Page 65 of 364
De essentie
Noodgevallen Z ek
erin
gen
Plaats van de zekeringen Afb. 66
Stuur link s: af
dekking van de zeke-
ringenhouder in het dashboard aan bestuur-
derszijde. Stuur rechts: zekeringenhouder
achter het dashboardkastje. Afb. 67
In de motorruimte: deksel van de ze-
kerin g
enhouder. Onder het dashboard (stuur links)
D
e
z
ekeringenhouder bevindt zich achter de
opberglade ››› afb. 66 .
Achter het dashboardkastje (stuur rechts)
De zekeringenhouder bevindt zich achter het
dashboardkastje ››› afb. 66 . Voor toegang
tot de zekeringenhouder ›››
pag. 107.
In de motorruimte
Druk op de vergrendelingsclips voor het ont-
grendelen van de zekeringenhouder ››› afb.
67.
Onderscheid maken met de kleuren van de
zekeringen onder het dashboard
KleurStroomsterkte
Zwart1
KleurStroomsterkte
Lila3
Lichtbruin5
Bruin7,5
Rood10
Blauw15
Geel20
Wit of transparant25
Groen30
Oranje40
››› in Inleiding tot thema op pag. 107
›››
pag. 107 63
Page 66 of 364

De essentie
Een doorgebrande zekering vervangen Afb. 68
Voorbeeld van een doorgebrande ze-
k erin
g. Voorbereidingen
● Schakel het contact, de lichten en alle elek-
tri s
c
he apparatuur uit.
● Open de desbetreffende zekeringenhouder
›››
pag. 107.
Een doorgebrande zekering herkennen
U kunt een doorgebrande zekering herken-
nen aan de gesmolten metalen draad ››› afb.
68.
● Verlicht de zekering met een zaklamp om te
kijken of
ze doorgebrand is.
Een zekering vervangen
● Trek de zekering eruit.
● Vervang de doorgebrande zekering door
een nieuwe
zekering met dezelfde stroom- sterkte (gelijke kleur en opschrift) en dezelf
de
grootte.
● Monteer het deksel weer of sluit het deksel
van de z
ekeringenhouder.
Lampjes Gloeilamp
je (12 V) Waarschuwing: Afhank
elijk
van de uitrusting
van de wagen kan de binnen- en/of buiten-
verlichting geheel of gedeeltelijk uit leds be-
staan. De leds gaan gemiddeld langer mee
dan de levensduur van de wagen. Bij schade
aan een ledlampje moet u voor vervanging
naar de werkplaats van een officiële dealer
gaan.
Lichtbron gebruikt voor elke functie
HalogeenkoplampType
Daglicht/parkeerlichtLed (kan niet vervan-
gen worden)
DimlichtH7 LL
GrootlichtH7 LL
KnipperlichtPY21W
Full-led koplamp
Hierin kan geen lamp worden vervangen. Alle functies
worden verzorgd door led's
MistlampType
Mistlicht / cornering*H8
AchterlichtenType
Remlicht/achterlichtP21W LL
StadslichtP21W LL
KnipperlichtPY21W LL
MistachterlichtP21W LL
AchteruitrijlichtW16W
Achterlichten met ledType
KnipperlichtPY21W LL
AchteruitrijlichtW16W
De overige functies worden verzorgd door led's
›››
pag. 110 Wat te doen bij lekke band
V oor af
gaande stappen ●
Stop de wagen op een horizontaal opper-
vl ak, op een
v
eilige plaats zo ver mogelijk
buiten de verkeersstroom.
● Handrem aantrekken. 64
Page 67 of 364

De essentie
● Sc h
ak
el de alarmlichten in.
● Handgeschakelde versnellingsbak: sch
akel
de 1e versnelling in.
● Automatische versnellingsbak: zet de k
eu-
zehendel in stand P.
● Indien u met aanhangwagen rijdt, deze af-
koppel
en.
● Leg het boordgereedschap ›››
pag.
99 en het reservewiel* klaar ›››
pag.
330.
● Volg de wettelijke richtlijnen van elk land
op (reflect
erend vest, gevarendriehoek enz.).
