Page 193 of 364

Rijden
en toe een aantal kilometer met de auto. Ter
oriëntatie: rijd on
g
eveer even lang als de tijd
dat de verwarming ingeschakeld was.
● Bij temperaturen onder +5°C (+41°F) kan
de interieurv
oorverwaming automatisch inge-
schakeld worden bij het aanzetten van de mo-
tor. De interieurvoorverwarming wordt dan na
een tijdje weer uitgeschakeld. Rijden
Mot
or s
t
arten en afzetten
Het contact inschakelen en de motor
starten met de sleutel Afb. 177
Standen van de contactsleutel. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 30
Bij dieselwagens kan het voorkomen dat de
motor bij lagere temperaturen iets vertraagd
start. Daarom moet u het koppelingspedaal
(schakelbak) resp. rempedaal (automatische
transmissie) ingetrapt houden totdat de mo-
tor aanslaat. Tijdens het voorgloeien brandt
het controlelampje .
De voorgloeitijd hangt af van de koelvloei-
stoftemperatuur en de omgevingstempera-
tuur. Als de motor al op bedrijfstemperatuur
is of als de omgevingstemperatuur boven +8°C ligt, gaat het controlelampje
ca. één
seconde br
anden. Dat betekent dat de motor
onmiddellijk start.
Als de motor niet direct start, onderbreek dan
het startproces en probeer opnieuw om de
motor te starten na ca. 30 sec. Om de motor
opnieuw te starten moet u de contactsleutel
weer in stand 1 brengen.
St ar
t/s
top-systeem*
Zodra u stopt en het start/stop-systeem* de
motor afzet, blijft het contact ingeschakeld.
Automatische versnellingsbak: zorg ervoor
dat het contact is uitgeschakeld en de keuze-
hendel in de stand P staat voordat u de wa-
gen verlaat.
Aanwijzingen voor de bestuurder op het dis-
play van het instrumentenpaneel
Trap het koppelingspedaal in
Deze aanwijzing verschijnt, als de bestuurder
bij wagens met schakelbak bij het starten
van de motor het koppelingspedaal niet in-
trapt. De motor kan alleen worden gestart als
het koppelingspedaal wordt ingetrapt.
Trap het rempedaal in.
Deze aanwijzing verschijnt, als de bestuurder
bij wagens met schakelbak bij het starten
van de motor het rempedaal niet intrapt. »
191
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 194 of 364

Bedienen
Kies N resp. P
D ez
e aan
wijzing verschijnt bij het starten of
stoppen van de motor als de keuzehendel
van de automatische versnellingsbak niet in
stand P of N staat. De motor kan enkel in die
standen gestart of gestopt worden.
In stand P schakelen; de wagen
kan zich verplaatsen; de portie-
ren kunnen uitsluitend worden
vergrendeld in stand P Deze aanwijzing voor de bestuurder ver-
schijnt om veiligheidsredenen samen met
een waarschuwingssignaal, als de keuzehen-
del van de automatische versnellingsbak na
het stoppen van de motor niet in stand P
staat. Zet de keuzehendel in stand P om te
voorkomen dat de wagen wegrolt.
Versnelling: keuzehendel in
rijstand!
Deze aanwijzing voor de bestuurder ver-
schijnt als bij het openen van het portier aan
bestuurderszijde de keuzehendel niet in de
stand P staat. Bovendien hoort u een zoe-
mer. Zet de keuzehendel in stand P om te
voorkomen dat de wagen wegrolt.
Contact aan De aanwijzing voor de bestuurder wordt ge-
geven, samen met een signaal van een zoe-
mer, als het portier aan bestuurderszijde wordt geopend terwijl het contact is inge-
sch
akeld. ATTENTIE
● Motor nooit in af
gesloten ruimtes laten
draaien - gevaar voor vergiftiging! VOORZICHTIG
Hoge toerentallen, volgas en zware motorbe-
la s
ting voorkomen, zolang de motor zijn be-
drijfstemperatuur nog niet heeft bereikt - ge-
vaar voor schade aan de motor! Milieu-aanwijzing
Laat de motor niet met stationair toerental
warmdr aaien. Dir
ect wegrijden. Hierdoor
voorkomt u onnodige uitstoot van schadelijke
stoffen. Let op
● Ter w
ijl u de contactsleutel in stand 2 draait, draait u tegelijk het stuurwiel naar
beide z
ijden om de s
tuurblokkering te ont-
grendelen.
