Page 313 of 364

Controleren en bijvullen
brandstofsysteem wordt beschadigd, indien
op deze br
and
stof wordt gereden.
● Brandstoftoevoegingen, zogenaamde
"vloeist
ofverbeteraars", benzine of dergelij-
ke middelen mogen niet aan de dieselolie
worden toegevoegd.
● Bij slechte kwaliteit van de diesel kan het
noodzakelijk
zijn om uit het brandstoffilter
ook tussen de in het Serviceplan vermelde in-
tervallen water af te tappen. Geadviseerd
wordt om dit in een gespecialiseerde werk-
plaats te laten uitvoeren. Een ophoping van
water in het filter kan tot motorstoringen lei-
den. AdBlue
®
Inf orm
atie o
ver AdBlue®Het verbruik van AdBlue
®
h an
g
t af van de
persoonlijke rijstijl, de bedrijfstemperatuur
van het systeem en de omgevingstempera-
tuur wanneer de wagen wordt gebruikt.
AdBlue ®
bevriest vanaf -11°C (+13°F). Het
systeem bevat verwarmingselementen die
ook de werking bij lage temperaturen garan-
deren.
De inhoud van de AdBlue ®
-tank is ca. 11 li-
ter.
De AdBlue ®
-tank mag nooit leeg zijn. Vanaf
een actieradius van minder dan 2400 km ver- schijnt op het scherm van het instrumenten-
paneel een indic
atie dat AdBlue®
moet wor-
den bijgevuld ››› pag. 311. Wordt deze indi-
catie genegeerd, dan zal het later niet meer
mogelijk zijn om de motor te starten. Ver-
schijnt deze indicatie niet, dan hoeft geen
AdBlue ®
te worden toegevoegd.
AdBlue ®
is een gedeponeerd handelsmerk
van de Duitse vereniging van autofabrikan-
ten (VDA) en staat ook bekend als AUS32 of
DEF (Diesel Exhaust Fluid). VOORZICHTIG
Wordt te veel AdBlue ®
bij g
evuld, dan kan het
tanksysteem beschadigd raken. AdBlue
®
b ijvullen Afb. 238
Dop van de vulopening van de Ad-
Blue-t ank. Handelingen vóór het bijvullen
P
ark eer de w
agen op een effen oppervlak.
Als de wagen niet op een effen oppervlak
staat maar bijvoorbeeld op een helling of aan
een kant op een stoeprand, kan de meter mo-
gelijk het vullen niet correct detecteren.
Indien een bericht over het AdBlue ®
-peil
werd getoond op het scherm van het instru-
mentenpaneel, vul dan minstens de mini-
maal vereiste hoeveelheid bij (ca. 5 liter) . En-
kel wanneer u deze hoeveelheid tankt, detec-
teert het systeem dat AdBlue ®
werd bijge-
vuld en kunt u de motor opnieuw starten. De
maximale hoeveelheid die u kunt tanken is
11 liter.
Contact uitschakelen. Als het contact niet is
uitgeschakeld tijdens het vullen, verschijnt
op het scherm van het instrumentenpaneel
mogelijk nog steeds de indicatie dat u pro-
duct moet bijvullen.
Bijvullen met een vulfles
Gebruik enkel AdBlue ®
die voldoet aan de
norm ISO 22241-1. Gebruik enkel originele
verpakkingen.
● Open de tankklep ›››
afb. 238.
● Draai de dop van de vulopening van de
tank link
som los.
● Houd rekening met de aanwijzingen en ge-
geven
s van de fabrikant van de vulfles.
● Controleer de vervaldatum. »
311
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 314 of 364

Aanwijzingen
● Dr aai de dop
v
an de vulfles los.
● Steek de hals van de fles verticaal in de vu-
lopening v
an de tank en schroef de fles met
de hand rechtsom vast.
● Druk de vulfles in de richting van de vulo-
pening en houd z
e in die positie.
● Wacht tot de inhoud van de fles in de Ad-
Blue ®
-tank g
elopen is. De fles mag niet sa-
mengedrukt of gebroken worden!
● Schroef de fles linksom los en trek ze voor-
zichtig n
aar boven weg ››› .
