Page 329 of 364

Wielen
Milieu-aanwijzing
Oude banden moeten overeenkomstig de mi-
lieuv oor
schriften worden opgeslagen en afge-
voerd. Let op
● in een Ser v
icecentrum van SEAT moet geke-
ken worden of velgen en banden met een an-
dere afmeting dan de oorspronkelijke plaat-
sing bij SEAT gemonteerd kunnen worden, en
welke combinaties zijn toegestaan tussen de
vooras (as 1) en achteras (as 2).
● Geen gebruikte banden gebruiken waarvan
u het "v
erleden" niet kent.
● Om technische redenen kunt u normaal ge-
sprok
en de velgen van andere wagens niet
gebruiken. In bepaalde gevallen geldt dit
zelfs voor velgen van hetzelfde model. Wielbouten
Velgen en w
iel
bout
en zijn constructief op elk-
aar afgestemd. Steeds als u andere velgen
gaat gebruiken, bijv. bij lichtmetalen velgen
of bij wielen met winterbanden, moeten daar-
om de daarbij behorende wielbouten met de
juiste lengte en kopvorm worden gebruikt. De
bevestiging van de wielen en de werking van
het remsysteem hangt daarvan af.
Wielbouten moeten schoon zijn en gemakke-
lijk draaien. U heeft een speciale adapter nodig om dief-
stal
belemmerende wielbouten* los te draai-
en ›››
pag. 67.
Bandenspanningscontrolesys-
temen Inl
eiding ATTENTIE
Als u de wielen en banden verkeerd gebruikt,
kan de b anden
spanning plotseling afnemen,
het loopvlak loslaten of de band zelfs explo-
deren.
● Controleer de bandenspanning regelmatig
en zor
g dat de banden altijd tot de aangege-
ven bandenspanning gevuld zijn. Als de ban-
denspanning te laag is, kunnen de banden te
heet worden en kunnen de loopvlakken losla-
ten en zelfs exploderen.
● Als de banden koud zijn, moet u ervoor zor-
gen dat
de bandenspanning altijd gelijk is
aan de bandenspanning die op de sticker ver-
meld is ››› pag. 335.
● Controleer wanneer de banden koud zijn re-
gelmatig de b
andenspanning. Pas indien no-
dig de bandenspanning van de op de wagen
ingebouwde banden aan aan die van de ban-
denspanning bij koude banden.
● Controleer regelmatig of de banden slijtage
vert
onen of beschadigd zijn. ●
Over s
chrijd nooit de snelheid en maximum
toelaatbare belasting voor het type band van
uw wagen. Milieu-aanwijzing
Als de bandenspanning te laag is, neemt het
br and s
tofverbruik en slijtage van de banden
toe. Let op
● Als
u voor het eerst op hogere snelheid
rijdt met nieuwe banden, kunnen deze iets
uitzetten, hetgeen resulteert in een banden-
spanningswaarschuwing.
● Vervang gebruikte banden alleen door ban-
den die door SEA
T voor uw model zijn goed-
gekeurd.
● Vertrouw niet alleen maar op het banden-
spannin
gscontrolesysteem. Controleer de
banden regelmatig om er zeker van te zijn dat
de bandenspanning correct is en dat de ban-
den niet beschadigd zijn (steken, sneden,
scheuren en bulten). Haal vreemde voorwer-
pen uit de band, mits ze de band niet doorbo-
ren. 327
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 330 of 364

Aanwijzingen
Lampje voor de bandenspanningscon-
tr o
l
e Als deze brandt
De bandenspanning van één of meer
wielen is beduidend lager geworden
in vergelijking met de door de be-
stuurder ingestelde bandenspanning
of de band is beschadigd.
U hoort bovendien een akoestisch signaal, terwijl ook
een tekstbericht op het instrumentenpaneel wordt weer-
gegeven.
Zet de wagen onmiddellijk stil!