● Na het starten van een koude motor kan er
kort
e tijd meer motorgeluid te horen zijn, om-
dat in de hydraulische klepspelingscompen-
satie eerst oliedruk moet worden opge-
bouwd. Dit is normaal en geen reden om u
zorgen te maken. ●
Als
de accu van de wagen is ontkoppeld en
weer is aangesloten, moet u de sleutel ca. 5
sec. in stand 1 houden voordat u start.
● Wagens met automatische versnellingsbak:
naar g
elang het land kunt u, als het contact is
uitgeschakeld, de sleutel alleen uit het con-
tact trekken als de keuzehendel in stand "P"
(parkeervergrendeling) staat. Vervolgens
blijft de keuzehendel geblokkeerd. Motor met de contactsleutel afzetten
Motor afzetten
– De wagen tot stilstand brengen.
– Contactsleutel in stand 1
› ›
› afb
. 177
draaien.
Stuurwiel blokkeren
Bij wagens met automatische versnellings-
bak kan de sleutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat.
– Draai de contactsleutel in stand 1
› ›
› afb
.
177 ››› .
– Draai het stuurwiel en luister of dit vergren-
delt .
E en g
eblokkeerd stuurwiel maakt diefstal
moeilijker.
192
Page 195 of 364

Rijden
ATTENTIE
● Nooit de mot or afz
etten voordat de wagen
volledig tot stilstand is gekomen. De werking
van de rembekrachtiging en de stuurbekrach-
tiging zijn dan niet meer volledig gegaran-
deerd. U moet dan meer kracht leveren om
het stuurwiel te verdraaien of om te remmen.
Omdat de wagen dus niet zo remt en stuurt
als u gewend bent, kan dit tot ongevallen en
ernstige verwondingen leiden.
● Trek nooit de sleutel uit het contactslot zo-
lang de w
agen in beweging is. Het stuurslot
zou de stuurinrichting kunnen blokkeren en u
bent dan niet meer in staat het stuurwiel te
draaien - gevaar op ongelukken!
● Neem altijd de sleutel mee wanneer u de
wagen
verlaat. Dit is vooral van belang indien
kinderen in de wagen blijven, want deze zou-
den de motor kunnen starten of elektrische
uitrustingen (bijv. elektrische ruitbediening)
kunnen bedienen - gevaar voor ongelukken! VOORZICHTIG
Nadat de motor langere tijd zwaar is belast,
onts t
aat warmte-ophoping in de motorruimte
als de motor is uitgezet – gevaar voor schade
aan de motor! Daarom de motor nog ca. 2 mi-
nuten stationair laten draaien voordat u deze
uitzet. Let op
Nadat de motor is uitgezet, kan de koellucht-
venti l
ator - ook bij uitgeschakeld contact - nog maximaal tien minuten blijven draaien.
Het i
s
ook mogelijk dat deze opnieuw inscha-
kelt wanneer de koelvloeistoftemperatuur
stijgt als gevolg van de opgehoopte warmte
onder de motorruimte of dat deze warmer
wordt als gevolg van een langdurige bloot-
stelling aan zonnestraling. Startknop*
Afb. 178
Onder in de middenconsole: start-
knop . Afb. 179
Rechts van de stuurkolom: nood-
st ar
t. De motor van de auto kan in werking gesteld
w
or
den met
een startknop (Press & Drive).
Daarvoor moet er een passende autosleutel
in het interieur zijn aan de stoelen vooraan of
achteraan.
In auto's met Keyless Access-systeem ››› pag.
132 kan de motor ook worden gestart als de
sleutel zich in de bagageruimte bevindt.
Door het bestuurdersportier te openen wan-
neer u de auto verlaat , wordt de stuurkolom
elektronisch vergrendeld als het contact is
uitgeschakeld.
Het contact handmatig in- of uitschakelen
Druk de startknop één keer kort in zonder
daarbij het koppelings- of rempedaal in te
trappen ››› .
Z o
w
el in wagens met schakelbak als met au-
tomatische versnellingsbak knippert de tekst »
193
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 196 of 364

Bedienen
van de startknop S
T
AR T ENGINE STOP zoals een
k lop
pend h
art wanneer het systeem gereed
is voor het in- en uitschakelen van het con-
tact.
Contact automatisch uitschakelen
Als de bestuurder zich van de auto verwijdert
met de autosleutel bij zich terwijl het contact
nog is ingeschakeld, wordt het contact niet
automatisch uitgeschakeld. Het contact
wordt automatisch uitgeschakeld door op de
vergrendelingstoets van de afstandsbedie-
ning te drukken of handmatig door op het
sensoroppervlak van de portiergreep ››› afb.