● Laat alle passagiers uitstappen en op een
veilig
e plaats gaan staan (bijv. achter de van-
grail). ATTENTIE
● Vo l
g de beschreven richtlijnen op voor uw
eigen veiligheid en die van andere wegge-
bruikers.
● Als u het verwisselen van het wiel op een
helling uit
voert, blokkeert u het tegenoverlig-
gende wiel met een steen of iets dergelijks
om ervoor te zorgen dat de wagen niet weg-
rolt. Een band herstellen met de afdichtset
Afb. 69
Standaardweergave: inhoud van de
b anden
af
dichtset. De bandenafdichtset zit in de bagageruimte
onder de l
aa
dvloer
afdekking.
De band afdichten
● Draai het dopje en het inzetstuk van het
ventiel lo
s. Gebruik het apparaat ››› afb. 69
1 om het inzetstuk te verwijderen. Leg het
op een s c
hoon op
pervlak.
● Schud de fles met afdichtmiddel ›››
afb. 69
10 goed.
● Draai de pompslang ››
›
afb. 69 3 vast op
de fl e
s
met afdichtmiddel. De verzegeling
van de fles wordt automatisch gebroken. ●
Verw
ijder de dop van de vulslang ››› afb. 69
3 en draai het open einde van de fles op het
b andv
entiel
.
● Houd de fles met de bodem omhoog en vul
de band met de inhoud
van de fles.
● Haal de fles van het ventiel.
● Breng het inzetstuk opnieuw aan op het
bandventiel
met het apparaat ››› afb. 69 1 .
D e b
and op
pompen
● Draai de vulslang van de compressor
›››
afb. 69 5 vast op het bandventiel.
● Controleer of de ontluchtingsbout gesloten
i s
›
›› afb. 69 7 .
● Start de motor en laat hem draaien.
● Sluit de steker ››
›
afb. 69 9 aan op het 12
v o
lt
-stopcontact van de wagen ›››
pag.
171.
● Zet de luchtcompressor aan met de
ON/OFF-sc
hakelaar ››› afb. 69 8 .
● Laat de luchtcompressor draaien tot een
druk
v
an 2,0-2,5 bar (29-36 psi/200-250
kPa) wordt bereikt. Maximaal 8 minuten .
● Sluit de luchtcompressor af.
● Indien de aangegeven druk niet wordt be-
reikt, draait
u de vulslang los van het ventiel.
● Beweeg de wagen 10 m zodat het afdicht-
middel w
ordt verdeeld in de band.
● Draai de vulslang van de compressor op-
nieuw op het
ventiel. » 65
Page 68 of 364

De essentie
● Herh aal
het
proces voor het oppompen.
● Als ook dan de druk niet wordt bereikt, ver-
keert
de band in slechte staat. Zet de wagen
stil en roep de hulp in van gespecialiseerd
personeel.
● Sluit de luchtcompressor af. Draai de vul-
slan
g los van het bandventiel.
● Wanneer de bandenspanning tussen
2,0-2,5 bar ligt, rijdt
u verder met een snel-
heid onder 80 km/u (50 mph).
● Controleer de bandenspanning opnieuw na
10 minuten ››
› pag. 101.
››› in Bandenafdichtset TMS (Tyre Mo-
bility System)* op pag. 99
››› pag. 99 Een wiel verwisselen
W ag
en
gereedschap Afb. 70
Onder de afdekking van de laadvloer
v an de b
ag
ageruimte: wagengereedschap. Adapter voor de wielboutbeveiliging*
Sl
eepoog
W iel
sleutel*
Krikhendel
Krik*
Haak voor centrale wieldoppen*
Klem voor de doppen van de wielbouten.
››› in Voorafgaande stappen op pag. 65
››› pag. 99 1
2
3
4
5
6
7 Centrale wieldop*
Afb. 71
Juiste plaatsing van de centrale wiel-
dop v
oor s
talen velgen. Om bij de wielbouten te komen, moeten de
c
entr
al
e wieldoppen verwijderd worden.
