Page 49 of 364
De essentie
Controlelampjes In het in
s
trumentenpaneelAfb. 51
Instrumentenpaneel, in het dashboard. Rode lampjes
Centrale waarschuwingslampje: ex-
tra weergave op het display van
het instrumentenpaneel–
parkeerrem ingeschakeld›››
pag.
197
niet verder rijden!
remvloeistofpeil te laag of storing
in het remsysteem››› pag.
199
licht op of knippert: Niet verder rijden!
Storing in stuurinrichting.››› pag.
211
de bestuurder of voorpassagier
heeft de veiligheidsgordel niet om.›››
pag.
81
Trap het rempedaal in!›››
pag.
235 Gele lampjes
Centrale waarschuwingslampje:
extra weergave op het display van
het instrumentenpaneel–»
47
Page 50 of 364

De essentie
Remblokken voor versleten.›››
pag.
199
brandt: storing in de ESC of uit-
schakeling door systeem.›››
pag.
200
knippert: ESC of ASR geactiveerd.
ASR handmatig buiten werking ge-
steld.
›››
pag.
200ESC in Sport-modus.
Storing in ABS, of werkt niet.
Mistachterlicht aan.›››
pag.
153
brandt of knippert:
storing in uit-
laatgascontrolesysteem.››› pag.
216
brandt: voorverwarmen van de die-
selmotor.
›››
pag.
217
knippert: storing in het dieselmo-
tormanagement.
Storing in het benzinemotormana-
gement.›››
pag.
217
brandt of knippert:
storing in de
stuurinrichting.››› pag.
211
Bandenspanning erg laag of sto-
ring in controlelampje banden-
spanning.›››
pag.
327
Brandstoftank bijna leeg.›››
pag.
125
Storing in het systeem van airbags
en gordelspanners.›››
pag.
92
De rijstrookassistent (Lane Assist)
is ingeschakeld, maar niet actief.›››
pag.
243 Andere controlelampjes
Linker of rechter knipperlicht.›››
pag.
154
Alarmlichten aan.››› pag.
158
Aanhangwagenknipperlichten.›››
pag.
288
gaat groen branden:
Auto Hold in-
geschakeld.››› pag.
222
gaat groen branden:
trap het rem-
pedaal in!
knippert groen: de vergrendelings-
knop op de keuzehendel is niet
vastgeklikt.
››› pag.
204
gaat groen branden:
snelheidsre-
gelsysteem in werking of snel-
heidsbegrenzer aangesloten en ac-
tief.
››› pag.
224
knippert groen: de snelheid inge-
steld in de snelheidsbegrenzer
werd overschreden.
gaat groen branden:
de rijstroo-
kassistent (Lane Assist) is inge-
schakeld en actief.››› pag.
243
Grootlicht aan of grootlichtsignaal
in werking gesteld.›››
pag.
154
››› in Waarschuwings- en controle-
lampjes op pag. 126
››› pag. 125 Op het display van het instrumenten-
p
aneel Afb. 52
Op het display van het instrumenten-
p aneel: w
eer
gave portieren open.
niet verder rijden!
Met de volgende melding:
portier(en), achterklep of mo-
torkap geopend of niet correct
gesloten››› pag. 132
››› pag. 145
››› pag. 313 48
Page 51 of 364

