Page 177 of 364

Vervoeren en praktische uitrustingen
● Lan g
e
voorwerpen via de opening vanuit
de bagageruimte invoeren.
● De voorwerpen stevig met de veiligheids-
gordel
bevestigen.
● Achterklep sluiten.
Het luik s
luiten
● Dop van de afdekking van het luik omhoog-
breng
en tot deze vastklikt. Het rode merkte-
ken van aan de zijkant van de bagageruimte
mag niet zichtbaar zijn.
● Achterklep sluiten.
● Indien nodig, de middelste armsteun om-
hoogbren
gen. Let op
Het luik kan ook vanuit de bagageruimte wor-
den geopend. Hier t
oe dient de ontgrende-
lingshendel naar beneden te worden gedrukt
in pijlrichting en de afdekking naar voren
››› afb. 164. Bevestigingsogen*
Afb. 165
In de bagageruimte: bevestigings-
og en. Voor en achter in de bagageruimte bevinden
z
ic
h bev
estigingsogen voor het vastmaken
van bagage ››› afb. 165.
Deze voorste bevestigingsogen eerst om-
hoogklappen om ze te kunnen gebruiken. ATTENTIE
Als u niet geschikte of beschadigde bevesti-
ging s
banden of -riemen gebruikt, kunnen de-
ze bij plotseling remmen of een ongeval bre-
ken. De voorwerpen kunnen door het interi-
eur worden geslingerd en ernstige of zelfs do-
delijke verwondingen veroorzaken.
● Altijd geschikte riemen en banden gebrui-
ken die in een goede s
taat verkeren.
● De riemen en banden goed stevig aan de
beves
tigingsogen vastmaken. ●
Niet v
erankerde voorwerpen in de bagage-
ruimte zouden zich zomaar kunnen verplaat-
sen en het rijgedrag van de wagen kunnen
beïnvloeden.
● Kleine en lichte voorwerpen ook bevesti-
gen.
● Nooit de m
aximale trekbelasting van het
beves
tigingsoog overschrijden wanneer u
voorwerpen vastzet.
● Nooit een kinderzitje aan de bevestigings-
ogen beve
stigen. Let op
● De m ax
imale trekbelasting van de bevesti-
gingsogen is 3,5 kN.
● In speciaalzaken kunt u riemen en bevesti-
gings
systemen voor ladingen aanschaffen.
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen.
● De bevestigingsogen kunnen niet gebruikt
worden
voor de versies met uitgerust reserve-
wiel. 175
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 178 of 364

Bedienen
Tashaak Afb. 166
In de bagageruimte: haken voor tas-
sen. Op de achterzijde van de bagageruimte, links
en r
ec
hts, bev
inden zich vaste haken om tas-
sen op te hangen ››› afb. 166.
De haken voor tassen zijn ontworpen om lich-
te boodschappentassen te bevestigen. ATTENTIE
Nooit de haken voor tassen gebruiken als be-
ve s
tigingsogen. Bij plots remmen of bij een
ongeval kunnen de haken breken. VOORZICHTIG
Elke haak mag met maximaal 2,5 kg worden
bela s
t. Netzak*
Afb. 167
In de bagageruimte: nettas vastge-
h aakt
t
er hoogte van de bodem. Afb. 168
In de bagageruimte: ringen 1 en
h ak en 2 voor het vasthaken van de nettas.
De nettas van de bagageruimte verhindert
d
at
lic
hte bagage zich zou verplaatsen. In de
nettas, voorzien van een ritssluiting, kunnen
kleine voorwerpen bewaard worden. De nettas kan in de bagageruimte op ver-
schi
llende manieren vastgehaakt worden.
Nettas in vloer van bagageruimte vastmaken
● In voorkomend geval de voorste bevesti-
gingsog
en ››› afb. 167 2 optillen.
● Haken van het net in de bevestigingsogen
2
› ›› hangen. De ritssluiting van de tas
moet n
aar bo
ven gericht zijn.
● Haken van het net in de bevestigingsogen
1 hangen.
Nett a
s
bij de laaddrempel vasthaken.
● Korte haken van het net in de bevestigings-
ogen ››
› afb. 168 1
› ›
› hangen. De ritsslui-
tin g
v
an de tas moet naar boven gericht zijn.
● De banden in de haken voor het hangen
van ta
ssen 2 bevestigen.
D e nett
a
s uitbouwen
De vastgehaakte nettas is gespannen ››› .
● De haken en de banden van de nettas van
de bev e
s
tigingsogen en van de haken voor
het hangen van tassen loshaken.
