Page 161 of 364

Lichten en zicht
koplampen en de achterlichten gedeeltelijk
onts t
ok
en.
Snelwegverlichting* Snelwegverlichting is beschikbaar voor wa-
gen
s
die voorzien zijn van full-led koplam-
pen.
De in-/uitschakeling van de functie vindt
plaats via het overeenstemmende menu van
het Easy Connect-systeem.
● Activering: bij het o
verschrijden van 110
km/u (68 mpu) gedurende meer dan 30 se-
conden wordt de bundel van het dimlicht iets
omhoog geplaatst voor een grote zichtbaar-
heid op de weg voor de bestuurder.
● Uitschakeling: bij het
verlagen van de snel-
heid van de auto tot onder 100 km/u (62
mpu) wordt de lichtbundel onmiddellijk weer
teruggezet naar normale stand.
In het buitenland rijden De lichtbundel van het dimlicht is asymme-
tri
s
c
h: het deel van de weg waarop wordt ge-
reden, wordt extra verlicht.
Indien een wagen die is geproduceerd voor
een land waarin rechts wordt gereden, naar
een land gaat waarin links wordt gereden (of
vice versa), moet normaliter een deel van het glas van de koplamp worden afgeplakt met
zelfkl
evende maskers of de afstelling van de
koplampen worden aangepast om de overige
bestuurders niet te verblinden.
In dergelijke gevallen worden bepaalde ver-
lichtingswaarden voorgeschreven die moeten
worden ingehouden binnen het verlichtings-
veld. Dit wordt ook wel "reisverlichting" ge-
noemd.
De lichtverdeling die halogeen- en full-led ko-
plampen hebben maakt het mogelijk om te
voldoen aan de eisen gesteld aan "reisver-
lichting" zonder de noodzaak tot afplakken
of opnieuw afstellen. Let op
"Reisverlichting" is slechts voor een korte
periode toe g
estaan. Als iemand van plan is
om een grote afstand in een land waarin aan
tegenovergestelde zijde wordt gereden, af te
gaan leggen, dient deze naar een officiële
servicewerkplaats te gaan om de verlichting
te laten afstellen. Lichtbundelhoogteverstelling
Afb. 145
Naast het stuur: lichtbundelhoogte-
v er
s
telling. De lichtbundel-hoogteverstelling
››
›
afb. 145
past zich afhankelijk van de waarde van de
lichtbundel van de koplampen aan aan de
beladingstoestand van de wagen. Hierdoor
heeft de bestuurder een zo goed mogelijk
zicht terwijl tegenliggers niet worden ver-
blind ››› .
U k u
nt
de koplampen alleen verstellen als
het dimlicht aan staat.
Draai voor verstellen aan de knop ››› afb.
145:
WaardeBeladingstoestand a)
van de wagen
Voorstoelen bezet en bagageruimte leeg
Alle plaatsen bezet en bagageruimte leeg»
159
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 162 of 364

BedienenWaardeBeladingstoestand
a)
van de wagen
Alle plaatsen bezet en bagageruimte vol.
Met aanhangwagen met minimale kogeld-
ruk
Alleen de bestuurdersstoel bezet en baga-
geruimte vol. Rijden met aanhangwagen
met maximale kogeldruk.
a)
Indien de beladingstoestand van de wagen niet in het over-
zicht voorkomt, kunnen ook tussenstanden geselecteerd wor-
den.
OF:
Via het Easy Connect-systeem, via de toets
en de functieknop SETUP > Lichten
> Regeling hoogte koplampen
› ›
›
pag. 34.
Niveau 0Voorstoelen bezet en bagageruimte leeg
Niveau 1Alle plaatsen bezet en bagageruimte
leeg
Niveau 2Alle plaatsen bezet en bagageruimte vol.
Rijden met aanhangwagen, minimale ko-
geldruk.