132 te drukken
Noodstopfunctie
Als er in de wagen geen passende sleutel
herkend wordt, zult u een noodstop moeten
uitvoeren. Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt er dan een waarschu-
wingstekst. Dit kan bijvoorbeeld het geval
zijn wanneer de batterij van de autosleutel
bijna of helemaal leeg is:
● Houd de autosleutel direct na het indruk-
ken v
an de startknop altijd bij de stuurkolom
››› afb. 179, zo dicht mogelijk bij het logo van
Kessy.
● Het contact wordt automatisch ingescha-
keld en
zo nodig slaat de motor aan. Nooduitschakeling
Als
de motor niet stopt door de startknop
kort in te drukken, dan moet een nooduit-
schakeling worden uitgevoerd:
● Druk binnen 3 seconden de startknop twee
keer in of druk
de startknop eenmaal in ge-
durende meer dan 1 seconde ››› .
● De motor gaat automatisch uit.
F u
nctie om de mot
or weer te starten
Als er eenmaal de motor uitgezet is geen
passende sleutel in de wagen aangetroffen
wordt, kan de motor pas na 5 seconden weer
gestart worden. Op het display van het in-
strumentenpaneel wordt een waarschuwing
hieromtrent weergegeven.
Na die vijf seconden kan de motor niet meer
zonder een passende sleutel in de wagen ge-
start worden.
Automatisch uitschakelen van het contact in
wagens met Start-Stop
Het contact van de wagen wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer de wagen stilstaat en
het automatisch afzetten van de motor actief
is indien:
● de veiligheidsgordel van de bestuurder niet
is
vastgegespt,
● de bestuurder geen enkel pedaal intrapt,
● het bestuurdersportier geopend wordt. Indien na het automatisch uitschakelen van
het cont
act het dimlicht brandt, blijft het
stadslicht branden gedurende ca. 30 minu-
ten (indien de accu voldoende lading heeft).
Als de bestuurder de wagen vergrendelt of
het licht handmatig uitschakelt, gaat het
stadslicht uit. ATTENTIE
Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan ern s
tig letsel tot gevolg hebben.
● Trap na het inschakelen van het contact
niet op het
rem- of koppelingspedaal omdat
anders de motor meteen gestart kan worden. ATTENTIE
Nalatig of onachtzaam gebruik van de auto-
sl eut
els kan leiden tot ernstige verwondingen
en ongevallen.
● Laat wanneer u het voertuig verlaat nooit
de autos
leutel in de wagen achter. Anders
kunnen kinderen of onbevoegden de portie-
ren en de achterklep vergrendelen, de motor
starten of het contact inschakelen en op die
manier systemen zoals de elektrische ruitbe-
diening gebruiken. Let op
● Voor d
at u de wagen verlaat, moet u het
contact altijd handmatig uitschakelen en
eventueel rekening houden met de aanwijzin-
gen op het scherm van het instrumentenpa-
neel. 194
Page 197 of 364

Rijden
●
Als
de wagen lange tijd blijft stilstaan met
ingeschakeld contact, kan de accu leeg raken
en kan de motor mogelijk niet meer gestart
worden.
● Voor wagens met dieselmotor kan het even
duren v
oordat de motor aanslaat als hij moet
voorverwarmen.
● Als u tijdens de STOP-fase drukt op de
drukknop STAR
T ENGINE STOP , wordt het contact
uitg e
schakeld en knippert de knop.
● Als de aanwijzing verschijnt op het scherm
van het in
strumentenpaneel "Start-stopsys-
teem uitgeschakeld: motor handmatig star-
ten", zal de drukknop START ENGINE STOP knip-
peren. De motor starten
3 Geldig
voor wagens: met Keyless Access
StapMotor in werking stellen met de start-
knop ››› pag. 193 (Press & Drive).
1.Trap het rempedaal in en houd het ingedrukt
tot stap 5 uitgevoerd is.
1a.
Bij wagens met handgeschakelde versnel-
lingsbak: trap het koppelingspedaal volle-
dig in en houd het ingetrapt totdat de motor
aanslaat.
2.Zet de versnellingshendel in neutrale stand
of zet de keuzehendel in stand P of N.
StapMotor in werking stellen met de start-
knop ››› pag. 193 (Press & Drive).
3.
Druk de startknop ››› afb. 178 kort in zonder
het gaspedaal in te trappen. Om de motor te
kunnen starten moet er een passende sleu-
tel in de wagen aanwezig zijn.