Verlaag onmiddellijk
uw snelheid! Breng de wagen tot stilstand zodra dit op
een veilige wijze mogelijk is. Vermijd bruuske manoeu-
vres en bruusk remmen! Controleer alle banden en de
bandenspanning ervan. Vervang de beschadigde ban-
den. Knippert:
Storing in het systeem
Het controlelampje knippert ca. 1 minuut en blijft vervol-
gens continu branden.
Indien de bandenspanning correct is, schakel dan het
contact uit en weer in. Als het controlelampje opnieuw
oplicht is, moet de bandenspanningscontrole opnieuw
worden gekalibreerd. Laat het systeem door een gespe-
cialiseerde werkplaats controleren.
Wanneer het contact enkele seconden wordt
in
g
e
schakeld, voeren sommige controle- en
waarschuwingslampjes een functiecontrole
uit. Na enkele seconden gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Als de bandenspanning verschillend of te
laag i s, k
an een van de banden kapot gaan en
kunt u de controle over de wagen verliezen,
wat kan leiden tot een ernstig of dodelijk on-
geval.
● Als het lampje gaat br
anden, zet de wa-
gen dan onmiddellijk stil en controleer de
banden.
● Als de bandenspanning van de banden ver-
schi
llend of te laag is, kunnen de banden
sneller slijten, neemt de stabiliteit van de wa-
gen af en neemt de remweg toe.
● Als de bandenspanning van de banden ver-
schi
llend of te laag is, kan een van de banden
kapot gaan en exploderen, waardoor u de
controle over de wagen kunt verliezen.
● De bestuurder is er verantwoordelijk voor
dat a
lle banden van de wagen de correcte
bandenspanning hebben. De aanbevolen
bandenspanning vindt u op een sticker
››› pag. 335.
● Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt a
lleen correct als alle banden in koude
toestand de correcte bandenspanning heb-
ben.
● Als de bandenspanning niet correct is, kun-
nen de banden bes
chadigd raken en kan dit
leiden tot ongevallen. Controleer of de ban-
denspanning van alle banden altijd overeen-
stemt met de lading van de wagen. ●
Vu l
voordat u gaat reizen de banden altijd
eerst met lucht aan tot de correcte banden-
spanning.
● Bij het rijden met hoge snelheden onder-
gaat een b
and met te lage bandenspanning
een grotere vervorming. Hierdoor wordt de
band te warm, wat tot het loslaten van het
loopvlak en zelfs tot het klappen van de band
kan leiden.
● Bij hoge snelheden en een overbeladen wa-
gen ku
nnen de banden heet worden en explo-
deren, waardoor u de controle over de wagen
kunt verliezen.
● Een te lage of te hoge bandenspanning ver-
kort
de levensduur van de banden, en heeft
een ongunstige uitwerking op het rijgedrag
van de wagen.
● Als de band niet lek is en niet noodzakelij-
kerw
ijs onmiddellijk vervangen moet worden,
rijd dan met lage snelheid naar de dichtstbij-
zijnde gespecialiseerde werkplaats en laat de
bandenspanning controleren en aanpassen. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 126 in
acht nemen. Let op
● Als
bij ingeschakeld contact een te lage
bandenspanning wordt gedetecteerd, hoort u 328
Page 331 of 364

Wielen
een akoestische waarschuwing. Bij een sto-
ring in het
sy
steem hoort u een akoestisch
signaal.
● Bij langdurig rijden over onverharde wegen
of bij s
portief rijden, is het mogelijk dat het
TPMS tijdelijk wordt gedeactiveerd. Het con-
trolelampje meldt dan een storing maar ver-
dwijnt automatisch zodra de wegcondities of
de rijstijl verandert. Bandenspanningscontrole
Afb. 245
Instrumentenpaneel: waarschuwing
b anden
s
panningverlies. De bandenspanningsindicator vergelijkt met
de ABS-
sen
sor
en de omwentelingen en dus
het loopoppervlak van iedere band. Als de af- rolomtrek van een of meerdere banden ver-
andert, geef
t de bandenspanningsindicatie
dit in het instrumentenpaneel aan met een
controlelampje en een waarschuwing aan de
bestuurder ››› afb. 245. Zolang het een enke-
le band betreft, wordt de stand hiervan op de
wagen aangegeven.