● De AdBlue ®
-tank
i
s vol wanneer geen vloei-
stof meer uit de fles komt.
● Draai de dop van de vulopening van de
tank r
echtsom in tot hij vastklikt.
● Tankklep sluiten.
Handelingen
vóór het wegrijden
● Na het vullen schakelt u enkel het
contact
in.
● Laat het contact minstens 30 seconden in-
ges
chakeld zodat het systeem de vulling kan
detecteren.
● Zet de motor niet aan tot de 30 seconden
vers
treken zijn!
AdBlue bijvullen aan de pomp
Geldt voor wagens met selectieve katalyti-
sche reductie. ●
Open de klep
van de vulopening van de
tank.
● Draai de sluitstop van de vulopening van
het SCR
-systeem naar links ››› afb. 238.
● Voeg AdBlue toe tot het vulpistool voor het
eerst
stopt.
● Sluit de SCR-buis door ze naar rechts te
draaien tot
u een klik hoort. ATTENTIE
De AdBlue ®
mag enk el
bewaard worden in de
originele verpakking, goed gesloten en op
een veilige plaats.
● Bewaar AdBlue ®
nooit in le
ge blikjes, fles-
sen of vergelijkbare verpakkingen, omdat an-
dere personen zich dan kunnen vergissen.
● Bewaar AdBlue ®
steed
s buiten bereik van
kinderen. VOORZICHTIG
● Bij het t ank
en moet de greep van het vul-
pistool omlaag uitgelijnd zijn. Anders zal de
vulmond niet automatisch aangesloten wor-
den.
● Probeer niet meer additief toe te voegen
nad
at het vulpistool voor het eerst gestopt is.
De AdBlue-tank kan dan te veel gevuld wor-
den, waardoor AdBlue naar buiten stroomt.
● Gebruik enkel AdBlue ®
die vo
ldoet aan de
norm ISO 22241-1. Gebruik enkel originele
verpakkingen. ●
Men g AdBlue ®
nooit
met water, brandstof
of additieven. Eender welke storing veroor-
zaakt door een mengsel valt niet onder de ga-
rantie.
● Vul AdBlue ®
nooit in de dieselt
ank! Doet u
dit toch dan kan de motor beschadigd raken!
● Neem de vulfles niet continu mee in de wa-
gen. Indien de fle
s lekt (door temperatuur-
schommelingen of schade aan de fles), kan
AdBlue ®
het interieur van de wagen bescha-
digen. Milieu-aanwijzing
Lever de vulfles met het oog op milieube-
sc hermin
g in bij geschikte inzamelpunten. Let op
Bij de SEAT-dealers kunt u geschikte vulfles-
sen v an AdBlue ®
aan
schaffen.312
Page 315 of 364

Controleren en bijvullen
Motorruimte Vloei s
t
ofniveaus controleren Afb. 239
Afbeelding met de plaats van de elemen-
ten. Het peil van de verschillende vloeistoffen van
de w
ag
en dient
regelmatig gecontroleerd te
worden. De vloeistoffen niet onderling ver-
wisselen, omdat dit ernstige schade aan de
motor tot gevolg heeft.
Koelvloeistofexpansiereservoir
Peilstok motorolie
Vulopening motorolie
Remvloeistofreservoir
Startaccu onder afdekking
Ruitensproeiervloeistofreservoir
1 2
3
4
5
6 Het controleren en bijvullen van de vloeistof-
f
en w
or
dt bij de eerder genoemde onderde-
len uitgevoerd. Deze handelingen worden be-
schreven op ››› pag. 313.
Overzicht in tabelvorm
Nadere verklaringen, aanwijzingen en beper-
kingen op de technische gegevens vindt u
vanaf ››› pag. 333. Werkzaamheden in de motorruimte Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 17
Bij werkzaamheden in de motorruimte, bijv.
het controleren en het bijvullen van vloei-
stoffen, kunnen verwondingen, verbrandin-
gen, gevaar voor ongelukken en voor brand
ontstaan. Daarom beslist de volgende aan-
wijzingen en de algemeen geldende veilig-
heidsvoorschriften opvolgen. Het motorcom-
partiment van de wagen is een gevaarlijk ge-
bied! ››› »
313
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 316 of 364

Aanwijzingen
ATTENTIE
● Zet de mot
or uit, haal de sleutel uit het con-
tact en trek de handrem aan. Als de wagen
een schakelbak heeft, zet de versnellings-
hendel dan in de vrijstand; heeft de wagen
een automatische transmissie, plaats de keu-
zehendel dan in de stand P. Laat de motor af-
koelen.