● De nettas in de bagageruimte bewaren. ATTENTIE
De elastische nettas rekken om hem in de be-
ve s
tigingsogen te haken. Na het vasthaken is
hij gespannen. Als de nettas op ongeschikte 176
Page 179 of 364

Vervoeren en praktische uitrustingen
wijze wordt vast- en losgehaakt, kunnen de
hak
en l
etsels veroorzaken.
● De haken van het net altijd goed bevesti-
gen z
odat ze niet onbedoeld loskomen van
het oog bij het vast- en loshaken.
● Bij het vast- en loshaken van de haken, de
ogen en het g
ezicht beschermen om letsels te
vermijden in het geval dat de haken onbe-
doeld zouden loskomen.
● De haken van de nettas altijd in de beschre-
ven v
olgorde vasthaken. Indien een haak per
ongeluk loskomt, neemt het risico op letsels
toe. Verstelbare bodem van de bagage-
ruimt
e Afb. 169
Variabele bodem van de bagage-
ruimt e: hog
e s
tand; lage stand. Afb. 170
Variabele bodem van de bagage-
ruimte: s c
huine stand. Variabele bodem in hoge stand
● Om van lage naar hoge stand te gaan, licht
u de v
ari
abele bodem op met de greep
››› afb. 169 1 en trekt u hem naar achteren
t ot
de
voorzijde van de bodem volledig voor-
bij de steunen 2 ligt.
● De bodem hierover naar voren schuiven tot
t e
g
en de aanslag van de rugleuning van de
achterbank en vervolgens de bodem omlaag-
brengen met greep 1 .
V ari
abel
e bodem in lage stand
● Om van hoge naar lage stand te gaan, licht
u de vari
abele bodem op met de greep
››› afb. 169 1 en trekt u hem naar achteren
t ot
de
voorzijde van de bodem volledig voor-
bij de steunen 2 ligt.
● Laat het voorste deel tegen de bodem val-
l en en du w de bodem n
aar voren tot tegen de
aanslag op de rugleuning van de achterbank, »
177
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 180 of 364

Bedienen
terwijl u tegelijkertijd de bodem omlaag
br en
g
t met greep 1 .
V ari
abel
e bodem in schuine stand
Met schuine variabele bodem wordt toegang
verkregen tot de zone van het reservewiel/af-
dichtset.
● Licht de verstelbare bodem in hoge stand
bij de greep ›
›› afb. 169 1 op, trek eraan en
du w hem n
aar de rugl
euning van de achter-
bank tot de bodem omslaat langs de schar-
nierlijn en het bewegende deel van de bo-
dem hierop rust.
● Duw de bodem op de daarvoor bestemde
houders ›
›› afb. 170 (pijlen).
Verstelbare bodem in stand met naar voren
geklapte stoelen ● Om van hoge naar lage stand te gaan, licht
u de vari
abele bodem op met de greep
››› afb. 169 1 en trekt u hem wat naar ach-
t er
en.
● D
e bodem naar de naar voren geklapte ach-
terbank
duwen met greep 1 door enige druk
n aar beneden uit
t
e oefenen, zodat het bewe-
gende deel van de bodem op gelijke hoogte
komt van de rugleuningen van de achter-
bank. ATTENTIE
Bij plots remmen of bij een ongeval kunnen
voor w
erpen door de binnenruimte geslingerd
worden en zware of dodelijke verwondingen
veroorzaken.
● De voorwerpen altijd bevestigen, zelfs wan-
neer de bodem van de b
agageruimte correct
omhooggebracht is.
● Tussen de achterbank en de bodem van de
bagag
eruimte enkel voorwerpen transporte-
ren die 2/3 van de hoogte van de bodem niet
overschrijden.
● Tussen de achterbank en de bodem van de
omhoogge
brachte bagageruimte mogen en-
kel voorwerpen worden getransporteerd met
een maximumgewicht van ca. 7,5 kg. VOORZICHTIG
● Het m ax
imumgewicht dat de variabele bo-
dem van de bagageruimte in de bovenste
stand kan dragen is 150 kg.
● Zorg dat de bagageruimtevloer niet naar
beneden va
lt bij het sluiten en volg precies
de geleidingen. De zijbekleding en de baga-
geruimtevloer zouden anders kunnen worden
beschadigd. Let op
SEAT beveelt aan de voorwerpen met banden
aan de beve s
tigingsogen vast te maken. Dakdragersysteem*
In l
eidin
g tot thema Het dak van de wagen is ontworpen voor een
optimal
e aer
odynamica. Daarom kunnen op
de watergoot van het dak geen dwarsdragers
noch conventionele dakdragers meer worden
gemonteerd.