Spanningverlies: Contr. ban-
denspanning linksvoor!
Wijziging in bandomtrek
Het loopoppervlak van een band kan varië-
ren:
● Als de bandenspanning handmatig wordt
gewijz
igd.
● Als de bandenspanning onvoldoende is.
● Als de bandenstructuur beschadigd is.
● Als de wagen onevenwichtig geladen is.
● Als de banden van een as meer last dragen
(bijv
oorbeeld bij rijden met extra belading).
● Als de wagen met sneeuwkettingen rijdt.
● Als het reservewiel gemonteerd is.
● Als het wiel van een as werd vervangen.
De banden
spanningscontrole kan onder
bepaalde omstandigheden vertraagd reage-
ren of niets aanduiden (bijvoorbeeld bij spor- tief rijden, besneeuwde wegen, onverharde
weg
en of bij rijden met sneeuwkettingen).
Bandenspanningsindicatie aanpassen Nadat u de bandenspanning heeft gewijzigd
of één of
meer
dere wielen heeft vervangen,
moet de bandenspanningsindicatie worden
aangepast. Doe dit bijvoorbeeld ook wanneer
u de voor- en achterwielen omwisselt.
● Contact inschakelen.
● Sla de nieuwe bandenspanning op in het
Ea sy
Connect-systeem 1)
met de toets en
de f u
nctiet
oets SETUP
› ›
›
pag. 34.
● Bij wagens zonder radio : houd de toets
ing
edrukt, bij ingeschakeld contact, tot
een akoestisch signaal klinkt.
Het systeem kalibreert zichzelf verder terwijl
de wagen rijdt, op basis van de bandenspan-
ning ingevoerd door de bestuurder en de ge-
monteerde banden. Na een lange rit op ver-
schillende snelheden worden de gegevens
verzameld en bekeken aan de hand van de
geprogrammeerde gegevens.
Onder zware last op de wielen, bijv. bij flinke
belading, moet voor kalibratie de banden-
spanning worden verhoogd tot de »1)
In wagens zonder Easy Connect-systeem bevindt
de sc h
akelaar voor bandencontrole zich in de mid-
denconsole naast de noodknipperlichten. 329
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 332 of 364

Aanwijzingen
geadviseerde waarde voor rijden met bela-
din g
›
›
› pag. 335. Let op
● De b anden
spanningsindicatie werkt niet
als een storing is opgetreden in de ESC of het
ABS ››› pag. 200.
● Wanneer u sneeuwkettingen gebruikt, kan
er een foute aan
wijzing worden weergegeven
omdat door de kettingen de wielomtrek toe-
neemt. Noodreservewiel
A l
g
emeen Afb. 246
Noodreservewiel: opgeklapte laad-
vloer . Het noodreservewiel is bedoeld om geduren-
de s
l
ec
hts korte tijd te worden gebruikt. Ga
zo snel mogelijk naar een officiële SEAT-dea-
ler of een gespecialiseerde werkplaats om
het defecte wiel te laten nakijken of vervan-
gen.
Voor het gebruik van het noodreservewiel
zijn er enkele beperkingen. Het noodreserve-
wiel is speciaal voor uw model wagen ontwik-
keld. Daarom mag het niet met het noodre-
servewiel van een ander model wagen wor-
den verwisseld.
Noodreservewiel verwijderen
– Til de laadvloer op en houd deze in die
stand om het
noodreservewiel uit de wa-
gen te kunnen nemen.
– Draai het kartelwiel tegen de klok in ›››
afb.
246.
– Neem het reservewiel uit de wagen.
