Page 481 of 690

4805-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
ERA-GLONASS/EVAK∗1, 2
Microfoon
Toets SOS
*
Controlelampjes
*: Deze toets is bestemd voor com-municatie met de ERA-GLONASS/
EVAK-systeembeheerder.
Andere SOS-toetsen van overige
systemen van een auto hebben
geen betrekking op het apparaat
en zijn niet bestemd voor commu-
nicatie met de ERA-GLONASS/
EVAK-systeembeheerder.
∗1: Indien aanwezig
∗2: Werkt binnen het ERA-GLONASS/EVAK-dekkingsgebied. De systeemnaam kan per la nd verschillend zijn.
Het noodoproepapparaat is een apparaat dat in een auto is
geplaatst om (met behulp van G LONASS-signalen [Global Navi-
gation Satellite System] en G PS-signalen [Global Positioning
System]) de locatie en rijrichti ng van de auto te bepalen en om
ervoor te zorgen dat er bij ver keersongevallen en andere inci-
denten op autowegen in de Russische Federatie/Kazachstan
(niet-aanpasbare) informatie o ver de auto wordt verzameld en
verzonden. Daarnaast zorgt het apparaat via mobiele netwerken
(GSM) voor het verzenden en o ntvangen van gesproken commu-
nicatie tussen de auto en de ERA-GLONASS/EVAK-systeembe-
heerder.
Er zijn automatische noodoproepen (automatische melding van
een aanrijding) en handmatige noodoproepen (door het indruk-
ken van de toets SOS) mogel ijk naar het ERA-GLONASS/EVAK-
controlecentrum.
Deze service is verplicht krachtens de technische voorschriften
van de douane-unie.
Systeemonderdelen
1
2
3
Page 482 of 690

4815-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
5
Voorzieningen in het interieur
■Automatische noodoproepen
Als een airbag wordt geactiveerd, belt het systeem automatisch het
ERA-GLONASS/EVAK-controlecentrum.
* De medewerker van het
controlecentrum ontvangt de loca tie van auto, het tijdstip waarop
het ongeval plaatsvond en het VIN van de auto en probeert de in zit-
tenden van de auto te spreken om de ernst van de situatie te
beoordelen. Als de inzittenden ni et in staat zijn om te communice-
ren, behandelt de medewerker de oproep als een noodgeval,
neemt hij of zij contact op met de dichtstbijzijnde hulpdiensten (112
enz.) en verzoekt h ij of zij om assistentie ter plaatse.
*: In sommige gevallen kan er geen oproep worden geplaatst. ( →Blz. 483)
■
Handmatige noodoproepen
Druk in een noodsituatie op de toets SOS om het ERA-GLONASS/
EVAK-controlecentrum te bellen.
* De medewerker van het contro-
lecentrum zal de locatie van uw auto bepalen, de situatie beoor de-
len en de benodigde hulpdiensten sturen.
Als u per ongeluk op de toets SOS hebt gedrukt, zeg dan tegen d e
medewerker dat er geen sprake is van een noodgeval.
*: In sommige gevallen kan er geen oproep worden geplaatst. ( →Blz. 483)
Noodoproepdiensten
Page 483 of 690

4825-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Wanneer het contact AAN wordt gezet, gaat het rode controlelampje
gedurende 10 seconden branden en gaat vervolgens het groene con -
trolelampje branden om aan te geven dat het systeem is ingescha -
keld. De controlelampj es geven het volgende aan:
● Als het groene controlelampje gaat branden en blijft branden, i s het
systeem ingeschakeld.
● Als het groene controlelampje tweemaal per seconde knippert,
wordt er een automatische of handmatige noodoproep gedaan.
● Als er geen controlelampjes br anden, is het systeem niet ingescha-
keld.
● Als het rode controlelampje brandt op een ander moment dan dire ct
na het AAN zetten van het contact, is er mogelijk een storing i n het
systeem aanwezig o f is de back-upbatter ij mogelijk leeg.
● Als het rode controlelampje gedurende ongeveer 30 seconden
knippert tijdens een noodoproep, is de verbinding verbroken of is
het signaal van het mobiele netwerk te zwak.
De levensduur van de back-upbatterij is hooguit 3 jaar.
Het apparaat is voorzien van een testmodus om de werking van he t
noodoproepsysteem te testen. Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behor en
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om het apparaat te tes ten.
Controlelampjes
Testmodus apparaat
Page 484 of 690