Na het starten van de motor blijft het licht
van de drukknop START ENGINE STOP
perma-
nent branden om aan te geven dat de motor
gestart is.
4.
Indien de motor niet begint te draaien, on-
derbreekt u de poging en herhaalt u het na
ongeveer 1 minuut. Voer indien nodig een
noodstop uit ››› pag. 194.
5.Schakel de elektronische parkeerrem uit
wanneer u met de wagen wilt gaan rijden
››› pag. 197. ATTENTIE
Verlaat de wagen nooit terwijl de motor
draait, v
ooral wanneer een versnelling of
rijstand is ingeschakeld. De wagen kan plots
in beweging komen of er kan iets onver-
wachts gebeuren, met schade, brand of ern-
stige letsels tot gevolg. ATTENTIE
Sprays voor koud starten kunnen ontploffen
of een p lot
selinge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken.
● Gebruik nooit sprays voor koud starten. VOORZICHTIG
● De s t
artmotor of motor kan beschadigd ra-
ken indien u tijdens het rijden probeert de
motor te starten of de motor meteen na het
uitzetten opnieuw in werking stelt.
● Als de motor koud is, vermijdt u hoge toe-
renta
llen, hoge belasting en plotse versnel-
lingen.
● Start de motor niet terwijl de wagen wordt
geduwd of
gesleept. Onverbrande benzine
zou in de katalysator kunnen komen en deze
beschadigen. Let op
● Wac ht
niet tot de motor warm is bij stil-
staande wagen; als u een goed zicht hebt
door de ruiten, begin dan onmiddellijk te rij-
den. Hierdoor bereikt de motor sneller zijn
bedrijfstemperatuur en is de uitstoot van
schadelijke gassen lager.
● Bij het starten van de motor worden de be-
langrijk
ste stroomverbruikers tijdelijk uitge-
schakeld.
● Bij het koud starten van de motor kan het
geluid kor
t toenemen. Dit is normaal en geen
reden om u zorgen te maken.
● Wanneer de buitentemperatuur lager is dan
+5°C (+41°F), kan er
zich bij een dieselmotor
rook vormen onder de wagen als de koelvloei-
stofverwarmer met werking op brandstof is
ingeschakeld. 195
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 198 of 364

Bedienen
Motor afzetten 3 Geldig voor wagens: met Keyless AccessStapMotor uitzetten met de startknop
››› pag. 193.
1.De wagen volledig stilzetten ››› .
2.Rempedaal intrappen en ingetrapt houden
tot de wagen tot stilstand is gekomen 4.
3.Indien uw wagen beschikt over automati-
sche versnellingsbak, plaatst u de keuze-
hendel in stand P.
4.Schakel de elektronisch parkeerrem in
››› pag. 197.
5.
Druk de startknop kort in ››› afb. 178. De
knop START ENGINE STOP knippert opnieuw.
Als de motor niet stopt, voer dan een nood-
uitschakeling uit ››› pag. 194.
6.Schakel in geval van een handgeschakelde
versnellingsbak de 1e versnelling of de ach-
teruitversnelling in. ATTENTIE
Zet de motor nooit uit terwijl de wagen in be-
we gin
g is. Dit kan leiden tot verlies van con-
trole over de wagen, ongeval en ernstige let-
sels.
● De airbags en gordelspanners zijn buiten
werkin
g als het contact is uitgeschakeld.
● De rembekrachtiger werkt niet bij uitge-
sch
akelde motor. Daarom moet u bij uitge-
schakelde motor het rempedaal krachtiger in- trappen om de wagen tot stilstand te bren-
gen.
● De s
tuurbekrachtiging werkt niet bij uitge-
sch
akelde motor. Wanneer de motor is afge-
zet, heeft u meer kracht nodig om te sturen.
● Als het contact wordt uitgeschakeld, kan de
stuurk
olomvergrendeling geactiveerd worden
waardoor u geen controle meer hebt over de
wagen. VOORZICHTIG
Als de motor veel belast wordt gedurende
l an g
ere tijd, kan hij na het uitschakelen over-
verhit raken. Om motorschade te vermijden,
laat u hem na het uitzetten stationair draaien
gedurende ca. 2 minuten in neutrale stand. Let op
Na het uitzetten van de motor kan de koel-
lucht v
entilator nog enkele minuten blijven
werken in de motorruimte, zelfs met uitge-
schakeld contact. De koelluchtventilator gaat
automatisch uit. Functie "My Beat"
Voor wagens met comfortsleutel is er de func-
tie "M
y
B
eat". Deze functie biedt een bijko-
mende indicatie van het startsysteem van de
wagen. Bij toegang tot de wagen, bijv. door het ope-
nen van de por
tieren met de afstandsbedie-
ning, knippert de knop START ENGINE STOP om
t e w
ijz
en op de overeenkomstige toets van
het startsysteem.