Verwijderen
● Zet de draadhaak (wagengereedschap) in
een van de uits
paringen van de centrale wiel-
dop.
● De wielsleutel plaatsen op de haak, op de
band afs
teunen en de wieldop lostrekken.
Aanbrengen
● Plaats de centrale wieldop op de velg. Het
onderst
e deel van het teken "S" van het
SEAT-embleem moet samenvallen met het
opblaasventiel ››› afb. 71 1 .
● Druk stevig op de centrale wieldop tot hij
hoorb aar
v
astklikt.66
Page 69 of 364

De essentie
Let op
Aan de achterzijde van de centrale wieldop is
er ook een v
entielmarkering die de juiste uit-
lijning aangeeft. Doppen van wielbouten*
Afb. 72
Wiel: wielbouten met doppen. Verwijderen
●
Plaats de kunststof klem (boordgereed-
s c
h
ap ›››
afb. 70 7 ) op de dop totdat deze
v a
s
tklikt ›››
afb. 72.
● Verwijder de dop met de kunststof klem. Diefstalbelemmerende wielbouten
Afb. 73
Wielbout met diefstalbeveiliging,
v oor
z
ien van dop en adapter. ●
Verwijder de wieldop* of dop*.
● Plaats de speciale adapter (wagengereed-
s c
h
ap) tot de aanslag over de wielbout met
diefstalbeveiliging.
● Plaats de wielsleutel (wagengereedschap)
op de adapt
er tot aan de aanslag.
● Verwijder de wieldop ›››
pag. 67. Let op
Noteer het codenummer van de wielboutbe-
vei ligin
g en berg deze op een veilige plaats
op, maar nooit in de wagen. Als u een vervan-
gingsadapter nodig heeft, kunt u deze bestel-
len bij uw officiële SEAT dealer; deze zal u
naar het codenummer vragen. Wielbouten losdraaien
Afb. 74
Wiel: de wielbouten losdraaien. ●
Plaats de wielsleutel (boordgereedschap)
t ot
aan de aan
slag op de wielbout. U hebt
voor het los- en vastdraaien van de wielbou-
ten met diefstalbeveiliging de betreffende
adapter nodig ››› pag. 67.
● Draai de wielbout ca. 1 slag naar links
›››
afb. 74 (pijl). Om het vereiste koppel uit te
kunnen oefenen, pakt u de wielsleutel bij het
uiteinde vast. Als een wielbout niet los komt,
duw dan voorzichtig met een voet op het uit-
einde van de wielsleutel. Houd u aan de wa-
gen vast en zorg ervoor dat u stevig staat. ATTENTIE
Draai de wielbouten (1 slag) een beetje los
voor d
at u de wagen omhoog brengt met de
krik* Als u dit niet doet, kan dit leiden tot on-
gelukken! 67
Page 70 of 364

De essentie
Wagen omhoogbrengen op de hefbrug Afb. 75
Dwarsbalk: markeringen. Afb. 76
Langsligger: plaatsing van de wagen-
k rik. ●
Plaats de krik* (wagengereedschap) op een
s t
ev
ige ondergrond. Gebruik indien nodig
een stabiele plaat met een groot oppervlak.
Bij een gladde ondergrond, zoals bijv. een te-
gelvloer, een stroeve drager (bijv. een rubber
mat) gebruiken ››› .●
Zoek
het
bevestigingspunt op de langslig-
ger (verzonken gedeelte) dat zich het dicht-
ste bij het te vervangen wiel bevindt ››› afb.
75.
● Draai aan de krik* die u onder het bevesti-
gings
punt op de langsligger hebt geplaatst,
om deze hoog te verplaatsen tot de flens 1 ›››
afb . 76 zich onder de betreffende uitspa-
rin g bev
indt.
● Lijn de krik* zodanig uit dat de flens 1 "ingrijpt" in de uitsparing voor de langsligger
en d
at
de bew
eegbare grondplaat 2 plat op
de gr ond lig
t
. De grondplaat 2 moet zich
v er
tic
aal t.o.v. het steunpunt 1 bevinden.