Niveau 3Alleen de bestuurdersstoel bezet en ba-
gageruimte vol. Rijden met aanhangwa-
gen, maximale kogeldruk. Dynamische lichtbundel-hoogteverstelling
D
e r
e
gelaar is vervangen bij wagens met dy-
namische lichtbundel-hoogteverstelling. De
lichtbundel wordt automatisch aan de bela-
dingstoestand van de wagen aangepast wan-
neer de koplampen worden ingeschakeld. ATTENTIE
Zware voorwerpen in de wagen kunnen er de
oorz aak
van zijn dat de koplampen andere
weggebruikers verblinden en afleiden. Dit
kan ernstige ongevallen tot gevolg hebben.
● Pas de lichtbundel aan de beladingstoe-
stand
van de wagen aan zodat de overige
weggebruikers hierdoor niet verblind worden. Verlichting van het instrumentenpa-
neel, di
s
p
lays en schakelaars Afhankelijk van het model kan de verlichting
v
an het
in
strumentenpaneel en de schake-
laars worden ingesteld in het Easy Connect-
systeem; gebruik hiertoe de toets en de
f u
nctiet
oets SETUP ›››
pag. 34.
Met ingeschakeld contact en zonder active-
ring van de lichten blijft de verlichting van het instrumentenpaneel actief in omstandig-
heden van d
aglicht. De verlichting wordt ver-
minderd naarmate het buitenlicht afneemt. In
sommige gevallen, bijv. wanneer door een
tunnel wordt gereden zonder actieve functie
, gaat de verlichting van het instrumen-
tenpaneel volledig uit. Het doel van deze
functie is om de bestuurder er visueel op te
wijzen dat hij/zij de dimlichten moet inscha-
kelen.
Binnenverlichting en leeslampjes 1) Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 32
Verlichting in handschoenenkastje en koffer-
bak*
Bij het openen en sluiten van het handschoe-
nenkastje aan passagierszijde alsmede van
de achterklep gaat automatisch de betreffen-
de verlichting aan en uit.
Verlichting in beenruimte*
De verlichting in de beenruimte onder het
dashboard (bestuurder en passagier) gaat 1)
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de wa-
gen k u
nnen de volgende binnenlichten voorzien zijn
van led's: interieurverlichting voorin, interieurverlich-
ting achterin, verlichting in voetenruimte, zonneklep-
verlichting en verlichting dashboardkastje.
160
Page 163 of 364

Lichten en zicht
branden zodra de portieren worden geopend
en w or
dt
gedimd tijdens het rijden. De inten-
siteit hiervan kan worden ingesteld via het
radiomenu (zie Easy Connect > Instel-
lingen verlichting > Interieur‐
verlichting ›››
pag. 34).
Interieurverlichting*
Het sfeerlicht verlicht het gebied van de mid-
denconsole, de voetenruimte en, afhankelijk
van de versie, ook het paneel van de voorpor-
tieren.
De interieurverlichting in de portierpanelen
kan van kleur veranderen. De intensiteit en
kleur kunnen worden ingesteld via het radio-
menu (zie Easy Connect > Instellin- gen verlichting > Interieurver-
lichting ›››
pag. 34). Let op
De leeslampjes gaan uit zodra de wagen
wor dt
afgesloten met de sleutel of na verloop
van enige minuten nadat de sleutel uit het
contact is genomen. Dat voorkomt het ontla-
den van de accu. Zicht
Z onnek
l
eppen Afb. 146
Zonneklep. Mogelijke standen van de zonnekleppen
v
oor de be
s
tuurder en voorpassagier:
● De zonneklep omlaag klappen naar de
voorruit.
● D
e zonneklep kan uit de steun worden ver-
wijderd en n
aar het portier worden toege-
draaid ››› afb. 146 1 .
● Kantel de zonneklep naar het portier, in de
l en
g
terichting naar achteren.
Lampje van de make-up spiegel
In de uitgeklapte zonneklep zit een make-up
spiegel die door een klepje wordt afgedekt.
Als u het klepje 2 wegschuift, gaat er een
l amp
j
e branden. Het lampje gaat uit, wanneer u het klepje
voor de mak
e-up-spiegel terugschuift of de
zonneklep omhoog klapt. ATTENTIE
De uitgeklapte zonnekleppen kunnen uw
zic ht
op de weg beperken.