Ketting
en
Het gebruik van sneeuwkettingen op het
noodreservewiel is om technische redenen
niet toegestaan.
Als u toch met sneeuwkettingen moet rijden
en bandenpech bij een voorwiel hebt, het
noodreservewiel op de plaats van een achter-
wiel plaatsen. Bevestig de sneeuwkettingen
op het achterwiel en verwissel dit met het
lekke voorwiel. ATTENTIE
● Na montag e
van het noodreservewiel moet
u de bandenspanning zo snel mogelijk con-
troleren - gevaar voor ongelukken! U vindt de
bandenspanning achteraan op de portierstijl
linksvoor ››› afb. 242.
● Rij met het noodreservewiel niet harder
dan 80 km/u (50 mph): gev
aar op ongeluk-
ken!
● Rijd nooit meer dan 200 km indien een re-
servew
iel is gemonteerd.
● Acceleraties, stevig remmen en snel door
bochten rijden
vermijden - gevaar op onge-
lukken!
● Nooit met meer dan één noodreservewiel
rijden - gevaar
voor ongelukken!
● Om de velg van het noodreservewiel mag
geen norma
le of winterband worden gelegd.
● Bij het rijden met noodreservewiel wordt
het AC
C-systeem mogelijk automatisch uitge-
schakeld tijdens de rit. Schakel het systeem
uit wanneer u begint te rijden. 330
Page 333 of 364

Wielen
Verwijdering van het reservewiel in
w ag
en
s met SEAT SOUND-systeem 10
luidsprekers (met subwoofer)*Afb. 247
In de bagageruimte: de subwoofer
uit bou
w
en. Om het reservewiel uit te kunnen nemen,
moet
eer
s
t de subwoofer worden uitge-
bouwd.
● De bodem van de bagageruimte omhoog-
breng
en en bevestigen zoals uitgelegd in
››› pag. 178.
● Koppel de kabel van de subwoofer
-luid-
spreker los ››› afb. 247 1 .
● Draai het bevestigingswiel linksom ››
›
afb.
247 2 . ●
Haal de
s
ub
woofer-luidspreker en het re-
servewiel eruit.
● Wanneer het reservewiel weer wordt ge-
monteerd, p
laatst u de subwoofer-luidspre-
ker voorzichtig in de velgpassing. Wanneer u
dit doet, moet de punt van de pijl "FRONT" in
de subwoofer-luidspreker naar voren wijzen.
● Sluit de kabel van de luidspreker opnieuw
aan en draai het w
ieltje krachtig in wijzerzin
om het geheel van subwoofer en wiel stevig
te bevestigen.
Winterservice
Winterb
anden –
Winterbanden op a l
l
e vier de wielen gebrui-
ken.
– Gebruik uitsluitend winterbanden die voor
uw wag
en zijn toegelaten.
– Let op dat voor winterbanden lagere top-
snelheden ku
nnen gelden.
– Let erop dat de winterbanden voldoende
profiel he
bben.
– Na het monteren van de wielen de banden-
spannin
g controleren. Let daarbij op de waarden achteraan op de portierstijl links-
voor
››
› pag. 323.
Bij winterse omstandigheden worden de rij-
eigenschappen van de wagen door winter-
banden duidelijk verbeterd. Zomerbanden
hebben wegens hun constructie (breedte,
rubbersamenstelling, profielvorming) op ijs
en sneeuw minder grip. Dit geldt in het bij-
zonder voor wagens die met brede banden of
met hogesnelheidsbanden zijn uitgerust (co-
de H, V of Y op de zijkant).
Gebruik alleen winterbanden die voor uw wa-
gen zijn toegelaten. De maten van deze ban-
den vindt u in de wagenpapieren (bijv. Euro-
pese typegoedkeuring of certificaat van over-
eenstemming (CEE/COC) 1)
). De wagenpapie-
ren zijn afhankelijk van het land. Zie ook
››› pag. 325.
