INHOUDSOPGAVE4
5-1. Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Automatische airconditioning .................444
Stuurwielverwarming/ stoelverwarming ..............452
5-2. Gebruik van de interieurverlichting
Overzicht interieurverlichting ...........455
• Interieurverlichting .........456
• Leeslampjes ..................456
5-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
Overzicht van opbergmogelijkheden ......458
• Dashboardkastje............459
• Consolevak ....................459
• Bekerhouders ................460
• Fleshouders ...................461
• Extra opbergvak ............462
Voorzieningen in de bagageruimte...................463
5-4. Gebruik van de overige voor- zieningen in het interieur
Overige voorzieningen in het interieur ..................475
• Zonnekleppen ................475
• Make-upspiegels ...........475
• Uitneembare asbak .......476
• Accessoire-aansluitingen .................477
• Armsteun .......................478
• Kledinghaakjes ..............478
• Handgrepen ...................479
ERA-GLONASS/EVAK ......480 6-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen van het exterieur van
uw auto ........................... 486
Reinigen en beschermen van het interieur van
uw auto ........................... 490
6-2. Onderhoud Onderhoud en reparatie .... 493
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te voeren
onderhoud ....................... 496
Motorkap ........................... 498
Plaatsen van een garagekrik ....................... 500
Motorruimte ....................... 501
12V-accu ........................... 509
Banden .............................. 514
Bandenspanning ............... 536
Velgen ............................... 538
Interieurfilter ...................... 541
Batterij elektronische sleutel.............................. 543
Controleren en vervangen van zekeringen................ 546
Lampen ............................. 550
5Voorzieningen
in het interieur6Onderhoud en verzorging
14Overzicht
■Dashboard (auto's met linkse besturing)
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 311
Starten van het hybridesysteem/wijzigen
van de modi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 311, 312
Noodstop van het hybridesysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 563
Als het hybridesysteem niet gestart kan worden . . . . . . . . . . Blz. 625
Waarschuwingsmeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 594
Selectiehendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 319
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 319
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 564
Als de selectiehendel niet in een andere stand
kan worden gezet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 323
Tellers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 120
Aflezen van de tellers/instellen van de helderheid
van de dashboardverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 120
Waarschuwingslampjes/controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 116
Als de waarschuwingslampjes gaan branden . . . . . . . . . . . . Blz. 571
Multi-informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 124
Energiemonitor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 128
Als de waarschuwingsmeldingen worden weergegeven . . . . Blz. 5781
2
3
4
21Overzicht
■Dashboard (auto's met rechtse besturing)
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 311
Starten van het hybridesysteem/wijzigen
van de modi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 311, 312
Noodstop van het hybridesysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 563
Als het hybridesysteem niet gestart kan worden . . . . . . . . . . Blz. 625
Waarschuwingsmeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 594
Selectiehendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 319
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 319
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 564
Als de selectiehendel niet in een andere stand
kan worden gezet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 323
Tellers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 120
Aflezen van de tellers/instellen van de helderheid
van de dashboardverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 120
Waarschuwingslampjes/controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 116
Als de waarschuwingslampjes gaan branden . . . . . . . . . . . . Blz. 571
Multi-informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 124
Energiemonitor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 128
Als de waarschuwingsmeldingen worden weergegeven . . . . Blz. 5781
2
3
4
441-1. Voor een veilig gebruik
WAARSCHUWING
■Voorzorgsmaatregelen SRS-airbags
● De voorpassagiersairbag wordt ook met een aanzienlijke kracht g eacti-
veerd waardoor ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de v oorpassa-
gier zich erg dicht bij de airbag bevindt. De voorpassagierssto el dient zo
ver mogelijk van de airbag af te staan, met de rugleuning rechtop.