● Doe de zonnekleppen altijd terug in de
steu
n wanneer u deze niet meer nodig heeft. Let op
Het lampje dat boven de zonneklep zit, gaat
in bepaa l
de situaties na een paar minuten au-
tomatisch uit. Dat voorkomt het ontladen van
de accu. Ruitenwisser voor en achter
R uit
en
wisserhendel Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 33 VOORZICHTIG
Als het contact wordt uitgeschakeld terwijl de
ruiten w
issers in werking zijn, maken deze de
slag af en keren terug in de ruststand. Wan-
neer het contact weer wordt ingeschakeld,
blijft de ruitenwisser werken in dezelfde wis-
stand. Bij vorst, sneeuw en andere obstakels » 161
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 164 of 364

Bedienen
op de achterruit kunnen de ruitenwisser en
ruiten
w
issermotor worden beschadigd.
● Verwijder vóór het wegrijden sneeuw en ijs
van de ruiten
wisser.
● Maak een vastgevroren ruitenwisser voor-
zichtig lo
s van de ruit. SEAT beveelt daarvoor
een ontdooispray aan.
● Schakel de ruitenwisser niet in als de ruit
droog is. Bij het
droog wissen kunnen de rui-
tenwisserbladen beschadigd raken.
● Voordat u de ruitenwissers bij vorst voor de
eerst
e keer inschakelt, controleren of de rui-
tenwisserbladen niet zijn vastgevroren. Bij
koud weer kan het helpen de ruitenwissers in
de servicestand te zetten wanneer u de wa-
gen parkeert ›››
pag. 72. Let op
● De v
oorruitwisser en achterruitwisser wer-
ken alleen bij ingeschakeld contact en geslo-
ten motorkap respectievelijk achterklep.
● Het intervalwissen van de ruitenwissers is
afhankelijk
van de snelheid van de wagen.
Hoe hoger de snelheid is, des te vaker de rui-
tenwissers bewegen.
● De achterruitwisser gaat automatisch aan
wanneer de ruiten
wissers aan staan en de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Functies van de ruitenwisser
Reactie van de ruitenwissers op verschillende
situaties
Als de wagen stil-
staatDe geactiveerde stand gaat tijde-
lijk naar de voorgaande stand.
Tijdens de werking
van de wis/was-au-
tomaatDe airco schakelt 30 seconden in
de recirculatiefunctie in om te
voorkomen dat de ruitensproeier-
vloeistof in het interieur van de
wagen te ruiken is.
Bij interval-wissenDe intervallen werken volgens de
snelheid. Hoe hoger de snelheid,
des te korter het interval.
Verwarmbare ruitensproeiers*
D
e
v
erwarming ontdooit alleen de bevroren
sproeiers, niet het water in de slangen. De
verwarmbare ruitensproeiers stellen hun ver-
warmingsvermogen automatisch bij het in-
schakelen van het contact in, afhankelijk van
de omgevingstemperatuur.
Koplampwisser/-sproeiersysteem*
Het koplampwisser/-sproeiersysteem dient
om de koplampen schoon te maken.
Na het inschakelen van het contact, en wan-
neer de ruitensproeiers voor het eerst en ie-
dere vijf keer worden ingeschakeld, worden
ook de koplampen schoongemaakt. Daarom
moet de ruitenwisserhendel naar het stuur
worden toegetrokken wanneer het dimlicht of het grootlicht brandt. Het vuil dat zich moge-
lijk op de kop
lampen heeft vastgezet (zoals
insectenresten) moet regelmatig worden
schoongemaakt (bijv. bij het tanken).