Aangezien de watergoten deel uitmaken van
het dak om de luchtweerstand te verminde-
ren, kunnen enkel door SEAT goedgekeurde
dwarsdragers en dakdragersystemen worden
gebruikt.
Gevallen waarin de dwarsdragers en het dak-
dragersysteem moeten worden uitgebouwd
● Wanneer ze niet worden gebruikt.
● Wanneer u de wagen in een wasstraat wilt
gaan w a
ssen.
● Wanneer de hoogte van de wagen de toe-
laatb
are doorgangshoogte overschrijdt, bij-
voorbeeld in een garage. ATTENTIE
Wanneer zware of grote voorwerpen op het
dak dr
agersysteem worden vervoerd, worden
de rij-eigenschappen gewijzigd wegens de
verplaatsing van het zwaartepunt en de ver-
hoogde luchtweerstand. 178
Page 181 of 364

Vervoeren en praktische uitrustingen
●
De l a
st altijd bevestigen met geschikte rie-
men of banden die in een goede staat verke-
ren.
● Grote, zware, lange of platte ladingen heb-
ben een negatiev
e invloed op de aerodynami-
ca, het zwaartepunt en het rijgedrag van de
wagen.
● Plots remmen en bruuske manoeuvres ver-
mijden.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer. VOORZICHTIG
● De dw ar
sdragers en het dakdragersysteem
altijd uitbouwen voordat u door een automa-
tische wasstraat rijdt.
● De hoogte van uw wagen verandert door de
montage
van de dwarsdragers en het dakdra-
gersysteem en ook door de daarop bevestig-
de lading. Zorg daarom dat de hoogte van de
wagen de maximumhoogte niet overschrijdt
voor het rijden door ondergrondse doorgan-
gen of garagepoorten.
● De dwarsdragers, het dakdragersysteem en
de hierop beve
stigde last mogen niet in con-
tact komen met de dakantenne noch een hin-
dernis vormen in de zone van het verloop van
het panoramische schuifdak en van de ach-
terklep.
● Bij het openen van de achterklep, zorgen
dat de ac
hterklep de lading niet raakt. Milieu-aanwijzing
Wanneer de dwarsdragers en een dakdrager-
sys t
eem ingebouwd zijn, neemt het brand-
stofverbruik toe wegens de verhoogde lucht-
weerstand. De dwarsdragers en het dakdrager-
sys
t
eem bevestigen Afb. 171
Bevestigingspunten voor de reling
v an het
d
akdragersysteem. De dwarsbalken vormen de basis voor een
aant
al
b
ijzondere dakdragersystemen. Uit
veiligheidsoverwegingen is het nodig speci-
fieke systemen te gebruiken om bagage, fiet-
sen, surfplanken, ski's en boten te transpor-
teren. Bij de SEAT-specialisten kunnen ge-
schikte accessoires worden aangekocht. De dwarsdragers en het dakdragersysteem
altijd correct
bevestigen. Altijd rekening hou-
den met montageaanwijzingen die geleverd
worden met de betreffende dwarsdragers en
dakdragersysteem.
De dwarsdragers worden ingebouwd op de
zijdragers van het dak. De afstand tussen de
dwarsstangen ››› afb. 171 A moet tussen 70
en 90 c m lig
g
en en de afstand tussen de
dwarsstangen en de steunen van de zijstan-
gen van het dak B moet 15 cm bedragen.
ATTENTIE
De verkeerde bevestiging en gebruik van de
dwar s
balken en het dakdragersysteem kun-
nen ertoe leiden dat het volledige systeem
loskomt van het dak en een ongeval en ver-
wondingen veroorzaakt.
● Neem altijd de montage-instructies van de
fabrikant
in acht.
● De dwarsdragers en dakdragersystemen al-
leen ge
bruiken wanneer deze zich in perfecte
staat bevinden en naar behoren bevestigd
zijn.
● De dwarsdragers en het dakdragersysteem
altijd corr
ect inbouwen.
● De schroefverbindingen en de bevestigin-
gen v
oor elke rit nakijken en indien nodig na
een kort traject aantrekken. Bij lange reizen
de schroefverbindingen en bevestigingen in
elke pauze nakijken. » 179
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 182 of 364

Bedienen
●
Bijzonder e d
akdragersystemen voor wie-
len, ski's, surfplanken e.d. altijd correct in-
bouwen.
