Page 105 of 364

Zelfhulp
enkele minuten, dat geen enkel apparaat van
de w ag
en meer w
erkt, zoals bijv. de alarm-
lichten. Bij wagens met het Keyless Access-
systeem kan het stuur blokkeren ››› .
ATTENTIE
Er mag nooit een wagen gesleept worden die
geen s tr
oom heeft.
● Schakel tijdens het slepen nooit het con-
tact uit
met de startknop. Anders kan de elek-
tronische stuurkolomvergrendeling plots in
werking treden en kan de wagen niet meer
bestuurd worden. Dit kan leiden tot een onge-
val, ernstige letsels en verlies van controle
over de wagen.
● Als tijdens het slepen de wagen geen
stroom meer heef
t, koppel dan het slepen on-
middellijk los en vraag hulp aan gespeciali-
seerd personeel. ATTENTIE
Het gedrag en het remvermogen van een wa-
gen w or
den aanzienlijk gewijzigd bij het sle-
pen. Om het risico op ongeval of ernstig let-
sel te verminderen, moet rekening worden
gehouden met het volgende:
● Als bestuurder van de getrokken wagen:
– U dient de rem
veel krachtiger in te trap-
pen, want de rembekrachtiger werkt niet.
Let er altijd op dat u niet botst tegen het
trekkende voertuig. –
U heeft meer k
racht nodig aan het stuur-
wiel, want de stuurbekrachtiging werkt
niet met stilstaande motor.
● Als bestuurder van de trekkende wagen:
– Bijzonder v
oorzichtig gas geven.
– Vermijd heftige stuur- en remmanoeu-
vres.
– Rem iets vroeger dan gewoonlijk en ook
zachter. VOORZICHTIG
● Om de w agen (b
ijv. de laklaag) niet te be-
schadigen, bouwt u de afdichting en het
sleepoog voorzichtig uit en in.
● Onverbrande benzine zou tijdens het sle-
pen in de kata
lysator kunnen komen en deze
beschadigen. Aanwijzingen voor het aanslepen
In het algemeen geldt dat een wagen niet ge-
s
t
ar
t mag worden door hem te slepen. Ge-
bruik in plaats daarvan de starthulp
››› pag. 71.
Om technische redenen kunnen de volgende
wagens niet worden gestart door te slepen:
● Wagens met automatische versnellingsbak.
● Als de accu van de wagen leeg is, omdat in
wagen
s met vergrendel- en startsysteem
Keyless Access de stuurinrichting geblok- keerd blijft en de elektronische parkeerrem
en elektroni
sche stuurkolomvergrendeling
niet gelost kunnen worden indien ze zijn in-
geschakeld.
● Als de accu volledig ontladen is, werken de
reg
eleenheden van de motor mogelijk niet
meer correct.
Wanneer uw wagen toch gestart moet wor-
den door te slepen (enkel handgeschakelde
versnellingsbak):
● De 2e of 3e versnelling inschakelen.
● Koppeling ingetrapt houden.
● Schakel het contact en de alarmlichten in.
● Wanneer beide voertuigen in beweging
zijn, laat
u het koppelingspedaal los.
● Zodra de motor aanslaat, trapt u het koppe-
lings
pedaal in en ontkoppelt u de versnelling
om botsing met het trekkende voertuig te
vermijden. VOORZICHTIG
Er kan onverbrande brandstof in de katalysa-
tor t er
echtkomen wanneer de wagen door
aanslepen gestart wordt. Dit kan tot bescha-
digingen leiden. Let op
De motor kan enkel gestart worden door sle-
pen indien de elektr oni
sche parkeerrem en » 103
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 106 of 364

Noodgevallen
eventueel de elektronische stuurkolomver-
grendelin
g uit
geschakeld zijn. Als de wagen
zonder stroom zit of er een defect is in het
elektrische systeem, moet de motor gestart
worden met de starthulp om de elektronische
parkeerrem en de elektronische stuurkolom-
vergrendeling uit te schakelen. Aanwijzingen voor het slepen
Sleepkabel of sleepstang
De s
l
eepstang is veiliger voor het slepen en
voorkomt schade aan de wagen. Alleen wan-
neer deze niet beschikbaar is, een sleepka-
bel gebruiken.