Winterbanden verliezen grotendeels hun win-
tereigenschappen, als het profiel tot op 4
mm is afgesleten.
Ook door veroudering verliezen winterban-
den verregaand hun eigenschappen, ook al
bedraagt de profieldiepte nog beduidend
meer dan 4 mm.
Voor winterbanden gelden afhankelijk van de
snelheidscode de volgende snelheidsbeper-
kingen: ››› »
1)
COC = certificate of conformity (conformiteitsver-
klarin g)
. 331
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 334 of 364

AanwijzingenSnelheidscode
››› pag. 325Toelaatbare maximumsnel-
heid
Q160 km/u (100 mph)
S180 km/u (112 mph)
T190 km/u (118 mph)
H210 km/u (130 mph)
V240 km/u (149 mpu) (let op de
beperkingen)
W270 km/u (168 mph)
Y300 km/u (186 mph) Bij wagens die de betreffende topsnelheid
k
u
nnen o
verschrijden, moet een duidelijke
sticker in het blikveld van de bestuurder zijn
aangebracht. Zulke stickers zijn verkrijgbaar
bij de officiële SEAT dealer en bij gespeciali-
seerde werkplaatsen. Let op eventueel afwij-
kende voorschriften in andere landen.
In plaats van winterbanden kunt u ook zoge-
naamde "4-seizoenenbanden" gebruiken.
Gebruik van V-winterbanden
Let op dat bij gebruik van winterbanden in V-
uitvoering de normale topsnelheid van 240
km/u (149 mpu) technisch niet altijd toelaat-
baar is en voor uw auto aanzienlijk beperkt
kan zijn. De topsnelheid van deze banden
wordt direct door de hoogst toelaatbare
aslasten van uw wagen en door de aangege- ven draagkracht van de geplaatste banden
bepaald.
U k
unt het beste contact opnemen met een
officiële SEAT dealer om de maximumsnel-
heid van uw V-banden aan de hand van de
wagen-/bandengegevens vast te stellen. ATTENTIE
De toelaatbare topsnelheid van uw winter-
banden m ag u in g
een geval overschrijden -
gevaar voor een ongeval door schade aan de
banden en verlies van de controle over de wa-
gen! Milieu-aanwijzing
Op tijd de zomerbanden weer aanbrengen,
want op s
neeuw- en ijsvrije straten zijn de rij-
eigenschappen met zomerbanden beter. De
bandengeluiden zijn zachter, de bandenslijta-
ge is geringer en -het belangrijkste- het
brandstofverbruik is geringer. 332
Page 335 of 364

Technische kenmerken
Technische gegevens
T ec
hni
sche kenmerken
Belangrijk De gegevens in de officiële documenten bij
uw w
ag
en hebben altijd voorrang op de ge-
gevens in dit instructieboekje.
Alle technische gegevens in dit boekje gel-
den voor de modellen met standaarduitrus-
ting in Spanje. De motor waarmee uw wagen
is uitgerust, wordt vermeld op de sticker met
wagengegevens in het Onderhoudsprogram-
ma of in de wagendocumentatie.
Door meeruitvoeringen of speciale type-uit-
voeringen en ook bij speciale wagens en wa-
gens voor andere landen kunnen de aange-
geven waarden afwijken. De afkortingen die in dit hoofdstuk Techni-
sc
he g
egevens gebruikt worden
kWKilowatt, aanduiding voor het motorver-
mogen.
pkPaardenkracht, (verouderde) aanduiding
voor het motorvermogen.
bij
omw/minOmwentelingen per minuut van de motor
(toerental).
NmNewtonmeter, eenheid voor het motor-
koppel.
CZCetan-Zahl (cetaangetal), maat voor de
bepaling van de zelfontbranding van de
dieselolie.