Bij het in-/uitschakelen van het contact gaat
het licht van de knop START ENGINE STOP knip-
per en. Bij uit
g
eschakeld contact stopt de
knop START ENGINE STOP na enkele seconden
met knip
per
en en gaat hij uit.
Wanneer de motor is gestart, blijft het licht
van de knop START ENGINE STOP vast branden
om aan t e g
ev
en dat de motor draait. De tijd
tussen het starten van de motor met de druk-
knop START ENGINE STOP en de overgang van
knip per
en n
aar vast branden van de lichten
hangt af van de kenmerken van de motorise- ring. Wordt de motor stopgezet met de knop START ENGINE STOP , dan gaat die opnieuw
knip per
en.
In w
agens met start-stopsysteem biedt de
functie "My Beat" ook bijkomende informa-
tie:
● Wanneer de motor wordt afgezet tijdens de
Stop-fa
se, blijft het licht van de toets
START ENGINE STOP vast branden, want hoewel
de mot or uit
i
s blijft het start-stopsysteem ac-
tief.
● Kan de motor niet opnieuw worden gestart
met het s
tart-stopsysteem, ››› pag. 219, en
moet hij handmatig worden gestart, dan zal
196
Page 199 of 364

Rijden
de knop S
T
AR T ENGINE STOP knipperen om deze
s it
uatie aan t
e geven.
Remmen en parkeren Elektroni
sche parkeerremAfb. 180
Onder in de middenconsole: toets
v an de el
ektr
onische parkeerrem. De elektronische parkeerrem vervangt de
h
andr
em.
El
ektronische parkeerrem inschakelen
De elektronische parkeerrem kan wanneer de
wagen stilstaat altijd worden ingeschakeld,
ook wanneer het contact is uitgeschakeld.
Schakel ze altijd in wanneer u de wagen ver-
laat of parkeert.
● Trek aan de toets ›››
afb. 180 en houd
hem in deze stand. ●
De park
eerrem is ingeschakeld wanneer
het controlelampje van de toets ››› afb. 180
(pijl) en het rode controlelampje op het
scherm van het instrumentenpaneel gaan
branden.
● Toets weer loslaten.
Elektroni
sche parkeerrem uitschakelen
● Contact inschakelen.
● Druk op toets ›››
afb. 180. Trap tegelijk
het rempedaal krachtig in of, wanneer de mo-
tor draait, trap het gaspedaal licht in.
● Het controlelampje van de toets ›››
afb. 180
(pijl) en het rode controlelampje van het
scherm van het instrumentenpaneel gaan uit.
Automatische uitschakeling van de elektroni-
sche parkeerrem bij het wegrijden
De elektronische parkeerrem wordt automa-
tisch uitgeschakeld wanneer u begint te rij-
den indien bij gesloten bestuurdersportier en
vastgegespte veiligheidsgordel van de be-
stuurder eender welke van de volgende situ-
aties zich voordoet:
● Bij wagens met automatische versnellings-
bak: een rijs
tand wordt ingeschakeld of er
wordt veranderd naar een andere rijstand, en
het gaspedaal wordt licht ingetrapt.
● Bij wagens met handgeschakelde versnel-
ling s
bak: het koppelingspedaal wordt hele- maal ingetrapt voordat men begint te rijden
en het g
a
spedaal wordt licht ingetrapt.
● Om bepaalde manoeuvres makkelijker te
kunnen uit
voeren, zijn er uitzonderingen die
het automatisch uitschakelen van de parkeer-
rem toelaten zonder dat de veiligheidsgordel
van de bestuurder is vastgegespt.
U kunt vermijden dat de parkeerrem automa-
tisch wordt uitgeschakeld door de toets
››› afb. 180 ononderbroken naar boven te
trekken wanneer u begint te rijden.
De elektronische parkeerrem wordt niet uit-
geschakeld zolang u de toets niet loslaat.
Op die manier kunt u makkelijker wegrijden
wanneer u een aanzienlijk gewicht sleept
››› pag. 288.