De sleepkabel moet elastisch zijn opdat met
beide wagens veilig kan worden gereden.
Een kabel van kunstvezel of van materiaal
met vergelijkbare elasticiteit gebruiken.
De sleepkabel of de sleepstang uitsluitend
aan de daarvoor bestemde ogen of aan de
trekhaak bevestigen.
Als de wagen af fabriek is uitgerust met een
trekhaak, mag alleen gesleept worden met
een sleepstang als die specifiek is ontwor-
pen voor montage aan een kogelkop ››› pag.
291. Wanneer de wagen gesleept moet worden:
Contr
o
leer of de wagen gesleept kan worden
››› pag. 104, Gevallen waarin de wagen niet
gesleept mag worden .
● Contact inschakelen.
● Zet de versnellingshendel in neutrale stand
of z
et de keuzehendel in stand N ››› pag.
203.
● De wagen mag niet gesleept worden met
een snelheid v
an meer dan 50 km/h
(30 mph).
● De wagen mag niet gesleept worden over
een afst
and van meer dan 50 km.
● Als een takelwagen wordt gebruikt, mogen
wagen
s met automatische versnellingsbak
enkel gesleept worden met opgetilde voor-
wielen.
Wagens met vierwielaandrijving slepen
(4Drive)
De wagens met vierwielaandrijving (4Drive)
kunnen gesleept worden met een sleepstang
of sleepkabel. Indien de wagen wordt ge-
sleept met opgetilde voor- of achteras, moet
de motor worden uitgezet, anders kan de
transmissie beschadigd raken.
Gevallen waarin de wagen niet gesleept mag
worden
● Als de versnellingsbak wegens een defect
niet ov
er smeermiddel beschikt. ●
Als
de accu leeg is, aangezien de stuurin-
richting geblokkeerd blijft en de elektroni-
sche parkeerrem en elektronische stuurko-
lomvergrendeling in voorkomend geval niet
gelost kunnen worden.
● Als meer dan 50 km afgelegd moet worden.
● Wanneer, bijvoorbeeld na een ongeval, niet
lang
er gegarandeerd kan worden dat de wie-
len probleemloos draaien of de stuurinrich-
ting goed werkt.
Wanneer de wagen een ander voertuig zal
wegslepen:
● Neem de wettelijke bepalingen in acht.
● Houd rekening met de aanwijzingen in het
instructie
boekje over het slepen van voertui-
gen. Let op
Een wagen mag alleen gesleept worden als de
park eerr
em en de elektronische stuurkolom-
vergrendeling uitgeschakeld zijn. Als de wa-
gen zonder stroom zit of er een defect is in
het elektrische systeem, moet de motor ge-
start worden met de starthulp ›››
pag. 71
om de elektronische parkeerrem en de elek-
tronische stuurkolomvergrendeling uit te
schakelen. 104
Page 107 of 364

Zelfhulp
Sleepoog vooraan monteren Afb. 98
Aan de rechterzijde van de voorbum-
per: de af dekk
in
g verwijderen. Afb. 99
Aan de rechterzijde van de voorbum-
per: v
a
stgeschroefd sleepoog. De behuizing voor het opschroefbare sleep-
oog bev
indt
zich rechts op de voorbumper,
achter een klep ››› afb. 98.
Sleepoog altijd in de wagen meenemen. Let op de aanwijzingen voor het slepen in
›››
pag. 104.
Sleepoog vooraan monteren
● Haal het sleepoog uit het wagengereed-
sch
ap van de bagageruimte ››› pag. 99.
