1322. Instrumentenpaneel
■Historische gegevensHet beste gemeten brand-
stofverbruik
Het vorige gemeten brand-
stofverbruik
Actueel brandstofverbruik
Historische gegevens reset-
ten
Historische gegevens bijwer-
ken
Scherm “Energiemonitor” weergeven
Scherm “Reisinformatie” weergeven
De volgende afbeeldingen zijn slechts voorbeelden en kunnen lic ht
afwijken van de werkelijke situaties.
■ De gegevens resetten
●Als u “Wissen” kiest op het scher m “Reisinformatie”, worden de reisinforma-
tiegegevens gereset.
● Als u “Wissen” kiest op het scherm “Historische gegevens”, word en alle his-
torische gegevens gereset.
■ De historische gegevens bijwerken
Als u “Updaten” kiest op het scherm “Historische gegevens”, wor den de histo-
rische gegevens bijgewerkt.
Ook het gemiddelde brandstofverbruik dat op het multi-informati edisplay
wordt weergegeven, wordt gelijktijdig gereset.
■ Actieradius
Geeft de geschatte maximale afstand aan die nog met de in de ta nk aanwe-
zige brandstof kan worden gereden.
Deze afstand wordt berekend op basis van het gemiddelde brandst ofver-
bruik. Hierdoor kan de werkelijke afstand die nog kan worden ge reden, afwij-
ken van de weergegeven afstand.
1
2
3
4
5
6
7
1943-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Controleer of de elektrisch bedienbare achterklep in beweging
komt.
Gebruik de touchless-sensor, de afstandsbediening (→Blz. 193) of de
toets van de elektrisch bedienbare achterklep ( →Blz. 194) om de elek-
trisch bedienbare achterklep in een tussenstand te stoppen of h em
weer te bedienen.
Druk op de toets om de achterklep
automatisch te sluiten. (Er klinkt
een zoemer.)
Druk op de schakelaar terwijl de
achterklep wordt geopend/gesloten
om de beweging te stoppen. Als u
nogmaals op de toets drukt,
beweegt de achterklep in de
andere richting.
De achterklep sluiten met de ach-
terklepgreep.
Auto's zonder elektrisch
bedienbare achterklep
Duw de achterklep van buitenaf
naar beneden om deze te sluiten.
Auto's met elektrisch bedien-
bare achterklep
De bekrachtigingsfunctie van de
achterklep wordt geactiveerd en
de achterklep sluit verder automa-
tisch.
Het systeem van de elektrisch bedienbare achterklep kan worden uit-
geschakeld via het multi-informatiedisplay.
Druk op of van de bedienings toetsen van het instrumen-
tenpaneel en selecteer op he t multi-informatiedisplay.
Toets elektrisch bedienbare achterklep (auto's met elektrisch
bedienbare achterklep)
2
Sluiten van de achterklep
Het systeem van de elektrisch bedienbare achterklep uitschake-
len (auto's met elektrisc h bedienbare achterklep)
1
1953-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
Druk op of van de bedienings toetsen van het instrumen-
tenpaneel, selecteer en druk vervolgens op .
Kies “Systeeminstellingen” en druk vervolgens op .
Druk op . (“Alles uit” wordt op het multi-informatiedisplay wee r-
gegeven.)
Telkens wanneer wordt ingedrukt, wordt het systeem ingeschakel d/uit-
geschakeld.
Het systeem van de elektrisch b edienbare achterklep met touchle ss-
functie kan worden uit geschakeld via het mu lti-informatiedisplay.
Druk op of van de bedienings toetsen van het instrumen-
tenpaneel en selecteer op he t multi-informatiedisplay.
Druk op of van de bedienings toetsen van het instrumen-
tenpaneel, selecteer en druk vervolgens op .
Selecteer “Touchless Sensor” (touchless-sensor) en druk vervol-
gens op .
“Push to Change Power Back Door foot activation mode”
(Indrukken om activeringsmodus met voet van elektrisch bedien-
bare achterklep te wijzigen) wordt weergegeven op het multi-inf or-
matiedisplay.
Telkens wanneer wordt ingedrukt, wordt het systeem ingeschakel d/uit-
geschakeld.
De geopende positie van de elektrisch bedienbare achterklep kan
worden aangepast.
■Gebruik van het multi-informatiedisplay
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel en selecteer op he t multi-informatiedisplay.
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel, selecteer en druk vervolgens op .