● Kinderen die niet goed op de stoel zitten en/of niet goed vastzitten, kun-
nen ernstig letsel oplopen door een geactiveerde airbag. Gebrui k de veilig-
heidsgordels nooit voor baby's of kleine kinderen, maar zet hen goed vast
in een baby- of kinderzitje. Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle op de
achterstoelen plaatsnemen en de veiligheidsgordels altijd op de juiste
manier dragen. Achterin zitten kinderen veiliger dan op de voor passa-
giersstoel. ( →Blz. 54)
●Ga niet op het puntje van de stoel zitten
en leun niet op het dashboard.
● Laat een kind niet op de voorpassa-
giersstoel staan of bij een voorpassa-
gier op schoot zitten.
● Sta niet toe dat voorpassagiers voor-
werpen op hun knieën vasthouden.
● Leun niet tegen het portier, de dakzijrail
en de voor-, midden- en achterstijl.
451-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
■Voorzorgsmaatregelen SRS-airbags
● Hang geen kleerhangers of andere harde voorwerpen aan de kleding-
haakjes. Dergelijke voorwerpen kunnen als een projectiel gelanceerd wor-
den en ernstig letsel veroorzaken wanneer de curtain airbags ge activeerd
worden.
● Zorg ervoor dat het gedeelte waar de knie-airbag wordt geactive erd niet
door iets wordt afgedekt.
● Gebruik geen accessoires die het gedeelte van de stoel waarin d e side
airbags geactiveerd worden, afdekken omdat dat het activeren va n de air-
bags negatief kan beïnvloeden. Dergelijke accessoires kunnen to t resul-
taat hebben dat de side airbags niet op de juiste wijze geactiv eerd worden,
helemaal niet geactiveerd worden of per ongeluk geactiveerd wor den,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
● Laat niemand knielen op de passagiers-
stoel in de richting van het portier of
hoofd en handen buiten de auto steken.
● Bevestig niets aan en laat niets rusten
tegen componenten als het dashboard,
het stuurwielkussen of het onderste
deel van het dashboard.
Dergelijke voorwerpen kunnen als een
projectiel worden gelanceerd als de
bestuurdersairbag, de voorpassagiers-
airbag en de knie-airbag worden geacti-
veerd.
● Bevestig geen voorwerpen aan onder-
delen van de auto, zoals het portier, de
voorruit, de portierruit, de voor- of ach-
terstijl, de dakstijl en de handgreep.
(Behalve het label voor de snelheidsbe-
perking →Blz. 618)
461-1. Voor een veilig gebruik
WAARSCHUWING
■Voorzorgsmaatregelen SRS-airbags
● Oefen geen overmatige kracht uit op delen waarin onderdelen van het air-
bagsysteem aanwezig zijn.
Als dat wel gebeurt, kunnen er storingen aan de SRS-airbags ont staan.
● Raak onderdelen van het airbagsysteem niet aan direct nadat de SRS-air-
bags geactiveerd zijn, omdat deze heet kunnen zijn.
● Als u na het activeren van de SRS-airbags moeilijkheden met de ademha-
ling ondervindt, open dan een portier of ruit om frisse lucht b innen te laten
of verlaat de auto als u dat op een veilige manier kunt doen. Als er poeder-
deeltjes op uw huid zijn terechtgekomen, was deze er dan zo snel moge-
lijk af om huidirritatie te voorkomen.
● Als de delen van de auto waarin airbags ondergebracht zijn, zoa ls het
stuurwielkussen en de bekleding van de voor- en achterstijlen, beschadigd
of gescheurd zijn, laat deze dan vervangen door een erkende Toy ota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali ficeerde en
uitgeruste deskundige.