De essentie
Ingeschakeld: Rijd niet ver-
der! Motorkoelvloeistofpeil te
laag, koelvloeistoftempera-
tuur te hoog
››› pag. 318
Knippert: storing in het motor-
koelvloeistofsysteem.
Niet verder rijden!
De motoroliedruk is te laag.
Als het lampje knippert hoe-
wel het oliepeil in orde is, niet
verder rijden. De motor mag
ook niet stationair draaien.
››› pag. 315
Storing aan de accu.›››
pag. 320
Rijlicht geheel of gedeeltelijk
defect.›››
pag. 110
Fout in het systeem van de
bochtenverlichting.››› pag. 156
Roetfilter verstopt.›››
pag. 216
Het vloeistofpeil voor het was-
sen van de spiegels is te laag.›››
pag. 161
Knippert: storing bij de detec-
tie van het oliepeil. Handma-
tig controleren.
›››
pag. 315
Ingeschakeld: motoroliepeil te
laag.
storing aan de versnellings-
bak.›››
pag. 211
Grootlichtregeling (Light As-
sist) ingeschakeld.›››
pag. 155
gaat wit branden:
De bergaf-
daalhulp (HDC) is actief.
gaat grijs branden: De bergaf-
daalhulp (HDC) is niet actief.
Het systeem is ingeschakeld
maar regelt niet.
››› pag. 221
Startblokkering actief.›››
pag. 140
Service-intervalindicatie.›››
pag. 44
Mobiele telefoon gekoppeld
via Bluetooth met origineel
handsfree apparaat.
›››
brochure
Audio- of
navigatie-
systeem
Indicatie ladingstoestand ac-
cu mobiele telefoon. Uitslui-
tend beschikbaar voor appara-
ten die zijn gemonteerd af fa-
briek.
IJzelwaarschuwing. Buiten-
temperatuur is lager dan +4°C
(+39°F).›››
pag. 42
Start-stopsysteem ingescha-
keld.
›››
pag. 219 Start-stopsysteem niet be-
schikbaar.
Staat van rijden met laag ver-
bruik›››
pag. 123
›››
pag. 122 In het dashboard
Afb. 53
Controlelampje voor het buiten werk-
in g s
t
ellen van de bijrijdersairbag.
De voorairbag van de bijrijder is
uitgeschakeld (
).
››› pag.
92
De voorairbag van de bijrijder is
ingeschakeld (
).
››› pag.
92
››› in De bijrijdersvoorairbag in- en uit-
schakelen* op pag. 92
››› pag. 91 49
Page 52 of 364

De essentie
Versnellingshendel Sc h
ak
elbak Afb. 54
Schema van een handmatige versnel-
lin g met
5 of
6 standen. In de versnellingshendel zijn de standen van
de
v
er
snellingen aangeduid ››› afb. 54.
● Houd het koppelingspedaal helemaal inge-
trapt.
● Z
et de versnellingshendel in de gewenste
stand.
● Laat
het koppelingspedaal los.
Acht
eruitversnelling inschakelen
● Houd het koppelingspedaal helemaal inge-
trapt.
● Druk
de versnellingshendel in neutrale
stand om
laag, beweeg hem dan helemaal
naar links en daarna naar voren om de ach-
teruitversnelling ››› afb. 54 R te selecteren.●
Laat het
k
oppelingspedaal los.
››› in Schakelen op pag. 204
››› pag. 203 Automatische versnellingsbak*
Afb. 55
Automatische versnellingsbak: keuze-
hendel s
t
anden. Parkeervergrendeling
A
c
ht
eruitversnelling
Neutrale stand (vrijloop)
Permanente stand voor vooruitversnel-
ling
Tiptronic-modus: hendel naar voren ( +)
trekken om op te schakelen of naar ach-
teren (–) om terug te schakelen.
P
R
N
D/S
+/–
››› in Keuzehendelstanden op
pag. 205
››› pag. 204
››› pag. 50 Noodontgrendelen van de keuzehen-
del
Afb. 56
Keuzehendel noodontgrendelen uit
p ark
eer
stand. Als de stroomtoevoer uitvalt, vindt u een
v
oor
z
iening voor de noodontgrendeling on-
der de keuzehendelconsole, aan de rechter-
zijde. Voor de bediening van de noodont-
grendeling is enige technische vaardigheid
vereist.
● Ontgrendelen: gebruik het vlakke deel van
de schr
oevendraaier.50
Page 53 of 364

