Page 561 of 690

5606-3. Zelf uit te voeren onderhoud
WAARSCHUWING
■Lampen vervangen
● Schakel de verlichting uit. Wacht na het uitschakelen van de verlichting tot
de lampen zijn afgekoeld.
De lampen kunnen erg heet worden en brandwonden veroorzaken.
● Raak het glas van de lamp niet aan met blote handen. Als u het glas van
de lamp toch moet vastpakken, gebruik daarvoor dan een schone d roge
doek, om te voorkomen dat er vocht of olie op de lamp komt.
Als de lamp een kras heeft of is gevallen, kan deze defect rake n of breken.
● Zorg ervoor dat de lamp en de borgclips goed vastzitten. Anders kan de
lamp door oververhitting beschadigd raken, kan brand ontstaan o f kan
water binnendringen in de koplampunit. Hierdoor kunnen de kopla mpen
beschadigd raken en kan condensvorming in de koplamp optreden.
● Probeer lampen, stekkers, elektrische circuits of andere onderd elen van
de verlichting niet te repareren of uit elkaar te halen.
Als u dat wel doet, kunt u een elektrische schok krijgen en ern stig letsel
oplopen.
● Raak bij het vervangen van het achteruitrijlicht rechts de uitl aatpijpen niet
aan totdat deze voldoende zijn afgekoeld, aangezien het aanraken van
een hete uitlaatpijp brandwonden kan veroorzaken.
■ Voorkomen van schade en brand
● Controleer of de lampen en borgclips goed vastzitten.
● Controleer het vermogen van de lamp voordat deze wordt geplaatst om
beschadiging door hitte te voorkomen.
Page 562 of 690

561
7Bij problemen
7-1. Belangrijke informatieAlarmknipperlichten ........... 562
Als uw auto in geval van nood tot stilstand moet
worden gebracht .............. 563 7-2. Stappen die genomen
moeten worden in
noodgevallen
Als uw auto moet worden gesleept ........................... 564
Als u denkt dat er iets mis is............... 570
Als een waarschuwingslampje gaat branden of een
waarschuwingszoemer
klinkt ................................ 571
Als er een waarschuwings- melding wordt
weergegeven ................... 578
Als de auto een lekke band heeft (auto's met
een reservewiel) .............. 599
Als uw auto een lekke band heeft (auto's zonder een
reservewiel) ..................... 611
Als het hybridesysteem niet kan worden gestart ... 625
Als de elektronische sleutel niet goed werkt ................ 627
Als de 12V-accu is ontladen ........................... 630
Als uw auto oververhit raakt................................. 635
Als de auto vast komt te zitten ................... 640
Page 563 of 690
5627-1. Belangrijke informatie
Alar mknipperlichten
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan knip-
peren.
Druk nogmaals op de schakelaar
om ze weer uit te schakelen.
■Alarmknipperlichten
Als de alarmknipperlichten gedurende langere tijd worden gebrui kt terwijl het
hybridesysteem niet in werking is (terwijl het controlelampje R EADY niet
brandt) kan de 12V-accu ontladen raken.
De alarmknipperlichten worden gebruikt om andere bestuurders
te waarschuwen wanneer de auto vanwege pech, enz. stilstaat
op de weg.
Page 564 of 690

5637-1. Belangrijke informatie
7
Bij problemen
Als uw auto in geval van nood tot stilstand
moet worden gebracht
Trap het rempedaal met be ide voeten stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer kracht nodig om de auto to t stil-
stand te brengen.
Zet de selectiehe ndel in stand N.
Als de selectiehendel in stand N staat
Zet na het afremmen de auto stil op een veilige plaats langs de
weg.
Schakel het hybridesysteem uit.
Als de selectiehendel niet i n stand N kan worden gezet
Blijf het rempedaal met beide voeten intrappen om de rijsnelhei d
van de auto zo veel m ogelijk af te remmen.
Om het hybridesysteem uit te
schakelen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden inge-
drukt of drukt u deze driemaal
of vaker kort na elkaar in.
Breng de auto op een v eilige plaats langs de weg tot stilstand.
Breng de auto alleen in noodgeva llen, bijvoorbeeld wanneer de
auto niet op de normale manier stilgezet kan worden, als volgt
tot stilstand:
1
2
3
4
3
Houd de startknop ten minste 2
seconden ingedrukt of druk deze 3
maal of vaker achter elkaar kort in
4
WAARSCHUWING
■ Als het hybridesysteem tijdens he t rijden uitgeschakeld moet worden
De stuurbekrachtiging zal niet meer werken, waardoor het verdra aien van
het stuurwiel zwaarder gaat. Mi nder zo veel mogelijk vaart voor dat u het
hybridesysteem uitschakelt.
5
Page 565 of 690