● Verwijder de afdekking voor het sleepoog
met spec
ifiek wagengereedschap, of met de
sleutelbaard van de autosleutel, door op de
zijkant te drukken en van links naar rechts de
afdekking iets op te wippen.
● Verwijder de afdekking en laat ze aan de
wagen h
angen.
● Schroef het sleepoog in de behuizing door
het tot
de aanslag linksom te draaien ››› .
Ge bruik
een g
eschikt voorwerp om het sleep-
oog volledig en stevig in de behuizing te
schroeven.
● Schroef na het slepen het sleepoog recht
s-
om los met een geschikt voorwerp.
● Schuif de clip aan de zijkant van de afdek-
king in de openin
g van de bumper en druk
tot de clip vastklikt.
● Reinig zo nodig het sleepoog en berg het
op in de bagag
eruimte samen met het overi-
ge wagengereedschap. VOORZICHTIG
Het sleepoog moet altijd helemaal en stevig
va s
tgedraaid zijn. Anders zou het tijdens het
slepen of het starten door te slepen uit de be-
huizing kunnen raken. Sleepoog achter monteren
Afb. 100
Aan de rechterzijde van de achter-
b umper: de af
dekk
ing verwijderen. Afb. 101
Aan de rechterzijde van de achter-
b umper: v
astgeschroefd sleepoog. De behuizing voor het opschroefbare sleep-
oog bev
indt
zich rechts op de achterbumper,
achter een afdekking ››› afb. 100. De wagens
die af fabriek zijn uitgerust met een trekhaak
beschikken niet over een behuizing voor het
opschroefbare sleepoog achter de afdekking. »
105
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 108 of 364

Noodgevallen
In dat geval moet de kogelkop verwijderd of
g emont
eer
d worden en worden gebruikt voor
het slepen ››› pag. 288, ››› .
L et
op de aan
wijzingen voor het slepen in
››› pag. 104.
Het sleepoog achteraan monteren (wagens
zonder af fabriek gemonteerde trekhaak)
● Haal het sleepoog uit het wagengereed-
sch
ap van de bagageruimte ››› pag. 99.
● Druk op het bovenste deel van de afdek-
king ›
›› afb. 100 om ze los te klikken.
● Verwijder de afdekking en laat ze aan de
wagen h
angen.
● Schroef het sleepoog in de behuizing door
het tot
de aanslag linksom te draaien ››› afb.
101 ››› . Gebruik een geschikt voorwerp om
het s
l
eepoog volledig en stevig in de behui-
zing te schroeven.
● Schroef na het slepen het sleepoog recht
s-
om los met een geschikt voorwerp.
● Schuif de bovenste clip van de afdekking in
de opening v
an de bumper en druk op het
onderste deel van de afdekking tot de boven-
ste clip vastklikt.
● Reinig zo nodig het sleepoog en berg het
op in de bagag
eruimte samen met het overi-
ge wagengereedschap. VOORZICHTIG
● Het s l
eepoog moet altijd helemaal en ste-
vig vastgedraaid zijn. Anders zou het tijdens
het slepen of het starten door te slepen uit de
behuizing kunnen raken.
● Als de wagen af fabriek is uitgerust met een
trekh
aak, mag alleen gesleept worden met
een sleepstang als die specifiek is ontworpen
voor montage aan een kogelkop. Wordt een
ongeschikte sleepstang gebruikt, dan kan zo-
wel de kogelkop als de wagen beschadigd ra-
ken. Gebruik in plaats daarvan een sleepka-
bel. Rijadviezen voor het slepen
Het slepen vraagt enige oefening, vooral
w
anneer er een s
l
eepkabel wordt gebruikt.
Beide bestuurders moeten met de bijzonder-
heden van het slepen vertrouwd zijn. Onge-
oefende bestuurders moeten hiervan afzien.