Om de werking van het koplampsproeiersys-
teem in de winter te garanderen, moet de
sneeuw worden verwijderd die zich in de
sproeiers van de bumper kan hebben verza-
meld. Mocht het nodig zijn, dan kan het ijs
met een antivriesspray worden verwijderd. Let op
Bij een obstakel op de voorruit probeert de
ruiten w
isser dit obstakel weg te schuiven. In-
dien het obstakel de ruitenwisser blijft blok-
keren, blijft de ruitenwisser stil staan. Verwij-
der het obstakel en zet de ruitenwisser weer
aan. 162
Page 165 of 364

Lichten en zicht
Regensensor* Afb. 147
Ruitenwisserhendel: regensensor Aafstellen.
Afb. 148
Gevoelig oppervlak van de regen-
sen sor
. De geactiveerde regensensor stuurt de rui-
t
en
w
isserinterval afhankelijk van de regenval
››› . De gevoeligheid van de regensensor
k an h
andm
atig worden ingesteld. Ruitenwis-
sers handmatig bedienen ››› pag. 161. Hendel in de gewenste stand drukken
›››
afb.
147:
Regensensor gedeactiveerd.
Regensensor actief; wis/was-automaat
indien nodig.
De gevoeligheid van de regensensor af-
stellen– de knop naar rechts instellen: hogere
gevoeligheid.
– de knop naar links instellen: lagere ge-
voeligheid.
Na het uitschakelen en opnieuw inschakelen
van het contact, blijft de regensensor geacti-
veerd en werkt hij weer zodra de ruitenwis-
sers in stand 1 staan en er harder dan 16
km/u (10 mph) w or
dt
gereden.
Gewijzigd gedrag van de regensensor
Mogelijke oorzaken van storingen en verkeer-
de interpretaties in het gebied van het gevoe-
lige oppervlak ››› afb. 148 van de regensen-
sor zijn o.a.:
● Beschadigde wisserbladen: een laagje wa-
ter op de bes
chadigde wisserbladen kan de
activeringstijd verlengen, de sproei-interval-
len verminderen of snel en continu wissen
veroorzaken.
● Insecten: door de aanwezigheid van insec-
ten k u
nnen de ruitenwissers geactiveerd wor-
den. 0 1
A ●
Str ooiz
out
op straat: in de winter kan het
zout dat op de straten wordt gestrooid een
overdreven lang wissen met een vrijwel dro-
ge voorruit veroorzaken.
● Vuil: droog stof, was, glasbekleding (lotus-
effect) of r
esten reinigingsmiddel (wasstraat)
kunnen de effectiviteit van de regensensor
verminderen of tot gevolg hebben dat deze
later of langzamer reageert of niet werkt.
● Barstje in de voorruit: door de inslag van
een steen w
ordt één wisbeweging met inge-
schakelde regensensor teweeggebracht. Ver-
volgens detecteert de regensensor dat het
gevoelige oppervlak verminderd is en stelt
zichzelf af. Afhankelijk van de omvang van de
inslag van de steen kan het gedrag van de
sensor anders zijn. ATTENTIE
Het is mogelijk dat de regensensor de regen
niet v
oldoende detecteert en de ruitenwissers
niet inschakelt.
● Indien nodig schakelt u de ruitenwissers
met de hand in w
anneer het water het zicht
door de voorruit hindert. Let op
● Maak r
egelmatig het gevoelige oppervlak
van de regensensor schoon en controleer de
wisserbladen op mogelijke beschadigingen
››› afb. 148 (pijl). » 163
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 166 of 364

Bedienen
●
Om wa s
en afzettingen te verwijderen
wordt het gebruik van een glasreiniger met
alcohol aanbevolen. Achteruitkijkspiegel
Autom ati
sch dimmende binnenspie-
gel Om veilig te kunnen rijden, is het belangrijk
een goed
z
icht door de achterruit naar achter-
en te hebben.
Binnenspiegel met automatische dimfunc-
tie*
Elke keer dat u het contact inschakelt, wordt
de dimfunctie ingeschakeld.