De essentie
Afdekking van keuzehendel verwijderen
● Trek de handrem › ›
› op om ervoor te
z or
g
en dat de wagen niet wegrolt.
● Trek voorzichtig met de hand aan de rand-
en van de s
tofhoes en draai ze naar boven,
tot over de knop van de hendel.
Keuzehendel deblokkeren
● Druk zijdelings met een schroevendraaier
op de gele de
blokkeerpal ››› afb. 56 en houd
deze ingedrukt. ●
Nu de grendelknop indrukken en de k
euze-
hendel in stand N zetten.
● Na deze nooddeblokkering moet u de stof-
hoes
van de keuzehendel weer vastzetten
aan de versnellingsconsole.
Als de stroomvoorziening is uitgevallen (bijv.
bij een ontladen accu) en de wagen moet
worden geduwd of gesleept, moet de keuze-
hendel met behulp van de noodontgrende-
ling in stand N worden gezet. ATTENTIE
U kunt de keuzehendel uitsluitend uit de
st and P
zetten als de handrem is opgetrok-
ken. Als dit niet werkt, houd de wagen dan
met het rempedaal op de plaats. Op een hel-
ling zou de wagen zich anders in beweging
kunnen zetten als de keuzehendel uit stand P
wordt gezet - gevaar voor ongevallen! 51
Page 54 of 364
De essentie
Airconditioning Hoe w erkt
Climatronic*? Afb. 57
In de middenconsole: bedieningselemen-
ten v
an de Climatronic. De betreffende toets indrukken om een con-
c
r
et
e functie in te schakelen. Om de functie
uit te schakelen, nogmaals op de toets druk-
ken. De led in elk bedieningselement gaat bran-
den om aan te gev
en dat de betreffende
functie van een bedieningselement ingescha-
keld is.
1TemperatuurDe linker- en rechterzijde kunnen afzonderlijk worden geregeld: draai aan de regelknop om de temperatuur in te stellen
2VentilatorHet vermogen van de ventilator wordt automatisch geregeld. Door aan de regelaar te draaien, wordt de ventilator ook handmatig ingesteld.
3LuchtverdelingDe luchtstroom wordt automatisch ingesteld op een comfortabele waarde. Deze kan ook handmatig worden ingeschakeld met de knoppen 3.
4Weergave van de gekozen temperatuur voor de linker- en rechterzijde van de wagen,52
Page 55 of 364

De essentie
OntwasemingsfunctieDe aangezogen buitenlucht wordt naar de voorruit geleid en de circulatiefunctie wordt automatisch uitgeschakeld. Om de voorruit sneller te ont-
wasemen, wordt vocht onttrokken uit de lucht bij temperaturen boven ca. +3°C (+38°F) en draait de ventilator op optimaal vermogen.
De lucht wordt via de roosters in het dashboard naar het bovenlichaam geleid.
Luchtverdeling naar de voetenruimte.
Luchtverdeling naar boven.
Achterruitverwarming: werkt enkel wanneer de motor draait en wordt pas na maximaal 10 minuten automatisch uitgeschakeld.
Luchtrecirculatie
Toets voor de stoelverwarming
De knop indrukken om het koelsysteem aan of uit te zetten.
De knop indrukken voor een max. koelwerking. De luchtrecirculatie en airco worden automatisch ingeschakeld en de luchtverdeling wordt auto-
matisch in stand gezet.
Wanneer het controlelampje van de toets gaat branden, worden de instellingen voor de bestuurderszijde ook toegepast voor de bijrijderszij-
de: druk op de toets of regelknop voor de temperatuur van de bijrijderszijde
Automatische regeling van temperatuur, ventilatie en luchtverdeling. Toets indrukken: het lampje van de toets gaat branden.
Druk op de configuratietoets : in het scherm voor het Easy Connect-systeem wordt het bedieningsmenu van de klimaatregeling getoond.
UitschakelenDraai de regelaar van de aanjager naar de stand of druk op de toets .
››› in Inleiding op pag. 181
›››
pag. 181 53
Page 56 of 364

De essentie
Hoe werkt de handbediende airconditioning*? Afb. 58
In de middenconsole: knoppen voor de
handbediende air c
onditioning.De betreffende toets indrukken om een con-
c
r
et
e functie in te schakelen. Om de functie
uit te schakelen, nogmaals op de toets druk-
ken. De led in elk bedieningselement gaat bran-
den om aan te gev
en dat de betreffende
functie van een bedieningselement ingescha-
keld is.
1TemperatuurDraai aan de regelknop om de temperatuur in te stellen
2VentilatorNiveau 0: uitgeschakelde aanjager en airconditioning (handmatig)
Niveau 6: maximum ventilatorsnelheid.
3LuchtverdelingDraai de regelknop continu om de luchtstroom naar de gewenste plek te leiden.
OntwasemingsfunctieDe luchtstroom wordt naar de voorruit geleid. De luchtcirculatiefunctie wordt automatisch uitgeschakeld of niet gestart. Verhoog het vermogen
van de ventilator om de voorruit zo snel mogelijk te ontwasemen. Het aircosysteem wordt automatisch ingeschakeld om de lucht te drogen.
De lucht wordt via de roosters in het dashboard naar het bovenlichaam geleid.
54