Let er bij het slepen steeds op dat er geen
ongeoorloofde trekkrachten en geen schok-
belasting ontstaan. Als er over onverharde
wegen wordt gesleept, bestaat altijd het ge-
vaar dat de bevestigingsdelen overbelast ra-
ken.
Tijdens het slepen moet in de gesleepte wa-
gen de verandering van richting aangegeven
worden, al zijn de noodknipperlichten inge-
schakeld. Daarvoor moet de overeenkomsti-
ge knipperlichthendel met ingeschakeld con- tact worden bediend. Tijdens deze periode
blijv
en de noodknipperlichten uit. Wanneer u
de hendel van de knipperlichten opnieuw in
neutrale stand plaatst, zullen de noodknip-
perlichten automatisch opnieuw inschakelen.
Bestuurder van de getrokken wagen:
● Laat het contact ingeschakeld zodat de
stuurinric
hting niet geblokkeerd wordt, de
elektronische parkeerrem kan worden uitge-
schakeld en de knipperlichten en wis-wasau-
tomaat werken.
● U heeft meer kracht nodig aan het stuur-
wiel, want
de stuurbekrachtiging werkt niet
met stilstaande motor.
● U dient de rem veel krachtiger in te trap-
pen, want de r
embekrachtiger werkt niet. Rijd
niet tegen het trekkende voertuig.
● Houd rekening met de informatie en aan-
wijzin
gen van het instructieboekje van de wa-
gen die getrokken zal worden.
Bestuurder van de trekkende wagen:
● Bijzonder voorzichtig gas geven. Vermijd
plotseling
e manoeuvres.
● Rem iets vroeger dan gewoonlijk en ook
zacht
er.
● Houd rekening met de informatie en aan-
wijzin
gen van het instructieboekje van de ge-
trokken wagen. 106
Page 109 of 364

Zekeringen en lampjes
Zekeringen en lampjes Z ek
erin
gen
Inleiding tot thema In principe kan een zekering toegewezen zijn
aan v
er
scheidene apparaten. Omgekeerd is
het ook mogelijk dat één apparaat verschil-
lende zekeringen gebruikt.
Vervang de zekeringen alleen als de oorzaak
van de fout werd opgelost. Wanneer een
nieuw geplaatste zekering na korte tijd weer
doorbrandt, moet de elektrische installatie
door een gespecialiseerde werkplaats wor-
den nagekeken. ATTENTIE
De hoge spanning van het elektrische sys-
teem k an s
troomschokken en ernstige brand-
wonden veroorzaken. Deze kunnen zelfs do-
delijk zijn!
● Raak nooit de elektrische kabels van het
ontst
ekingssysteem aan.
● Voorkom kortsluiting in de elektrische in-
sta
llatie. ATTENTIE
Het gebruik van verkeerde zekeringen, de ver-
van gin
g van zekeringen en het overbruggen
van een stroomcircuit zonder zekeringen kan brand en ernstige verwondingen tot gevolg
hebben.
● Ge bruik
nooit zekeringen met een te hoge
strooms
terkte. Vervang de zekeringen alleen
door zekeringen voor dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur en opschrift) en grootte.
● Probeer een zekering nooit te repareren.
● Vervang de zekeringen nooit door een me-
tal
en draad, een nietje of iets vergelijkbaars. VOORZICHTIG
● Sc hak
el de motor, lichten en overige elek-
trische apparatuur uit en haal de sleutel uit
het contact voordat u een zekering vervangt,
om schade aan het elektrische systeem te
voorkomen.
● Wanneer een zekering door een zwaardere
zekerin
g wordt vervangen, kan er ook schade
op een andere plaats in de elektrische instal-
latie ontstaan.
● Dek de open zekeringenhouders af om te
voorkomen d
at er vuil of vocht in de kast te-
rechtkomt, aangezien dit het elektrische sys-
teem kan beschadigen. Let op
● Bij een elektri s
ch apparaat kunnen meerde-
re zekeringen horen.