5647-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als uw auto moet worden gesleept
Het volgende kan duiden op een probleem in de transmissie. Neem
vóór het slepen contact op met een erkende Toyota-dealer of her stel-
ler/reparateur, een andere naar behoren gekwalificeerde en uitg e-
ruste deskundige of een pro fessioneel bergingsbedrijf.
● De waarschuwingsmelding voor het hybridesysteem wordt weerge-
geven op het multi-informatied isplay en de auto beweegt niet.
● De auto maakt een abnormaal geluid.
Sleep de auto niet met een takel-
wagen, om beschadiging van de
carrosserie te voorkomen.
Als uw auto moet worden gesleept, adviseren wij u dat te laten
doen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwal ificeerde en uitgeruste deskun-
dige of professioneel bergings bedrijf, en daarbij gebruik te
maken van een lepelwagen of een autoambulance.
Gebruik een stevige sleepkabel en neem de wettelijke voor-
schriften in acht.
2WD-uitvoeringen: Als uw auto met een lepelwagen aan de voor-
zijde wordt gesleept, moeten de achterwielen van de auto en de
assen in goede conditie verkeren. ( →Blz. 565, 568)
Gebruik een dolly of ee n autoambulance als dit niet het geval i s.
AWD-uitvoeringen: Gebruik een dolly bij het slepen van uw auto
met een lepelwagen. ( →Blz. 565, 568)
Omstandigheden waaronder u vóór het slepen contact dient op
te nemen met de dealer
Slepen met een takelwagen
Page 566 of 690
5657-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
Als uw auto met touwen of kettin-
gen wordt vastgezet, moeten de
aangegeven bevestigingshoeken
45° zijn.
Trek de touwen of kettingen niet
te strak aan omdat hierdoor
schade aan de auto kan ontstaan.
Slepen met een lepelwagen
Aan de voorzijde (2WD-uitvoe-
ringen)Aan de voorzijde (AWD-uit-
voeringen)
Deactiveer de parkeerrem. Gebruik een dolly onder de ach- terwielen.
Aan de achterzijde
Gebruik een dolly onder de voor-
wielen.
Vervoeren op een autoambulance
Page 567 of 690
5667-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als er geen autoambulance beschikbaar is, mag de auto in geval van
nood tijdelijk worden gesleept d oor gebruik te maken van sleepk abels
of -kettingen die u aan de sleepogen vastmaakt. Uw auto mag op
deze manier alleen op een verharde weg en met lage snelheid (la ger
dan 30km/h) over een korte afstand worden gesleept.
Er moet een bestuurder in de auto zitten om te sturen en te rem men.
Ook dienen de wielen, de assen, de aandrijflijn, de stuurinrich ting en
de remmen in een go ede conditie te zijn.
Haal het sleepoog tevoorschijn.
Verwijder het afdekkapje van
het sleepoog met een sleufkop-
schroevendraaier.
Plaats om de carrosserie te
beschermen een doek tussen de
schroevendraaier en de carrosse-
rie, zoals aangegeven in de afbeel-
ding.
Plaats het sleepoog in de ope-
ning en draai het zo ver moge-
lijk met de hand vast.
Slepen in een noodgeval
Procedure bij slep en in een noodgeval
1
2
3
Page 568 of 690
5677-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
Draai het sleepoog stevig vast
met behulp van een wielmoer-
sleutel of een stevige metalen
stang.
Maak de kabel of de ketting goed vast aan het sleepoog.
Pas op dat u de carrosserie niet beschadigt.
Stap in de weg te slepen auto e n start het hybridesysteem.
Als het hybridesysteem niet start, zet dan het contact AAN.
Zet de selectiehendel in stand N en deactiveer de parkeerrem.
Als de selectiehendel niet in een andere stand kan worden gezet :
→Blz. 323
■ Tijdens het slepen
Als het hybridesysteem is uitgeschakeld, werken de rem- en stuu rbekrachti-
ging niet. Hierdoor zullen het remmen en sturen veel zwaarder g aan dan nor-
maal.
■ Wielmoersleutel (indien aanwezig)
De wielmoersleutel bevindt zich in de gereedschapstas. ( →Blz. 600)
4
5
6
7