● Houd kinderen ver van het motorcomparti-
ment.
● Mors
nooit vloeistoffen die gebruikt wor-
den voor de w
erking van de wagen op de mo-
torruimte, want deze vloeistoffen kunnen
vlam vatten (bijv. de antivries die de koel-
vloeistof bevat).
● Kortsluiting in de elektrische installatie
voorkomen - in het
bijzonder bij de accu.
● Als u werkzaamheden uitvoert in het mo-
torc
ompartiment, houd er dan rekening mee
dat de koelluchtventilator ook bij uitgescha-
keld contact plotseling in werking kan treden
– gevaar voor verwondingen.
● Bedek de motor nooit met extra isolatiema-
teria
len zoals een deken. Brandgevaar!
● Nooit de vuldop van het koelvloeistofreser-
voir openen z
olang de motor warm is. Het
koelsysteem staat onder druk!
● Vuldop bij het openen met een grote lap af-
dekken om gez
icht, handen en armen tegen
hete damp of hete koelvloeistof te bescher-
men.
● Als u controlewerkzaamheden moet uitvoe-
ren bij dr
aaiende motor, kunnen de draaiende delen (zoals de geribde riem, dynamo en
koel
luc
htventilator) alsmede de ontsteking
met de daarin heersende hoogspanning ge-
vaarlijk zijn.
● De hierna vermelde waarschuwingsaanwij-
zing
en opvolgen, als werkzaamheden aan het
brandstofsysteem of aan de elektrische in-
stallatie nodig zijn:
– Startaccu altijd losmaken van de elektri-
sche installatie.
– Niet roken.
– Nooit in de buurt van open vuur werken.
– Altijd een goed functionerende brand-
blusser gereedhouden. VOORZICHTIG
Haal de vloeistoffen niet door elkaar bij het
bij v
ullen, anders kunnen ernstige storingen
en motorschade het gevolg zijn. Milieu-aanwijzing
De grond onder de wagen regelmatig contro-
ler en, opd
at lekkages op tijd worden opge-
merkt. Als daar vlekken van olie of andere
vloeistoffen te zien zijn, de wagen ter contro-
le naar de werkplaats brengen. Let op
Bij wagens met rechts stuur* zitten bepaalde
re ser
voirs aan de andere zijde van de motor-
ruimte ››› afb. 239. Motorkap openen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 17
De motorkap wordt vanuit het interieur ont-
grendeld.
Zorg ervoor dat de ruitenwisserarmen niet
omhoog staan. Anders kan er lakschade ont-
staan.
De motorkap kan uitsluitend worden ontgren-
deld als het portier aan bestuurderszijde ge-
opend is. ATTENTIE
De motorkap nooit openen indien stoom uit
de motorruimt e k
omt of koelvloeistof drupt.
Anders bestaat er gevaar voor brandwonden!
Wachten tot er geen damp of koelvloeistof
meer tevoorschijn komt. Motorkap sluiten
–
De motorkap iets oplichten.
– De motorkapsteun loshaken en weer onder
druk in de houder p l
aatsen.
– Sluit de motorkap zonder hem te laten val-
len.
– De mot
orkap zo ver omlaag trekken, tot de
krac
ht van de gasdrukveer is overwonnen.
314
Page 317 of 364

Controleren en bijvullen
– Mot ork
ap in de
vergrendeling laten vallen.
Niet nadrukken ››› .
ATTENTIE
● Om v ei
ligheidsredenen moet de motorkap
tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn.
Controleer daarom altijd of de kap goed in het
slot is gevallen, nadat u de motorkap hebt
gesloten. Dat is het geval als de motorkap
nergens boven de aangrenzende carrosserie-
delen uitsteekt.