● Draai de krik* verder omhoog tot het wiel
iets
v
an de grond komt. ATTENTIE
● Let er
op dat de krik* stabiel blijft staan. Als
het oppervlak glad of zacht is, kan de krik*
verschuiven of verzinken - gevaar op verwon-
dingen!
● Breng de wagen uitsluitend omhoog met de
krik* die af f
abriek is meegeleverd. Anders
kan de wagen wegschuiven - gevaar op ver-
wondingen!
● Plaats de krik* uitsluitend onder de daar-
toe bes
temde bevestigingspunten op de
langsligger en lijn de krik uit. Als dit niet ge-
beurt, dan kan de krik* wegschuiven omdat
ze niet voldoende grip op de wagen heeft. ge-
vaar op verwondingen! ●
Door temper at
uurschommelingen of wijzi-
gingen in de belasting kan de hoogte van de
geparkeerde wagen veranderen. VOORZICHTIG
De wagen mag niet omhoog worden gebracht
onder een dw ars
balk. Plaats de krik* uitslui-
tend onder de daartoe bestemde plaatsen op
de langsligger. Anders kan de wagen bescha-
digd worden. Wiel verwijderen resp. plaatsen
Nadat u de bouten hebt losgedraaid en de
w
ag
en met
de krik hebt opgekrikt, verwisselt
u het wiel.
Wiel verwijderen
● De wielbouten losdraaien met de wielsleu-
tel en de bout
en aan de kant leggen op een
schoon oppervlak.
● Wiel verwijderen.
Wiel p
laatsen
Als u banden met verplichte looprichting
monteert, volg dan de richtlijnen in ››› pag.
69.
● Plaats het wiel.
● Wielbouten erin draaien en licht aantrek-
ken. 68
Page 71 of 364

De essentie
● Laat de w
ag
en zakken met de krik*; ga
hierbij voorzichtig te werk.
● Trek de wielbouten met de wielsleutel goed
aan.
De wiel
bouten moeten schoon zijn en gemak-
kelijk draaien. Contactvlakken tussen wiel en
naaf controleren. Verontreinigingen op deze
vlakken verwijderen alvorens het wiel te
plaatsen.
Banden met verplichte looprichting Een draairichtinggebonden bandenprofiel is
herk
enb
aar aan de pijl
en op de wang van de
band, die in de draairichting wijzen. Houd de
zo aangegeven draairichting altijd aan bij het
monteren van de wielen, hierdoor worden de
optimale rij-eigenschappen van de band met
betrekking tot grip, geluid, wrijving en aqua-
planing gegarandeerd.
Als u het reservewiel* noodgedwongen tegen
de draairichting in moet plaatsen, rijd dan
voorzichtig omdat de optimale eigenschap-
pen van de band in deze situatie niet meer
gelden. Dit geldt met name wanneer het weg-
dek nat is.
Verwissel de defecte band zo snel mogelijk
en zorg voor de juiste looprichting bij alle
banden, opdat de voordelen van draairich-
ting gebonden banden weer volledig kunnen
worden benut. Afsluitende werkzaamheden ●
Lichtmetalen wielen: bren g de dop
pen op
de wielbouten aan.
● Wielen met wieldoppen: zet de c
entrale
wieldop terug ››› pag. 66.
● Het gereedschap op zijn plaats opbergen.
● Als het vervangen wiel niet past in de ruim-
te v
oor het reservewiel, berg dit dan op veili-
ge wijze op in de kofferbak ›››
pag. 172.
● Controleer de spanning van het wiel dat u
heeft g
emonteerd zo snel mogelijk.
● Bij wagens met bandenspanningsindicatie
moet u de in s
telling wijzigen en opslaan in
de radio/het Easy Connect*-systeem
››› pag. 327.
● Controleer zo snel mogelijk met een mo-
mentsleut
el of het aanhaalmoment van de
wielbouten 140 Nm is. Rijd tot dan uiterst
voorzichtig.
● Vervang het defecte wiel zo snel mogelijk.
Sneeuwkettingen Handeling Sneeuwkettingen mogen alleen op de voor-
w
iel
en w
orden gemonteerd.
