordt uitge-
schakeld, gaat het waarschu-
wingslampje PCS branden en
wordt er een melding weerge-
geven op het multi-informatie-
display.
Wijzigen van de instellingen va n het Pre-Crash Safety-systeem
1
2
3