● Als u tijdens het rijden merkt dat de ver-
grendeling niet
vastzit, direct stoppen en de
motorkap sluiten. Anders bestaat er gevaar
voor ongelukken. Motorolie
A l
g
emene aanwijzingen De motor wordt af fabriek voorzien van een
s
pec
i
ale multigrade-olie geschikt voor elk
jaargetijde.
Omdat het gebruik van een hoogwaardige
olie een voorwaarde is voor het correct functi-
oneren en de duurzaamheid van de motor,
dient uitsluitend olie volgens de VW-normen
gebruikt te worden als u olie bijvult of ver-
verst.
De specificaties die op de volgende bladzijde
staan (VW-normen) moeten op de verpakking vermeld staan; indien op de verpakking van
de olie z
owel de normen voor zowel benzine-
als voor dieselmotoren vermeld staan, mag
de olie zonder onderscheid voor beide soor-
ten motoren gebruikt worden.
Geadviseerd wordt het verversen van de olie
uit te laten voeren door een Technische
Dienst of een gespecialiseerde werkplaats,
volgens het Onderhoudsprogramma.
De voor de motor in uw wagen geldende olie-
specificaties staan in ›››
pag. 60, Motoro-
liespecificaties.
Onderhoudsintervallen
De onderhoudsintervallen kunnen flexibel
(service-interval met lange duur) of vast (af-
hankelijk van de tijd of het gereden aantal ki-
lometers).
Als op de binnenkant van de omslag van het
Onderhoudsprogramma de aanduiding PR
QI6 voorkomt, betekent dit dat voor de wa-
gen een service-interval met lange duur van
toepassing is, terwijl de aanduidingen QI1,
QI2, QI3, QI4 of QI7 staan voor een onder-
houdsinterval op basis van tijd of kilometers.
Variabele onderhoudsintervallen (Service-In-
tervallen met Lange Duur*)
Er zijn speciale oliën en controles ontwikkeld
die, afhankelijk van de rijomstandigheden en
rijstijl van de bestuurder, de verversingsinter- vallen kunnen verlengen (service-intervallen
met lan
ge duur).
Het gebruik van deze oliën is een voorwaarde
voor het verlengen van deze onderhoudsin-
tervallen, neem daarbij altijd het volgende in
acht:
● Vermeng de olie niet met de voor vaste on-
derhoudsint
ervallen voorgeschreven olie.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil t
e laag is ››› pag. 316, Motoroliepeil
controleren en LongLife-olie niet beschikbaar
is, mag met oliesoorten voor vaste onder-
houdsintervallen ›››
pag. 60 maximaal
0,5 liter eenmalig worden bijgevuld.
Vaste onderhoudsintervallen*
Als er voor de wagen geen "Service-interval
met lange duur" van toepassing is of dit in-
terval op verzoek niet wordt toegepast, ge-
bruik dan olie voor vaste onderhoudsinter-
vallen die wordt vermeld in ›››
pag. 60,
Motoroliespecificaties. In dit geval geldt voor
uw wagen een vast onderhoudsinterval van 1
jaar of 15.000 km (wat het eerst wordt be-
reikt) ››› brochure Onderhoudsprogramma.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil t
e laag is ››› pag. 316, Motoroliepeil
controleren en de voor uw wagen voorge-
schreven olie niet beschikbaar is, mag met
oliesoorten volgens specificatie ACEA A2 of
ACEA A3 (benzinemotoren) resp. ACEA B3 of »
315
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 318 of 364

Aanwijzingen
ACEA B4 (dieselmotoren) hoogstens 0,5 liter
eenm alig w
or
den bijgevuld.
Wagens met roetfilter voor dieselmotoren*
In het Onderhoudsprogramma staat of uw
wagen met een roetfilter voor dieselmotoren
is uitgerust.
Bij wagens die zijn uitgerust met een roetfil-
ter voor dieselmotoren mag uitsluitend mo-
torolie volgens specificatie VW 507 00 wor-
den bijgevuld. Dat is een low SAPS-motor-
olie. Het gebruik van andere typen motorolie
kan ertoe leiden dat het roetfilter eerder ver-
stopt raakt, waardoor de levensduur ervan
wordt verminderd. Daarom:
● Niet vermengen met andere oliesoorten.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil t
e laag is ››› pag. 316, Motoroliepeil
controleren en de voor uw wagen voorge-
schreven olie niet beschikbaar is, mag met
oliesoorten volgens specificatie VW 506 00
resp. VW 506 01 of VW 505 00 resp.