● Geen wijzigingen of reparaties uitvoeren
aan de dwarsdr
agers noch aan het dakdra-
gersysteem. Let op
De montageaanwijzingen die geleverd wor-
den met de betreff
ende dwarsdragers en dak-
dragersysteem aandachtig lezen en altijd in
de wagen meenemen. Dakdragersysteem beladen
De lading kan enkel veilig bevestigd worden
indien de dw
ar
sdr
agers en het dakdragersys-
teem correct ingebouwd zijn ››› .
M ax
im
aal toegestane dakbelasting
De toelaatbare dakbelasting voor uw wagen
bedraagt 75 kg. Dit getal vloeit voort uit de
som van het gewicht van het dakdragersys-
teem, de dwarsbalken en de op het dak ver-
voerde lading ››› .
W in altijd inf
orm
atie in over het gewicht van
het dakdragersysteem, de dwarsdragers en
de te vervoeren laden en weeg ze in voorko-
mend geval. De maximaal toelaatbare lading
op het dak nooit overschrijden. Bij het gebruik van dwarsdragers en dakdra-
gersy
stemen met een geringer draagvermo-
gen kan de toelaatbare dakbelasting niet
worden benut. In dit geval mag het dakdra-
gersysteem alleen tot de gewichtsgrens wor-
den belast die in de montage-instructie is
aangegeven.
Last verdelen
De lading gelijkmatig verdelen en op juiste
wijze vastmaken ››› .
D e bev
e
stigingen controleren
Na het monteren van de dwarsdragers en het
dakdragersysteem, de schroefverbindingen
en de bevestigingen na een kort traject nakij-
ken en daarna regelmatig. ATTENTIE
Als de maximaal toelaatbare lading op het
dak o
verschreden wordt, kan dit leiden tot
ongevallen en aanzienlijke schade aan de wa-
gen.
● De aangeduide daklading, de op de assen
toeg
estane ladingen noch het maximaal toe-
laatbare gewicht van de wagen overschrijden.
● Het laadvermogen van de dwarsdragers en
van het d
akdragersysteem niet overschrijden,
zelfs als de maximaal toelaatbare daklading
niet bereikt werd.
● Altijd de zwaarste voorwerpen vooraan be-
ves
tigen en de lading in het algemeen gelijk-
matig verdelen. ATTENTIE
Is de lading los of niet correct bevestigd, dan
kan z
e van het dakdragersysteem vallen en
ongevallen en verwondingen veroorzaken.
● Altijd geschikte riemen en banden gebrui-
ken die in een goede s
taat verkeren.
● De lading correct bevestigen. 180
Page 183 of 364

Airconditioning
Airconditioning
V er
w
arming, ventilatie en koe-
ling
Inleiding Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 52
De informatie van de Climatronic weergeven
Op het scherm van de regeleenheid van de
Climatronic en het scherm van het af fabriek
geïntegreerde Easy Connect-systeem worden
de theoretische waarden voor de tempera-
tuurbereiken getoond.
In het Easy Connect-systeem kan de meet-
eenheid voor de temperatuur worden omge-
zet.
Stof- en pollenfilter
Het stof- en pollenfilter met actief koolpa-
troon verlaagt de verontreiniging van de
lucht die het interieur binnenstroomt.
Het stof- en pollenfilter moet regelmatig wor-
den vervangen om te voorkomen dat de
werking van de airconditioning negatief
wordt beïnvloed.
Indien het rendement van het filter reeds eer-
der vermindert omdat de wagen in een sterk
verontreinigde omgeving gebruikt wordt, moet het filter vervangen worden zonder het
ver
s
trijken van het voorziene interval af te
wachten. ATTENTIE
Als het zicht door alle ruiten van de wagen
niet g oed i
s, neemt het risico op ongevallen
met ernstige gevolgen toe.
● Zorg ervoor dat alle ruiten ijs- en sneeuw-
vrij zijn, en d
at ze niet beslagen zijn om goed
te kunnen kijken wat er buiten de wagen alle-
maal gebeurt.
● Het maximale verwarmingsvermogen en de
zo snel
mogelijke ontwaseming van de ruiten
worden verkregen wanneer de motor zijn nor-
male werkingstemperatuur bereikt. Ga alleen
rijden als het zicht goed is.
● Zorg er altijd voor dat u het verwarmings-
en venti
latiesysteem, de airconditioning en
de achterruitverwarming gebruikt om goed te
kunnen zien wat er buiten de wagen allemaal
gebeurt.