Uitschakelen van het systeem van de elektrisch bedienbare ach-
terklep met touchless-functie (auto's met elektrisch bedienbare
achterklep met t ouchless-functie)
Aanpassing van de geopende positie van de achterklep (auto's
met elektrisch bedienbare achterklep)
2
3
4
1
2
3
4
1
2
2083-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
■Alarmsignalen en waarschuwingen
Een combinatie van een in en buiten de auto hoorbaar alarm en w aarschu-
wingsmeldingen op het multi-informatiedisplay zorgen ervoor dat diefstal van
de auto en ongelukken door een onjuiste bediening worden voorko men.
Neem de juiste maatregelen als reactie op de waarschuwingsmeldi ngen op
het multi-informatiedisplay. ( →Blz. 578)
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctiep rocedures
beschreven in de gevallen waarin alleen het alarm klinkt.
■ Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de 12V-accu leeg raken wanneer de
auto gedurende langere tijd niet wordt gebruikt.
● In de volgende situaties kan het enige tijd duren voordat de po rtieren met
het Smart entry-systeem met startknop ontgrendeld kunnen worden .
• De elektronische sleutel bevindt zich gedurende 10 minuten of langer op
een afstand van ongeveer 2 m van de auto.
• Het Smart entry-systeem met startknop is gedurende 5 dagen of langer
niet gebruikt.
● Als het Smart entry-systeem met startknop gedurende 14 dagen of langer
niet gebruikt is, kunnen de portieren alleen via het bestuurder sportier wor-
den ontgrendeld. Pak in dat geval de greep van het bestuurdersp ortier vast
of gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
■ Energiebesparende functie voor de batterij van de elektronische sleutel
Wanneer de energiebesparende functie is ingeschakeld, loopt de batterij veel
minder snel leeg omdat de ontvangst van radiogolven door de elektronische
sleutel wordt gestopt.
AlarmSituatieCorrectieprocedure
Het buiten de auto
hoorbare alarm klinkt
één keer gedurende 5
secondenEr is geprobeerd de
auto te vergrendelen
terwijl er nog een por-
tier geopend was.
Sluit alle portieren en
vergrendel ze opnieuw.
Het alarm in de auto
klinkt continu
Het contact werd in
stand ACC gezet terwijl
het bestuurdersportier
was geopend (of het
bestuurdersportier
werd geopend terwijl
het contact in stand
ACC stond).
Zet het contact UIT en
sluit het bestuurders-
portier.
2113-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het
werkzame gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden v ergrendeld
en ontgrendeld. Volg in dat geval de correctieprocedure hierond er bij het
wassen van de auto:
• Plaats de elektronische sleutel op een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
• Schakel de energiebesparende functie voor de batterij in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schakelen. ( →Blz. 208)
● Als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-informatiedisplay en klinkt er een zoe mer buiten
de auto. Vergrendel alle portieren om het alarm uit te schakelen.
● Als de vergrendelsensor in aanraking komt met ijs, sneeuw, modder, enz.,
werkt deze mogelijk niet goed. Reinig de vergrendelsensor en ra ak hem
opnieuw aan of gebruik de vergrendelsensor aan de onderzijde va n de por-
tiergreep.
● Het plotseling bedienen van de handgreep of het bedienen van de hand-
greep direct nadat u het effectieve bereik bent binnengestapt, kan ontgren-
deling van de portieren belemmeren. Laat in dat geval de portie rgreep los
en controleer of de portieren worden ontgrendeld voordat u opni euw aan de
portiergreep trekt.
● Als u de portiergreep vastpakt terwijl u handschoenen draagt, w orden de
portieren mogelijk niet ontgrendeld.
● Als er zich een andere elektronische sleutel binnen het detecti egebied
bevindt, is de reactietijd voor het ontgrendelen van de portier en nadat een
portiergreep is vastgepakt, mogelijk langer.
■ Als er gedurende langere tijd niet met de auto wordt gereden
●Bewaar, om diefstal van de auto te voorkomen, de elektronische sleutel niet
binnen een afstand van 2 meter van de auto.
● Het Smart entry-systeem met startknop kan vooraf worden uitgesc hakeld.
( →Blz. 657)
■ Voor een juiste bediening van het systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient. Houd de elektronische sleutel niet te dicht bij de auto als u het sys-
teem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie waarin de elektronisc he sleutel
wordt bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet correct door het systeem gesig-
naleerd, waardoor het systeem wellicht niet juist functioneert. (Het alarm kan
per ongeluk afgaan of de functie die voorkomt dat de portieren per ongeluk
worden vergrendeld, werkt wellicht niet.)