Controleer of corrigeer na enkele meter zo no-
dig de bevestiging van de sneeuwkettingen, volgens de aanwijzingen van de fabrikant.
Let op de m
aximumsnelheid van 50 km/u
(30 mpu).
Als het gevaar bestaat dat u toch vast komt te
zitten ondanks dat u sneeuwkettingen heeft
gemonteerd, wordt geadviseerd om de anti-
slipregeling op de aangedreven wielen (ASR)
in de ESC ›››
pag. 202, ESC en ASR in-
schakelen/uitschakelen uit te schakelen.
Bij winterse wegomstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen niet alleen de grip, maar
ook het remgedrag.
Het gebruik van sneeuwkettingen is om tech-
nische redenen alleen op bepaalde
velg/band-combinaties toelaatbaar:
215/60 R16Kettingen met schakels van max. 15 mm
215/55 R17Kettingen met schakels van max. 15 mm
215/50 R18Kettingen met schakels van max. 15 mm
De overige afmetingen laten geen kettingen toe Als u sneeuwkettingen gebruikt, moet u
ev
ent
ueel
gebruikte wieldoppen en velgens-
ierringen verwijderen.
Als u over sneeuwvrije trajecten rijdt, de ket-
tingen verwijderen. Anders beïnvloeden ze
de wegligging, beschadigen ze de banden en
zijn ze snel versleten. 69
Page 72 of 364

De essentie
Noodslepen van de wagen Sl epen Afb. 77
Voorbumper rechts: vastgeschroefd
s l
eepoog. Afb. 78
Achterbumper rechts: vastgeschroefd
s l
eepoog. Sleepogen
M
aak
de s
tang of kabel vast aan de sleep-
ogen. De sleepogen zitten in de bagageruimte on-
der de laadvloer
afdekking samen met het
wagengereedschap ›››
pag. 99.
Schroef het sleepoog in de schroefdraad
››› afb. 77 of ››› afb. 78 en zet het vast met de
wielsleutel.
Sleepkabel of sleepstang
De sleepstang biedt meer veiligheid en min-
der risico op schade.
De sleepkabel wordt aanbevolen indien er
geen sleepstang is. Hij moet elastisch zijn
om de wagen niet te beschadigen.
Bestuurder van de trekkende wagen
● Pas echt wegrijden, als de kabel strak
staat
.
● Gebruik de koppeling uiterst voorzichtig bij
het st
arten van de wagen (met schakelbak) of
versnel geleidelijk (met automatische trans-
missie).
Rijstijl
Het afslepen vraagt oefening, in het bijzon-
der bij gebruik van een sleepkabel. Beide be-
stuurders moeten met de bijzonderheden
van het slepen vertrouwd zijn. Ongeoefende
bestuurders moeten hiervan afzien.
Let er bij het rijden steeds op dat er geen on-
geoorloofde trekkrachten en geen schokbe-
lasting ontstaan. Als er over onverharde we- gen wordt gesleept, bestaat het gevaar dat
de beves
tigingsdelen overbelast raken.
Schakel het contact in zodat de knipperlich-
ten, ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen
werken. Controleer of het stuurwiel ontgren-
deld is en vrij beweegt.
Zet bij wagens met schakelbak de versnel-
lingshendel in de vrijloop. Bij automatische
versnellingsbak de hendel op N.
Om te remmen trapt u het rempedaal goed
in. Bij stilstaande motor werkt de rembekr-
achtiger niet.
De stuurbekrachtiging werkt uitsluitend als
het contact is ingeschakeld en de wagen rolt,
op voorwaarde dat de accu voldoende gela-
den is. Anders moet meer kracht worden uit-
geoefend.
Let erop dat de kabel strak blijft staan.
››› in Inleiding tot thema op pag. 103
››› pag. 102 Aanslepen
Als de motor niet aanslaat, eerst proberen
om de mot
or met
de ac
cu van een andere wa-
gen te starten ››› pag. 71. De motor mag en-
kel gestart worden door aanslepen indien het 70