● Laat de luchtcirculatie nooit gedurende een
lang
e periode aan. Wanneer het koelsysteem
niet werkt en de circulatiefunctie aan staat,
kunnen de ruiten snel beslaan en kan het
zicht zo aanzienlijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heef
t. ATTENTIE
Gebruikte lucht verhoogt de vermoeidheid en
leidt t
ot concentratieverlies van de bestuur- der. Dit kan een ernstig ongeval tot gevolg
hebben.
● Sc h
akel de ventilator nooit gedurende lan-
gere tijd uit
en gebruik de luchtcirculatiefunc-
tie niet gedurende een lange tijd omdat de
lucht in de wagen niet ververst wordt. VOORZICHTIG
● Het interieurluc
htfilter moet altijd in een
SEAT-garage worden vervangen.
● Als u vermoedt dat de airconditioning de-
fect i
s, moet u deze onmiddellijk uitzetten.
Hierdoor wordt bijkomende schade voorko-
men. Laat de wagen door een gespecialiseer-
de werkplaats nakijken.
● Reparatiewerkzaamheden aan de aircondi-
tioning v
ereisen bijzondere vakkennis en
speciaal gereedschap. Geadviseerd wordt om
naar de werkplaats van een officiële SEAT
dealer te gaan. Let op
● Als
het koelsysteem uitgeschakeld is,
wordt de lucht die van buiten wordt aangezo-
gen, niet ontvochtigd. Om te voorkomen dat
de ruiten beslaan, adviseert SEAT aan de koe-
ling (compressor) ingeschakeld te laten. Voor
het inschakelen toets indrukken. Het con-
tro l
elampje in de toets moet gaan branden.
● Het maximale verwarmingsvermogen en de
zo snel
mogelijke ontwaseming van de ruiten
worden verkregen wanneer de motor zijn nor-
male werkingstemperatuur bereikt. » 181
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 184 of 364

Bedienen
●
De luc htin
laat voor de voorruit moet vrij van
ijs, sneeuw of bladeren zijn, opdat verwar-
ming en airconditioning optimaal kunnen
functioneren en het beslaan van de ruiten
wordt voorkomen. Climatronic bedienen via het Easy
Connect
-
systeem*3 Geldig voor wagens met Media System Touch/Co-
lour . Afb. 172
Scherm van het Easy Connect-sys-
t eem: menu Air
c
onditioning. In het Easy Connect-systeem kunt u ook di-
v er
se in
stellingen doorvoeren voor de Clima-
tronic.
Menu Klimaatregeling openen
● Druk op de toets van het bedienings-
p aneel
van de Climatronic. ●
OF: druk op de toets
van het Easy Con-
nect -
sy
steem. Gebruik de draaiknop om het
menu Klimaatregeling te kiezen en open
dit.
Op het aanraakscherm kunnen de huidige in-
stellingen, zoals de temperatuur voor de be-
stuurders- en bijrijderszijde, de luchtverde-
ling en de snelheid van de ventilator worden
gewijzigd.
Voor het in- of uitschakelen van een functie
of om een submenu te kiezen, moet u op de
betreffende functietoets drukken.
Functietoets: Functie
OFFDe Climatronic wordt uit- en ingescha-
keld.
SYNCDe temperaturen van de bestuurder en
bijrijder synchroniseren.
SETUP
Het submenu met de instellingen voor de
airconditioning verschijnt. De volgende
instellingen kunnen worden uitgevoerd:
Profiel airco : het ventilatorvermo-
gen instellen in de stand AUTO. U kunt
kiezen tussen zacht, gemiddeld en krach-
tig.
Automatische luchtcirculatie : de
automatische luchtcirculatie in- en uit-
schakelen ››› pag. 185.
TERUG : het submenu sluiten.
Functietoets: Functie
*Het submenu van extra verwarming wordt
geopend.
*Hiermee kan de voorruitverwarming hand-
matig worden in- of uitgeschakeld.
Hiermee wordt PureAir in- of uitgescha-
keld en wordt het submenu geopend.
Climatronic bedienen via het Easy
Connect
-
systeem* 3 Geldt
voor wagens met Mediasysteem Plus / Navi-
g
atiesysteem / Navigatiesysteem Plus. Afb. 173
Scherm van het Easy Connect-sys-
t eem: menu Air
c
onditioning. In het Easy Connect-systeem kunt u ook di-
v er
se in
stellingen doorvoeren voor de Clima-
tronic.
182