■ Als het Smart entry-systeem met startknop niet goed werkt
●Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren: Gebruik de mecha nische
sleutel. ( →Blz. 627)
● Starten van het hybridesysteem: →Blz. 628
2843-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
■Het schuifdak kan worden bediend als
Het contact AAN staat.
■ Bedienen van het schuifdak na dat het hybridesysteem is uitgesch akeld
Het schuifdak kan, zelfs nadat het contact in de stand ACC of U IT is gezet,
nog ongeveer 45 seconden worden bediend. Het kan echter niet me er
bediend worden als een van de voorportieren geopend is.
■ Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten een object bekneld raakt tussen het schuifdak en het
frame, stopt de beweging van het schuifdak en wordt het weer ge opend.
■ Voor minder windgeruis door het schuifdak
Wanneer het schuifdak automatisch wordt geopend, komt het vlak voor de
volledig geopende positie tot stilstand. Rijden met het schuifd ak in deze posi-
tie kan het windgeruis helpen verminderen.
■ Zonnescherm
Het zonnescherm kan met de hand worden geopend en gesloten. Bij het ope-
nen van het schuifdak zal het zonnescherm echter automatisch oo k worden
geopend.
■ Openen van het schuifdak in kleine stappen
Druk kort op de schakelaar.
■ Waarschuwingsfunctie schuifdak open
De zoemer klinkt en er verschijnt een melding op het multi-informatiedisplay
wanneer het contact UIT wordt gezet en u het bestuurdersportier opent terwijl
het schuifdak geopend is.
■ Als de accukabels worden losgenomen of het schuifdak niet normaal
sluit
Het schuifdak moet voor een juiste werking eerst worden geïnitialiseerd.
Zet het contact AAN.
Houd de toets CLOSE of UP ingedrukt tot de hieronder beschreven bewe-
ging stopt.
Het schuifdak kantelt omhoog en blijft gedurende ten minste 1 s econde in
die stand. Dan kantelt het omlaag, gaat open en sluit volledig.
Laat de toets los en druk deze in om een correcte werking te wa arborgen.
Als het schuifdak niet automatisch beweegt, moet de procedure v anaf het
begin worden herhaald.
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de waarschuwingsfunctie schuifdak open) kunnen wor-
den gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstelli ngen:
→Blz. 662)
1
2
3
311
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
Startknop
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Trap het rempedaal stevig in.
wordt op het multi-informatiedisplay weergegeven.
Als dit niet wordt weergegeven, kan het hybridesysteem niet wor den
gestart.
Druk kort en krachtig op de
startknop.
Eén keer kort en stevig indrukken
van de startknop is voldoende om
deze te bedienen. U hoeft de start-
knop niet ingedrukt te houden.
Als het controlelampje READY
gaat branden, werkt het hybride-
systeem normaal.
Houd het rempedaal ingetrapt tot
het controlelampje READY brandt.
Het hybridesysteem kan vanuit
iedere stand van het contact wor-
den gestart.
Controleer of het contro lelampje READY brandt.
Wanneer het controlelampje READY uit is, kunt u niet wegrijden.
Als u de volgende handelingen uitv oert terwijl u een elektroni-
sche sleutel bij u hebt, wordt het hybridesysteem gestart of de
stand van het contact veranderd.
Starten van het hybridesysteem
1
2
3
4
5
3124-2. Rijprocedures
Breng de auto volledig tot stilstand.
Activeer de parkeerrem (→Blz. 326) en zet de selectiehendel in
stand P.
Druk op de startknop.
Laat het rempedaal los en controleer of er niets meer wordt wee r-
gegeven op het display in het instrumentenpaneel.
De stand kan worden gewijzigd door op de startknop te drukken z on-
der het rempedaal in te trappen. (De stand verandert iedere kee r dat
op de knop wordt gedrukt.)
UIT
*
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
Het multi-informatiedisplay wordt
niet weergegeven.
Stand ACC
Sommige elektrische componen-
ten zoals het audiosysteem kun-
nen worden gebruikt.
POWER ON (contact AAN) wordt
op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
AAN
Alle elektrische componenten kun-
nen worden gebruikt.
POWER ON (contact AAN) wordt
op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
*: Als de selectiehendel niet in standP staat en het hybridesysteem
wordt uitgezet, wordt het contact in
stand ACC gezet in plaats van UIT.
Uitschakelen van het hybridesysteem
Wijzigen van de standen van het contact
1
2
3
4
1
2
3