■ Wijzigingen aan en afvoeren van o nderdelen van het SRS-airbagsys-
teem
Voer uw auto niet af en voer geen van onderstaande veranderinge n uit zon-
der eerst een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige te raadpl egen. De
airbags kunnen defect raken of per ongeluk worden geactiveerd (opgebla-
zen), waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
● Plaatsen, verwijderen, demonteren en repareren van de airbags
● Reparaties, wijzigingen, verwijderen of vervangen van het stuur wiel,
instrumentenpaneel, dashboard, stoelen of stoelbekleding, voor- , midden-
en achterstijlen en dakzijrails
● Reparaties of wijzigingen aan het voorspatbord, de voorbumper o f de zij-
kant van het passagierscompartiment
● Plaatsen van een bullbar, sneeuwploeg of lier
● Wijzigingen aan de wielophanging van de auto
● Plaatsen van elektronische apparatuur als een mobiele tweewegra dio
(zend-/ontvanginstallatie) of CD-speler
● Wijzigingen aan de auto ten behoeve van mindervaliden
491-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
De side airbags en curtain airbags treden over het algemeen niet in werking
bij aanrijdingen van achteren, als de auto over de kop slaat of bij een aanrij-
ding van opzij op lage snelheid of bij een frontale aanrijding op lage snelheid.
■ Wanneer moet u contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een ander e naar behoren gekwalificeerde e n uitge-
ruste deskundige
In de volgende gevallen zal controle en/of reparatie van de aut o nodig zijn.
Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en ui tgeruste des-
kundige.
● Nadat een of meer SRS-airbags zijn geactiveerd.
●
Aanrijding van achteren
● Over de kop slaan
● De voorzijde van de auto is beschadigd
of vervormd of de auto was betrokken bij
een ongeval dat niet van zodanige aard
was dat de airbags vóór werden geacti-
veerd.
● Bij beschadiging of vervorming van een
gedeelte van een portier of het omlig-
gende gebied of bij een ongeval dat niet
van zodanige aard was dat de side air-
bags en curtain airbags werden geacti-
veerd.
● Bij krassen, scheuren of andere bescha-
digingen aan het stuurwielkussen of het
dashboard bij de voorpassagiersairbag
of het onderste gedeelte van het instru-
mentenpaneel.
631-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
■Gebruik van een baby- of kinderzitje
Het gebruik van een baby- of kinderzitje dat niet geschikt is v oor deze auto
vormt geen goede bescherming voor het kind. Het kind kan dan (b ij plotse-
ling remmen of bij een ongeval) ernstig letsel oplopen.
■ Voorzorgsmaatregelen bij baby- en kinderzitjes
● De meest effectieve bescherming van een kind tijdens een ongeva l of bij
hard remmen, is het gebruik van een baby- of kinderzitje dat is afgestemd
op de leeftijd en grootte van het kind. Het vasthouden van een kind in de
armen is geen vervanging voor een baby- of kinderzitje. Bij een ongeval
kan een kind dan de voorruit raken of klem komen te zitten tuss en u en het
dashboard. Bij hard remmen of uitwijken of bij een aanrijding k an het kind
ernstig letsel oplopen.
● Toyota adviseert met klem gebruik te maken van een geschikt zitje dat
past bij de lengte van het kind en dat op de achterstoel geplaatst is. In
ongevallenstatistieken is aangetoond dat kinderen minder verwondingen
oplopen als zij op de achterstoelen op de juiste wijze vastzitten dan als zij
op de voorstoel zitten.
● Gebruik nooit een tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op
de voorpassagiersstoel als de aan/uit-schakelaar voor de airbag in stand
ON staat. ( →Blz. 51)
Bij een ongeval kan het kind ernstig letsel oplopen door de kra cht waar-
mee de passagiersairbag wordt geactiveerd.
● Plaats een in de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje all een op de voor-
passagiersstoel als het niet anders kan. Plaats nooit een baby- of kinder-
zitje dat aan de bovenzijde vastgemaakt moet worden, op de
voorpassagiersstoel, aangezien deze stoel niet van bovenste bev esti-
gingspunten is voorzien. Zet de stoel zo ver mogelijk naar acht eren, omdat
de voorpassagiersairbag met aanzienlijke snelheid en kracht wor dt geacti-
veerd. Als het schouderbevestigingspunt van de veiligheidsgorde l zich
vóór de gordelgeleider van het kinderzitje bevindt, verplaatst u de zitting
naar voren. Hierdoor kan er nstig letsel ontstaan.