VW 505 01 of ACEA B3 resp. ACEA B4 hoog-
stens 0,5 liter eenmalig worden bijgevuld. Motoroliepeil controleren
Afb. 240
Oliepeilstok. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 59
Het motoroliepeil kan op de oliepeilstok wor-
den afgelezen.
Oliepeil controleren
– De wagen in horizontale stand parkeren.
– De motor kort stationair laten draaien en
uitzetten w
anneer de bedrijfstemperatuur
bereikt is.
– Ca. twee minuten wachten.
– Oliepeilstok uit de geleidingspijp trekken.
Oliepeil
stok met een schone doek afvegen
en tot de aanslag weer in de geleidingspijp
duwen. –
Verv
olgens de oliepeilstok er weer uittrek-
ken en het oliepeil controleren ››› afb. 240.
Indien nodig motorolie bijvullen.
Afhankelijk van de rijstijl en het gebruik van
de wagen kan het olieverbruik tot 0,5 l/1.000
km bedragen. Bij de eerste 5.000 kilometer
kan het verbruik hoger liggen. Het motorolie-
peil moet daarom regelmatig worden gecon-
troleerd - bij voorkeur elke keer bij het tanken
en vóór langere ritten. ATTENTIE
Werkzaamheden aan de motor of in de motor-
ruimte dienen met de nodig
e voorzichtigheid
uitgevoerd te worden.
● Let vóór alle werkzaamheden in het motor-
compar
timent op de waarschuwingen ››› pag.
313. VOORZICHTIG
Als het oliepeil zich boven het gebied A be-
vindt, de mot or niet
starten. Dit kan schade
aan de motor en de katalysator tot gevolg
hebben. Een Technische Dienst raadplegen. 316
Page 319 of 364

Controleren en bijvullen
Motorolie bijvullen Afb. 241
In de motorruimte: dop van de mo-
t or
o
lie-vulopening. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 59
Voordat u de motorkap opent, eerst de waar-
schuwingen lezen en deze opvolgen ››› in
W erkz
aamheden in de mot
orruimte op
pag. 314.
De plaats van de oliepeilstok is in de betref-
fende afbeelding van het motorcompartiment
weergegeven ››› pag. 313.
Motoroliespecificatie ›››
pag. 60
. ATTENTIE
Olie kan gemakkelijk branden! Wanneer u
olie b ij
vult, mag er geen olie op hete motor-
delen komen. VOORZICHTIG
Als het oliepeil zich boven het gebied ›››
afb.
240 A bevindt, de motor niet starten. Dit
kan s c
hade aan de motor en de katalysator
tot gevolg hebben. Ga dan naar een gespecia-
liseerde werkplaats. Milieu-aanwijzing
Het oliepeil mag in geen geval boven gebied
›› ›
afb. 240 A liggen. Anders kan olie via de
car t
erontluchting worden aangezogen en
door de uitlaat in de atmosfeer komen. Let op
Alvorens een lange reis te gaan maken, advi-
seren w ij u
voor vertrek motorolie met de
overeenkomstige VW specificatie te kopen en
in uw wagen mee te nemen. Zo beschikt u al-
tijd over de juiste motorolie om bij te vullen
indien dit nodig mocht zijn. Motorolie verversen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 59.
De motorolie wordt bij onderhoudswerk-
zaamheden ververst.
Wij adviseren u daarom om de motorolie bij
een Technische Dienst te laten verversen. In het Onderhoudsprogramma staat vermeld
wanneer de motor
olie moet worden ververst. ATTENTIE
Motorolie alleen zelf verversen, wanneer u
ov er de noodz
akelijke vakkennis beschikt!
● Voordat u de motorkap opent, eerst de
waars
chuwingen lezen en deze opvolgen
››› pag. 313.
● Motor eerst laten afkoelen. Hete olie kan
brandwonden
veroorzaken.
● Een beschermende bril dragen - gevaar
door etsende werk
ing van oliespetters.
● Uw arm horizontaal houden, als u de olie-
aftap
plug met de hand losdraait, zodat de er-
uit lopende olie niet langs uw arm naar bene-
den kan lopen.