RONResearch Octane Number (octaangetal),
maat voor de bepaling van de klopvast-
heid van benzine. Kenmerkende wagengegevens
Afb. 248
Sticker met wagengegevens (baga-
g eruimt
e). Afb. 249
Chassisnummer. Chassisnummer in Easy Connect-systeem
● Kies: toets
> functietoets
SETUP > Ser-
vice > Chassisnummer . »
333
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 336 of 364

Technische gegevens
Chassisnummer
Het c
h
assisnummer vindt u in het Easy Con-
nect-systeem, op de gegevenssticker van de
wagen en onder de voorruit, aan bestuur-
derszijde ››› afb. 249. Het chassisnummer is
tevens te vinden in de motorruimte, aan de
linkerzijde volgens de rijrichting. Het nummer
is ingegraveerd in de bovenste langsligger,
maar is daar deels afgedekt.
Typeplaatje
Het typeplaatje zit op de portierstijl aan de
rechterzijde. Wagens voor bepaalde landen
hebben geen typeplaatje.
Sticker met wagengegevens
De sticker met wagengegevens zit in de ba-
gageruimte onder de tapijtafdekking in de
uitsparing van het reservewiel. Een sticker
met wagengegevens wordt voor de aflevering
van de wagen aan de binnenzijde van de om-
slag van het Onderhoudsprogramma geplakt.
Op de sticker met wagengegevens staan de
volgende gegevens: ››› afb. 248
Chassisnummer (wagennummer)
Soort auto, model, cilinderinhoud, type
motor, afwerking, motorvermogen en ty-
pe versnellingsbak
Code motor, code versnellingsbak, code
lak buitenzijde en code interieuruitvoe-
ring
1 2
3 Optionele uitrusting en PR-nummers
Mot or
c
ode
De motorcode kan worden geraadpleegd in
het instrumentenpaneel bij uitgezette motor
en ingeschakeld contact.
● Houd de toets 0.0/SET op het instrumen-
t enp
aneel
langer dan 15 seconden inge-
drukt.
Gegevens inzake het brand-
stof
verbruik
Brandstofverbruik Het goedgekeurde brandstofverbruik is afge-
l
eid uit
metin
gen uitgevoerd door of onder
toezicht van keuringsinstanties die zijn ge-
certificeerd door de EG conform de geldende
voorschriften op elk moment (voor gedetail-
leerde informatie raadpleegt u het bureau
verantwoordelijk voor publicaties van de Eu-
ropese Unie op EUR-Lex: © Europese Unie,
http://eur-lex.europa.eu/) en geldt voor de
aangegeven wagenkenmerken.
Het brandstofverbruik en de CO 2-uitstoot
kunnen worden geraadpleegd in de docu-
mentatie die wordt overhandigd aan de ko-
per van de wagen op het moment van aan-
schaf. 4 Het brandstofverbruik en de CO
2-uits
t
oot
h
angen af van de uitrusting/accessoires van
elk individueel voertuig alsook van de rijstijl,
de wegomstandigheden, de verkeerssituatie,
de omgevingscondities, de lading en het
aantal passagiers. Let op
In de praktijk kunt u, t.g.v. alle zojuist ge-
noemde fact or
en, verbruikswaarden verkrij-
gen die afwijken van de berekende waarden
aan de hand van de geldende Europese richt-
lijnen. Gewichten
De waarde voor het leeggewicht geldt voor
het
b
a
sismodel met 90% gevulde brandstof-
tank zonder optionele uitrusting. In de aan-
gegeven waarde zijn 75 kg opgenomen voor
de bestuurder.
Bij speciale modellen en meeruitvoering of
door het naderhand monteren van accessoi-
res kan het leeggewicht toenemen ››› .
ATTENTIE
● Let er
op dat bij het vervoer van zware voor-
werpen de rij-eigenschappen door verplaat-
sing van het zwaartepunt wijzigen - gevaar
voor ongelukken! Pas uw rijstijl en de snel-
heid steeds aan de omstandigheden aan. 334