Page 321 of 690
3204-2. Rijprocedures
De volgende standen kunnen afhankelijk van d e rijomstandigheden
geselecteerd worden.
■ECO-modus
Gebruik de ECO-modus voor een laag brandstofverbruik tijdens ri t-
ten waarbij vaak wordt geaccelereerd.
Druk voor gebruik van de ECO-
modus op de toets ECO
MODE.
Het controlelampje ECO MODE
gaat branden.
Druk de toets nogmaals in om
de ECO-modus uit te schakelen.
■
Sportmodus
Gebruik de sportmodus voor sportief rijden en het rijden in de ber-
gen.
Druk op de toets SPORT om de
sportmodus te selecteren.
Het controlelampje SPORT gaat
branden.
Druk de toets nogmaals in om
de sportmodus uit te schakelen.
Selecteren van de rijmodus
Page 322 of 690
3214-2. Rijprocedures
4
Rijden
Zet de selectiehendel in stand S om de S-modus in te schakelen.
Selecteer een schakelbereik met de selectiehendel en u kunt in elk
gewenst schakelbereik rijden.
Opschakelen
Terugschakelen
Het geselecteerde schakelbereik,
S1 t/m S6, wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Het standaard schakelbereik in
stand S wordt automatisch inge-
steld tussen S2 en S5, afhankelijk
van de rijsnelheid.
■
Schakelbereiken en hun functies
● U kunt kiezen uit 6 niveaus voor de mate van accelereren en
afremmen op de motor.
● Bij een kleiner schakelbereik wordt er sterker geaccelereerd en
op de motor afgeremd dan bij een groter schakelbereik en ook
neemt het toerental toe.
● Als u accelereert in de standen 1 - 5 wordt mogelijk automatisch
opgeschakeld naar een hoger sc hakelbereik overeenkomstig de
rijsnelheid.
Selecteren van het schakelbereik in stand S
1
2
Page 323 of 690

3224-2. Rijprocedures
■Waarschuwingszoemer bij beperking terugschakelmogelijkheid
Uit veiligheidsoverwegingen en om het rijgedrag niet in negatie ve zin te beïn-
vloeden, kan er onder bepaalde omstandigheden beperkt worden terugge-
schakeld. In sommige omstandigheden kan er helemaal niet worden
teruggeschakeld met de selectiehendel. (Er klinkt tweemaal een zoemer.)
■ Werking van de airconditioning in de ECO-modus
De ECO-modus regelt het verwarmen/koelen en de aanjagersnelheid van het
airconditioningsysteem om brandstof te besparen ( →Blz. 449). Stel de aanja-
gersnelheid af of schakel de ECO-modus uit om de prestaties van de aircon-
ditioning te verbeteren.
■ Uitschakelen van de rijmodus
●De ECO-modus wordt niet uitgeschakeld totdat u op de toets ECO MODE
drukt, ook niet als het hybridesysteem is uitgeschakeld na het rijden in de
ECO-modus.
● De sportmodus wordt uitgeschakeld als het hybridesysteem na het rijden in
de sportmodus wordt uitgezet.
■ Tijdens het rijden met de cruise control of de Dynamic Radar Cruise
Control ingeschakeld (indien aanwezig)
Ook wanneer de volgende handelingen worden uitgevoerd met als doel op de
motor af te remmen, wordt er niet op de motor afgeremd omdat de cruise
control of de Dynamic Radar Cruise Control niet wordt uitgescha keld.
● Als er tijdens het rijden in stand D of stand S wordt teruggesc hakeld naar 5
of 4. ( →Blz. 321)
● Als tijdens het rijden in stand D de sportmodus wordt ingeschak eld.
( →Blz. 320)
■ Schakelblokkeersysteem
Het schakelblokkeersysteem is een systeem dat voorkomt dat de s electie-
hendel tijdens het starten per ongeluk in een andere stand geze t wordt.
De selectiehendel kan alleen uit stand P worden gezet wanneer het contact
AAN staat en het rempedaal wordt ingetrapt.
Page 324 of 690

3234-2. Rijprocedures
4
Rijden
■Als de selectiehendel niet in een andere stand dan P kan worden gezet
Controleer eerst of het rempedaal is ingetrapt.
Als de selectiehendel niet in een andere stand gezet kan worden terwijl u het
rempedaal ingetrapt hebt, kan er een probleem aanwezig zijn in het schakel-
blokkeersysteem. Laat de auto onmiddellijk nakijken door een er kende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behor en gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Met de volgende procedure kan in noodgevallen de blokkering van de selec-
tiehendel ongedaan worden gemaakt.
Uitschakelen van de schakelblokkering:
Activeer de parkeerrem.
Zet het contact UIT.
Trap het rempedaal in.
Wrik het afdekplaatje omhoog met een
sleufkopschroevendraaier o.i.d.
Omwikkel het uiteinde van de schroe-
vendraaier met een doek om schade
aan het afdekplaatje te voorkomen.
Druk de deblokkeerschakelaar in.
De selectiehendel kan worden ver-
plaatst als de schakelaar ingedrukt is.
1
2
3
4
5
Page 325 of 690