● Als uw huid met motorolie in contact is ge-
komen, dan dient
u uw huid vervolgens gron-
dig te wassen.
● Olie is giftig! Oude olie buiten het bereik
van kinder
en bewaren. VOORZICHTIG
Geen extra smeermiddel aan de motorolie
toev oe
gen. De motor kan hiervan schade on-
dervinden. Schade die door zulke middelen
ontstaat, valt niet onder de garantie. » 317
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 320 of 364

Aanwijzingen
Milieu-aanwijzing
● Omdat de o
lie correct moet worden afge-
voerd en vanwege de benodigde speciale ge-
reedschappen en vakkennis adviseren wij u
de motorolie en het oliefilter bij een Techni-
sche Dienst te laten verversen.
● In geen geval mag olie in de riolering of in
de grond ter
echtkomen.
● Voor het opvangen van de afgewerkte olie
een hiervoor be
stemde bak gebruiken die de
gehele oliehoeveelheid van uw motor kan op-
vangen. Koelsysteem
Antivrie s/w
at
er bijvullenLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 60
Vul koelvloeistof bij zodra het peil daarvan
onder de markering MIN (minimum) komt.
Koelvloeistofpeil controleren
– De wagen in horizontale stand parkeren.
– Contact uitschakelen.
– Lees het koelvloeistofpeil op het koelvloei-
stof
expansiereservoir af. Bij warme motor
moet het koelvloeistofpeil tussen de mar-
keringen staan. Bij warme motor kan het peil ook iets boven de MAX-markering lig-
gen.
Antivries/w
ater bijvullen
– Motor laten afkoelen.
– Bedek de vuldop van het koelvloeistofex-
pans
iereservoir met een doek en draai de-
ze voorzichtig naar links ››› .
– Vul alleen koelvloeistof bij indien in het ex-
pan
s
iereservoir nog koelvloeistof aanwezig
is; indien dit niet het geval is, kan de motor
beschadigd raken. Indien geen koelvloei-
stof meer aanwezig is in het expansiereser-
voir, niet verder rijden. Roep de hulp van
vakmensen in ››› .
– Als nog een restant koelvloeistof aanwezig
is
in het
expansiereservoir, vul dan bij tot
de max. markering.
– Vul koelvloeistof bij totdat het niveau sta-
biel b
lijft.
– Vuldop goed vastdraaien.
Koelvloeis
tofverlies moet in de eerste plaats
in lekkage worden gezocht. Wend u direct tot
een gespecialiseerde werkplaats om het
koelsysteem te laten controleren. Bij een
dicht koelsysteem kunnen verliezen alleen
voorkomen, als de koelvloeistof door over-
verhitting kookt en daardoor uit het koelsys-
teem wordt geperst. ATTENTIE
● Het k oel
systeem staat onder druk! De vul-
dop van het koelvloeistofexpansiereservoir
niet openen zolang de motor warm is - gevaar
voor brandwonden!
● Antivries en koelvloeistof zijn schadelijk
voor de gez
ondheid. De antivries daarom al-
leen in de originele verpakking en buiten het
bereik van kinderen bewaren. Anders bestaat
gevaar voor vergiftiging.
● Als u werkzaamheden uitvoert in het mo-
torc
ompartiment, houd er dan rekening mee
dat de radiateurventilator ook bij uitgescha-
keld contact plotseling in werking kan treden
- gevaar voor verwondingen! ATTENTIE
Als er zich onvoldoende koelvloeistof in het
koel sy
steem bevindt, dan kunnen er zich fou-
ten in de motor voordoen en kunnen er bijge-
volg ernstige verwondingen worden opgelo-
pen.
● Er moet worden nagegaan of het additie-
fpercent
age juist is, rekening houdend met
de laagst voorziene omgevingstemperatuur
op de plaats waar de wagen gebruikt zal wor-
den.
● Als er een extreem lage buitentemperatuur
is, kan de k
oelvloeistof bevriezen en kan de
wagen niet meer bewegen. Omdat in dat ge-
val ook de verwarming niet werkt, kunnen in-
zittenden die niet warm genoeg zijn gekleed
doodvriezen. 318