Wanneer de dimfunctie is ingeschakeld,
wordt de binnenspiegel afhankelijk van de
lichtinval automatisch in de antiverblindings-
stand gezet. De dimfunctie wordt geannu-
leerd bij het inschakelen van de achteruitver-
snelling. ATTENTIE
Wanneer het glas van een automatisch dim-
mende binnen s
piegel breekt, kan er elektro- lytvloeistof vrijkomen. Deze vloeistof is irrite-
rend
v
oor de huid, de ogen en de ademha-
lingsorganen. Bij aanraking onmiddellijk met
veel water afspoelen. Raadpleeg direct een
arts! VOORZICHTIG
Wanneer het glas van een automatisch dim-
mende b innens
piegel breekt, kan er elektro-
lytvloeistof vrijkomen. Deze vloeistof kan de
kunststof oppervlakken aantasten. Reinig het
zo snel mogelijk met een vochtige spons. Let op
● Als
de lichtinval op de binnenspiegel wordt
beperkt (bijv. door een zonnescherm*), wer-
ken de zelfdimmende spiegels niet probleem-
loos.
● Bij ingeschakelde binnenverlichting of in-
ges
chakelde achteruitversnelling worden de
zelfdimmende spiegels niet gedimd. Buitenspiegels verstellen
Afb. 149
Bestuurdersportier: bediening van
de b uit
en
spiegel. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 20
Synchrone elektrische buitenspiegelverstel-
ling
● Selecteer in het menu Instellingen -
Comfort of de buit
enspiegels synchroon
moeten worden ingesteld.
● De knop in stand L 1)
draaien.
● De link
er buitenspiegel instellen. De rech-
ter buit
enspiegel wordt gelijktijdig (syn-
chroon) mee ingesteld.
● Indien nodig, de instelling van de rechter
buiten
spiegel corrigeren: draai de knop in de
stand R 1)
. 1)
Bij wagens met rechts stuur gebeurt de regeling
symmetris c
h.
164
Page 167 of 364

Stoelen en hoofdsteunen
● Bij het E
a
sy Connect-systeem kunnen de
buitenspiegels worden afgesteld via de toets en de functietoets
S
ETUP .
D e b
uit
enspiegels inklappen na het parkeren
(comfortfunctie)*
Via het Easy Connect-systeem, toets en
de f u
nctieknop
pen SETUP en
A c
ht
eruitkijkspiegels en ruitenwissers kan geselec-
t eer
d w
orden dat de buitenspiegels worden
ingeklapt na het parkeren van de wagen
››› pag. 127.
Wanneer de wagen wordt gesloten met de af-
standsbediening, worden de buitenspiegels
automatisch ingeklapt na langer dan ca. 1
seconde drukken. Wanneer de wagen wordt
geopend met de afstandsbediening, worden
de buitenspiegels automatisch uitgeklapt. ATTENTIE
Gewelfde spiegelvlakken (convex of asfe-
ris c
h*) vergroten het blikveld. De objecten
zien er in de spiegel echter kleiner uit en ze
lijken verder weg. Wanneer u deze spiegel ge-
bruikt om de afstand van achteropkomende
wagens te bepalen bij het veranderen van
rijstrook, kunt u deze verkeerd inschatten –
gevaar voor ongevallen. VOORZICHTIG
● Als
het spiegelhuis door uitwendige krach-
tinwerking (bijv. aanstoten) is versteld, moe- ten de spiegels elektrisch tot aan de aanslag
naar b
innen w
orden geklapt. Het spiegelhuis
mag in geen geval met de hand worden terug-
gesteld, omdat anders de werking van het
spiegelmechanisme negatief wordt beïn-
vloed.
● Voordat u door een wasstraat rijdt, moet u
de buiten
spiegels naar binnen klappen, om
beschadiging van de buitenspiegels te voor-
komen. Buitenspiegels die elektrisch inge-
klapt kunnen worden mogen niet met de
hand, maar alleen elektrisch in en uit worden
geklapt. Let op
Als het elektrische verstelmechanisme uit-
va lt, k
unt u beide buitenspiegels met de hand
verstellen door op de rand van het spiegel-
vlak te drukken. Stoelen en hoofdsteunen
St oel
en en hoof
dsteunen ver-
stellen
Stoelen handmatig verstellen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 18 ATTENTIE
Belangrijke informatie, tips, adviezen en
waar s
chuwingen die u in het belang van uw
eigen veiligheid en de veiligheid van uw pas-
sagiers moet lezen en in acht nemen, vindt u
in het hoofdstuk Veilig rijden ››› pag. 75. ATTENTIE
● Ver s
tel de voorstoelen uitsluitend terwijl de
wagen stil staat. Anders bestaat er gevaar
voor ongelukken.