Elektronische parkeerrem automatisch in-
schakelen wanneer u de wagen op verkeerde
wijze verlaat
In wagens met automatische versnellingsbak
wordt de elektronische parkeerrem automa-
tisch ingeschakeld wanneer u de wagen op
verkeerde wijze verlaat indien: ● de keuzehendel zich in stand D/S of R be-
v
indt of in de tiptronic-schakelweg.
● EN: de wagen stilstaat.
● EN: het
bestuurdersportier geopend is. »
197
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 200 of 364

Bedienen
Noodstopfunctie
Ge bruik
de nood
stopfunctie enkel indien u
de wagen niet tot stilstand kunt brengen met
het rempedaal ››› .
● Trek aan de toets › ›
›
afb. 180 en houd
hem in deze stand om de wagen krachtig te
remmen. Tegelijkertijd klinkt er een waar-
schuwingssignaal.
● U kunt het remmen onderbreken door de
toets
los te laten of te accelereren. ATTENTIE
Indien de elektronische parkeerrem op ver-
keer de w
ijze wordt gebruikt, kunnen ongeval-
len en ernstige letsels het gevolg zijn.
● Gebruik de elektronische parkeerrem nooit
om de wagen t
e remmen, tenzij het om een
noodgeval gaat. De remafstand kan aanzien-
lijk groter zijn, aangezien in bepaalde om-
standigheden enkel de achterwielen worden
geremd. Gebruik altijd het rempedaal.
● Geef nooit gas vanuit de motorruimte wan-
neer een rijst
and is gekozen of versnelling is
ingeschakeld en de motor draait. De wagen
kan zich verplaatsen zelfs als de elektroni-
sche parkeerrem ingeschakeld is. VOORZICHTIG
Om te vermijden dat de wagen onbedoeld be-
wee g
t bij het parkeren, schakelt u eerst de
elektronische parkeerrem in en daarna haalt
u uw voet van het rempedaal. Let op
● Als
u in wagens met schakelbak het koppe-
lingspedaal loslaat en tegelijkertijd gas
geeft, wordt de elektronische parkeerrem au-
tomatisch uitgeschakeld.
● Als de wagenaccu leeg is, kan de elektroni-
sche p
arkeerrem niet uitgeschakeld worden.
Gebruik de starthulp ›››
pag. 71.
● Tijdens het in- of uitschakelen van de elek-
tronis
che parkeerrem kunnen geluiden te ho-
ren zijn.
● Het systeem voert af en toe automatische
en hoorbare t
ests uit in de geparkeerde wa-
gen indien de elektronische parkeerrem al
enige tijd niet meer is gebruikt. Parkeren
Bij het parkeren moet altijd de elektronische
p
ark
eerr
em ingeschakeld zijn.
Let op het volgende wanneer u de wagen par-
keert:
– Wagen met het rempedaal in stilstand hou-
den.
– Elektronische parkeerrem inschakelen.
– Schakel de 1e versnelling in.
– Motor uitschakelen en de contactsleutel uit
het cont
actslot trekken. Het stuurwiel licht
draaien, om het stuurslot te vergrendelen.
– Nooit wagensleutels in de auto achterlaten. Aanvullende aanwijzingen voor het parkeren
op helling
en:
Het stuurwiel zo draaien dat de wagen tegen
de stoeprand rolt als de wagen in beweging
zou komen.
● Wanneer de wagen met de voorzijde berg-
af
waarts staat, de voorwielen naar rechts
draaien zodat ze naar de stoeprand zijn ge-
keerd.
● Wanneer de wagen met de voorzijde berg-
op
waarts staat, de voorwielen naar links
draaien zodat ze van de stoeprand af zijn ge-
keerd.
● Wagen zoals gebruikelijk beveiligen: elek-
tronis
che parkeerrem ingeschakeld laten en
in de 1e versnelling schakelen. ATTENTIE
● Sluit elk mog
elijk risico uit wanneer u de
wagen onbeheerd achterlaat.
● Wagen nooit parkeren in omgevingen waar-
in het hete uitl
aatsysteem in contact kan ko-
men met droog gras, struikgewas, uitgelopen
brandstof of ander licht ontvlambare materia-
len.
● Niet toelaten dat de passagiers in een afge-
sloten w
agen zouden achterblijven omdat zij
de portieren en de ruiten niet van binnenuit
kunnen openen en daardoor in noodgevallen
de wagen niet kunnen verlaten. Bovendien
vertragen vergrendelde portieren de hulpver-
lening van buitenaf. 198