4835-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
5
Voorzieningen in het interieur
WAARSCHUWING
■Wanneer er geen noodopro ep kan worden geplaatst
● In de volgende situaties kunnen mogelijk geen noodoproepen worden
gedaan. Neem in dergelijke gevallen op een andere wijze contact op met
hulpdiensten (112 enz.).
• Zelfs als de auto zich in het ontvangstgebied van de mobiele telefoon bevindt, kan het moeilijk zijn om contact te leggen met het ERA -GLO-
NASS/EVAK-controlecentrum als de ontvangst slecht is of de lijn bezet
is. In dergelijke gevallen krijgt u mogelijk geen contact met h et ERA-
GLONASS/EVAK-controlecentrum en kunt u dus geen noodoproepen
doen en kunnen hulpdiensten niet worden ingeschakeld, ook al pr o-
beert het systeem verbinding te maken met het ERA-GLONASS/EVAK-
controlecentrum.
• Wanneer de auto zich buiten het ontvangstgebied van de mobiele tele-
foon bevindt, kunnen er geen noodoproepen worden geplaatst.
• Wanneer er een storing aanwezig is in de bijbehorende apparatu ur
(zoals het paneel van de toets SOS, de controlelampjes, microfo on,
luidspreker, DCM, antenne of op de apparatuur aangesloten bedra ding)
of deze beschadigd of kapot is, kan er geen noodoproep worden
geplaatst.
• Tijdens een noodoproep doet het systeem herhaaldelijk een poging om contact op te nemen met het ERA-GLONASS/EVAK-controlecentrum.
Als er echter als gevolg van een slechte ontvangst geen contact kan
worden gelegd met het ERA-GLONASS/EVAK-controlecentrum, kan
het systeem mogelijk geen contact maken met het mobiele netwerk en
wordt de noodoproep beëindigd zonder dat er verbinding is gemaa kt.
Het rode controlelampje knippert gedurende ongeveer 30 seconden om
aan te geven dat de verbinding is verbroken.
• Het apparaat werkt mogelijk niet wanneer er een kracht op word t uitge-
oefend.
● Als de spanning van de 12V-accu afneemt of als de accu is losge nomen,
kan het systeem mogelijk geen verbinding maken met het ERA-GLO-
NASS/EVAK-controlecentrum.
■ Als het noodoproepsysteem wordt vervangen door een nieuw exem-
plaar
Het noodoproepsysteem moet worden geregistreerd. Neem contact o p met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een ander e naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Page 485 of 690

4845-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
WAARSCHUWING
■Voor uw veiligheid
● Rijd voorzichtig.
De functie van dit systeem is om u te helpen bij het plaatsen v an een
noodoproep bij ongevallen, zoals een verkeersongeval of een plo tseling
medisch noodgeval. Het systeem biedt de bestuurder en de passagiers op
geen enkele wijze bescherming. Rijd voorzichtig en doe voor uw veiligheid
altijd uw veiligheidsgordel om.
● Geef bij noodgevallen uw leven en de levens van anderen topprioriteit.
● Wanneer u een branderige lucht of anderszins een vreemde lucht ruikt,
verlaat dan de auto en zoek onmiddellijk een veilige plek op.
● Het systeem signaleert schokken, waardoor de automatische meldingen
mogelijk niet altijd overeenkomen met de werking van het airbag systeem.
(Als de auto van achteren wordt aangereden, enz.)
● Plaats om veiligheidsredenen geen noodoproep tijdens het rijden .
Wanneer u tijdens het rijden belt, kan het zijn dat u het stuur wiel niet goed
kunt bedienen, waardoor er een ongeval kan ontstaan.
Breng de auto tot stilstand en controleer of de omgeving veilig is alvorens
een noodoproep te plaatsen.
● Vervang zekeringen altijd door de voorgeschreven zekeringen. Al s u
andere zekeringen gebruikt, kan er kortsluiting in het circuit optreden en
kan er brand ontstaan.
● Wanneer u het systeem gebruikt terwijl er rook is of sprake is van een
ongewone geur, kan er brand ontstaan. Stop onmiddellijk met het gebruik
van het systeem en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerd e en uit-
geruste deskundige.
OPMERKING
■ Voorkomen van schade
Voorkom dat er vloeistof op het paneel van de toets SOS, enz. k omt en sla
er niet tegenaan.
■ In geval van een storing in het p aneel van de toets SOS, de luidspreker
of de microfoon tijdens een noodoproep of een handmatige onder-
houdscontrole
Het is wellicht niet mogelijk om noodoproepen te doen, de syste emstatus te
bevestigen of te communiceren met de medewerker van het ERA-GLO -
NASS/EVAK-controlecentrum. Als de apparatuur beschadigd is, nee m dan
contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparate ur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Page 486 of 690
485
6Onderhoud en verzorging
6-1. Onderhoud en verzorgingReinigen en beschermen van het exterieur van
uw auto ............................ 486
Reinigen en beschermen van het interieur van
uw auto ............................ 490
6-2. Onderhoud Onderhoud en reparatie..... 493
6-3. Zelf uit te voeren onderhoud Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te voeren
onderhoud ....................... 496
Motorkap ............................ 498
Plaatsen van een garagekrik ........................ 500
Motorruimte........................ 501
12V-accu............................ 509
Banden .............................. 514
Bandenspanning ................ 536
Velgen................................ 538
Interieurfilter ....................... 541
Batterij elektronische sleutel .............................. 543
Controleren en vervangen van zekeringen ................ 546
Lampen .............................. 550
Page 487 of 690