● Meerdere apparaten kunnen gezamenlijk
met een z
ekering zijn beveiligd. Zekeringen in het interieur
Afb. 102
In het dashboard aan bestuurderszij-
de (s t
uur link
s): deksel van de zekeringen-
houder. » 107
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 110 of 364

Noodgevallen
Afb. 103
Dashboardkastje (stuur rechts): toe-
g an
g t
ot de zekeringenhouder. De zekeringenhouder onder het dashboard
openen en s
luit
en (s
tuur links)
● Ontgrendelen: de klep n
aar beneden klap-
pen ››› afb. 102.
● Sluiten: de klep omhoog
zwenken tot deze
vastklikt.
Zekeringen achter het dashboardkastje
(stuur rechts)
Voor toegang tot de zekeringenhouder: ●
Demonteer de openin
gsrem ››› afb. 103 A in twee stappen: ontgrendel eerst de rem
door
z
e n
aar achteren te trekken (pijl 1 ) en
v er
s
chuif ze dan lichtjes naar rechts (pijl 2 ).
D emont
eer de g
eleiding wanneer de afdek-
king in normale opening (30°) is.
● Zet de zijpennen B vrij en ontgrendel de
af dekk
in
g tot de tweede opening (60°).
Ga in omgekeerde volgorde te werk om het
dashboardkastje opnieuw in servicestand te
zetten. VOORZICHTIG
● Ver w
ijder de deksels van de zekeringen-
houders en bouw ze weer correct in om be-
schadigingen te voorkomen.
● Dek de open zekeringenhouders af om te
voorkomen d
at er vuil of vocht in de kast te-
rechtkomt. Vuil of vocht in de zekeringenhou-
der kan schade aan het elektrische systeem
veroorzaken. Zekeringen in de motorruimte
Afb. 104
In de motorruimte: deksel van de ze-
k erin
g
enhouder. De zekeringenhouder in de motorruimte ope-
nen
● Open de motorkap › ›
›
pag. 313.
● Druk op de vergrendelingsclips voor het
ontgrendel
en van de zekeringenhouder
››› afb. 104.
● Verwijder het deksel naar boven toe.
● Om het deksel te monteren
, plaats het op
de zekeringenhouder. Duw de clips omlaag
totdat deze vastklikken.
Zekeringenoverzicht Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ››
pag. 63
108
Page 111 of 364

Zekeringen en lampjes
Vervang de zekeringen alleen door zekerin-
g en
v
oor dezelfde stroomsterkte (zelfde kleur
en opschrift) en grootte.
Overzicht zekeringen in het interieur
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
1Adblue (SCR)30
5Gateway5
6Keuzehendel automaat5
7Bedieningspaneel airco/verwar-
ming, achterruitverwarming, inte-
rieurvoorverwarming10
8
Diagnose, handremschakelaar,
verlichtingsschakelaar, achteruit-
rijlicht, interieurverlichting, rijmo-
dus, instapverlichting
10
9Stuurkolom5
10Radiodisplay7,5
11Lichten links40
12Radio20
14Ventilator airco40
15Ontgrendeling stuurkolom10
16Connectivity Box7,5
17Instrumentenpaneel7,5
18Camera achteraan7,5
19Kessy7,5
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
21Regeleenheid 4x4 Haldex15
22Aanhangwagen15
23Elektrisch bedienbaar dak30
24Lichten rechts40
25Linkerportier30
26Stoelverwarming30
27Binnenverlichting30
28Aanhangwagen25
32Parkeerhulpcentrale, frontcamera
en radar7,5/10
33Airbag5
34
Schakelaar achteruitrijlicht, kli-
maatsensor, elektrochromatische
spiegel, stopcontacten achterin
(USB)
7,5
35Diagnose, regeleenheid lichten,
lichtbundelverstelling10
36Rechter led-koplamp7,5
37Linker led-koplamp7,5
38Aanhangwagen25
39Rechterportier30