3244-2. Rijprocedures
WAARSCHUWING
■Tijdens het rijden op een glad wegdek
Schakel voorzichtig terug en vermijd plotseling accelereren om te voorko-
men dat de auto in een slip raakt of de aangedreven wielen door slippen.
■ Voorkomen van ongevallen bij het uitschakelen van de schakelblo kke-
ring
Activeer de parkeerrem en trap het rempedaal in alvorens de deb lokkeer-
schakelaar in te drukken.
Als per ongeluk het gaspedaal in plaats van het rempedaal wordt ingetrapt
als de deblokkeerschakelaar wordt ingedrukt en de selectiehende l uit stand
P wordt gezet, kan de auto plotseling wegrijden, hetgeen kan leiden tot een
ongeval, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
OPMERKING
■ Voorzorgsmaatregelen bij het l aden van het batterijpakket (trac tiebatte-
rij)
Als de selectiehendel in stand N staat, wordt het batterijpakke t (tractiebatte-
rij) niet opgeladen, ook al draait de motor. Als de auto lang in stand N blijft
staan, ontlaadt het batterijpakket (tractiebatterij) dus en sta rt de auto moge-
lijk niet.
Page 326 of 690

325
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
Richtingaanwijzerschakelaar
Rechts afslaan
Rijstrookwisseling naar rechts
(beweeg de hendel iets
omhoog en laat hem los)
De richtingaanwijzers aan de rech-
terzijde zullen drie keer knipperen.
Rijstrookwisseling naar links
(beweeg de hendel iets omlaag
en laat hem los)
De richtingaanwijzers aan de lin-
kerzijde zullen drie keer knipperen.
Links afslaan
■De richtingaanwijzers kunnen bediend worden als
Het contact AAN staat.
■ Als het controlelampje sneller knippert dan normaal
Controleer of er een lamp van de richtingaanwijzer voor of acht er is doorge-
brand.
■ Als de richtingaanwijzers stoppen met knipperen voordat van rijstrook
is veranderd
Bedien de hendel nogmaals.
■ Om het knipperen van de richtinga anwijzers gedurende het veranderen
van rijstrook te onderbreken
Beweeg de hendel in de tegenovergestelde richting.
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instelling voor het knipperen van de richtingaanwijzers tijd ens het veran-
deren van rijstrook kan worden aangepast.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstelli ngen:
→Blz. 662)
Bedieningsinstructies
1
2
3
4
Page 327 of 690
3264-2. Rijprocedures
Par keer rem
Activeren van de parkeerrem
Trek de parkeerrem volledig aan
terwijl u het rempedaal ingetrapt
houdt.
Deactiveren van de parkeerrem
Trek de hendel iets omhoog en
beweeg hem helemaal omlaag ter-
wijl u de knop ingedrukt houdt.
■Parkeren van de auto
→Blz. 288
■ Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem
→Blz. 571
■ Gebruik in de winter
→Blz. 436
1
2
OPMERKING
■Voordat u gaat rijden
Deactiveer de parkeerrem.
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem is geactiveerd, kunnen de onderde-
len van het remsysteem oververhit raken, waardoor de remprestat ies in
negatieve zin kunnen worden beïnvloed en de onderdelen van het remsys-
teem sneller slijten.
Page 328 of 690
327
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
Lichtschakelaar
Draai aan het uiteinde van de hendel om de verlichting als volg t in te
schakelen:
Met sensor koplampregeling
De koplampen kunnen handmatig of automatisch worden
bediend.
Bedieningsinstructies
De parkeerlichten voor,
achterlichten, kenteken-
plaat- en dashboardver-
lichting gaan branden.
De koplampen en alle
hierboven genoemde ver-
lichting gaan branden.
De koplampen, dagrijver-
lichting ( →Blz. 330) en
alle verlichting die hierbo-
ven genoemd is, worden
automatisch in- en uitge-
schakeld.
(Wanneer het contact
AAN staat.)
De dagrijverlichting wordt
ingeschakeld.
( → Blz. 330)1
2
3
4
(indien
aanwezig)