● Voorzichtig bij het verstellen van de stoel-
hoogte! Door on
gecontroleerd of onachtzaam
te verstellen kunt u bekneld komen te zitten -
levensgevaarlijk!
● De rugleuningen van de voorstoelen mogen
niet te
veel achterover staan tijdens het rij-
den. Anders kunnen de veiligheidsgordels en
het airbagsysteem hun beschermfunctie niet
vervullen, met het bijbehorend risico op on-
gevallen. 165
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 168 of 364

Bedienen
Bestuurdersstoel elektrisch verstel-
l en* Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 19 ATTENTIE
● Nal atig of
onachtzaam gebruik van de elek-
trisch bediende voorstoelen kan leiden tot
ernstige verwondingen.
● De voorstoelen kunnen ook elektrisch ver-
stel
d worden met het contact uitgeschakeld.
Laat nooit een kind of andere hulpbehoeven-
de persoon alleen achter in de wagen.
● In geval van nood kan de elektrische ver-
stel
ling onderbroken worden door te drukken
op een ander bedieningselement. VOORZICHTIG
Om de elektrische onderdelen van de stoel
niet t e be
schadigen, mag u niet op de zittin-
gen knielen of de zitbank en rugleuning op
andere manieren puntvormig belasten. Let op
● Indien de acc u
van de wagen bijna leeg is,
is het mogelijk dat de stoel niet elektrisch
versteld kan worden.
● Indien u de motor aanzet tijdens de elektri-
sche
verstelling van de stoelen, wordt die on-
derbroken. Voorste hoofdsteunen regelen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 19
Hoofdsteun zo verstellen ›››
pag. 19 dat
de bovenzijde van de hoofdsteun zo mogelijk
in lijn ligt met het bovenste gedeelte van het
hoofd van de inzittende. Als dit niet mogelijk
is, probeer dan een stand in te stellen die zo
goed mogelijk daarbij in de buurt komt.
Achterste hoofdsteunen regelen Afb. 150
Hoofdsteun midden achter: deblok-
k erin
g. Als u personen vervoert op de achterplaat-
sen, p
l
aats
dan minimaal de hoofdsteunen
voor de plaatsen die worden gebruikt, naar
boven ››› .Hoofdsteunen verstellen
– Om de hoofdsteun omhoog te verstellen,
de hoof d
s
teun aan de zijkanten met beide
handen vastpakken en tot de aanslag om-
hoogschuiven, totdat deze voelbaar vastk-
likken.
– Om de hoofdsteun lager te zetten, drukt u
de knop 1
› ››
afb
. 150 in en verplaatst u
de s
teun omlaag.
Hoofdsteun verwijderen
Om de hoofdsteun te verwijderen, moet u die
gedeeltelijk naar voren duwen in de betref-
fende rugleuning.
– Rugleuning ontgrendelen ›››
pag. 168.
– Hoofdsteun tot de aanslag omhoogtrekken.
– Druk op de toets 1
› ›
› afb
. 150, duw daar-
bij tegelijk met een platte schroevendraaier
van max. 5 mm dik door de opening van de
beveiliging 2
› ›
› afb
. 150 en trek de hoofd-
steun uit.
– Klap de rugleuning terug totdat deze goed
vas
tklikt ››› .
Hoof d
s
teun plaatsen
Om de hoofdsteun te plaatsen, moet u deze
gedeeltelijk in de betreffende rugleuning du-
wen.
– Rugleuning ontgrendelen ›››
pag. 168.
166