4866-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen van het exterieur
van uw auto
● Spoel de auto van boven naar beneden af met veel water en verwi j-
der zo vuil en stof van de carrosserie, uit de wielkasten en va n de
onderkant van de auto.
● Was de auto met een spons of een zachte doek (bijv. een zeem-
lap).
● Verwijder hardnekkige vlekken met een autowasmiddel en spoel
grondig af met water.
● Veeg overtollig water weg.
● Wanneer het water niet meer in druppels op de lak blijft liggen ,
moet de auto opnieuw in de was worden gezet.
Zet de auto alleen in de was als de carrosserie is afgekoeld.
■ Wassen in de wasstraat
●Voordat u de wasstraat inrijdt:
• Klap de spiegels in
• Schakel de elektrisch bedienbare achterklep uit (indien aanwez ig)
Begin met wassen vanaf de voorzijde van de auto. Klap de spiegels weer
uit voordat u gaat rijden.
● Sommige borstels in wasstraten kunnen krassen veroorzaken, waar door de
lak van uw auto wordt beschadigd.
● In sommige autowasserettes wordt de achterspoiler mogelijk niet gereinigd.
Ook bestaat er mogelijk een verhoogde kans op schade aan de aut o.
■ Hogedrukreinigers
●Zorg ervoor dat de sproeiers van de wasstraat zich zo ver mogelijk bij de
ruiten vandaan bevinden.
● Controleer voordat u de wasstraat gebruikt of de tankdopklep va n uw auto
goed gesloten is.
Voer het volgende uit om uw auto te beschermen en in perfecte
staat te houden:
Page 488 of 690

4876-1. Onderhoud en verzorging
6
Onderhoud en verzorging
■Bij gebruik van een wasstraat
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het
werkzame gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden v ergrendeld
en ontgrendeld. Leg de sleutel op een afstand van ten minste 2 m van de
auto als u de auto wast. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gesto len wordt.)
● Als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt en een por tiergreep tij-
dens het wassen van de auto nat wordt, klinkt er buiten de auto een zoemer.
Vergrendel alle portieren om het alarm uit te schakelen.
■ Lichtmetalen velgen
●Verwijder vuil onmiddellijk met een neutraal reinigingsmiddel.
● Spoel het reinigingsmiddel direct na het gebruik weg met water.
● Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de lak tegen bescha-
diging te beschermen.
• Gebruik geen zuurhoudende of alkalische middelen of schuurmiddelen
• Gebruik geen harde borstels
• Reinig de velgen niet met reinigingsmiddelen als de velgen, bijvoorbeeld
na het rijden of stilstaan bij warm weer, nog warm zijn
■ Bumpers
Gebruik geen schuurmiddelen.