4012 V-stopcontact20
42Centrale vergrendeling40
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
43SEAT Sound, beats sound can en
most.30
44Aanhangwagen15
45Elektrische bestuurdersstoel15
47Ruitenwisser achter15
49Startmotor, koppelingssensor5
50Elektrisch bedienbare achterklep40
52Rijmodus15
53Achterruitverwarming30
Zekeringenoverzicht in de motorruimte
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
1ESP-regelapparaat25
2ESP-regelapparaat40
3Motorregelapparaat (diesel/ben-
zine)30/15
4Motorsensoren5/10
5Motorsensoren7,5
6Remlichtsensor5
7Motorvoeding10
8Lambdasonde10/15
9Motor5/10/20» 109
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 112 of 364

NoodgevallenNr.Stroomverbruiker/Ampère
10Regeleenheid benzinepomp15/20
11PTC40
12PTC40
13Regelapparaat automatische ver-
snellingsbak15/30
14Verwarmde voorruit40
15Claxon15
16Benzinepomp5/15/20
17Motorregelapparaat7,5
18Aansluiting 30 (positieve refe-
rentiespanning)5
19Ruitenwisser vooraan30
20Alarmclaxon10
22Motorregeleenheid5
23Startmotor30
24PTC40
31Drukpomp15
33Pomp versnellingsbak30
37Interieurvoorverwarming20
Let op
● Er z ijn in het
voertuig meer zekeringen dan
in dit hoofdstuk vermeld worden. Deze mo- gen alleen vervangen worden in een gespeci-
ali
seer
de werkplaats.
● De posities die niet bezet zijn door een ze-
kering s
taan ook niet vermeld in de tabellen.
● Enkele van de in de tabellen vermelde ver-
bruikers
horen alleen bij bepaalde type-uit-
voeringen of zijn voor optioneel verkrijgbare
uitrusting.
● Let erop dat de tabellen overeenkomen met
de stand
van de techniek tijdens het drukken
van dit instructieboekje; waardoor ze dus aan
wijzigingen onderhevig zijn. Vervangen van lampjes
In l
eidin
g tot thema Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 64.
Voor het vervangen van lampjes is enige
technische vaardigheid vereist.
Als u zelf lampen wilt vervangen in het mo-
torcompartiment, houd er dan rekening mee
dat dit een gevaarlijke zone is ››› in Werk-
z aamheden in de mot
orruimt
e op pag. 314.
Een lampje mag alleen worden vervangen
door een lampje van gelijke uitvoering. De
aanduiding van het wattage staat op de
lampvoet. Afhankelijk van het uitrustingsniveau zijn er
vers
chillende koplampsystemen en achter-
lichten:
● Halogeenkoplamp
● Full-led koplamp*
● Achterlicht met lampen
● Achterlicht met led*
Ful
l-led koplampen*
Full-led koplampen verrichten alle verlich-
tingsfuncties (daglicht, parkeerlicht, knipper-
licht, dimlicht en routelicht) met lichtgevende
diodes (led's) als lichtbron.
De full-led koplampen zijn ontworpen om de
gehele levenscyclus van de wagen mee te
kunnen en de lichtbronnen kunnen niet wor-
den vervangen. Bij schade aan een koplamp
moet u naar de werkplaats van een officiële
dealer gaan voor vervanging. ATTENTIE
● Als
de motor op bedrijfstemperatuur is,
moet bij werkzaamheden in de motorruimte
bijzonder zorgvuldig te werk worden gegaan
– gevaar voor verbranding.
● Gloeilampjes staan onder druk en kunnen
kapot s
pringen, als ze worden vervangen -
gevaar voor verwondingen!
● Let er bij het vervangen van gloeilampjes
op, dat
u zich niet verwondt aan scherpe de-
len in het koplamphuis. 110