
Bedienen
afhankelijk van het type versnellingsbak
v an de w
ag
en).
– Zodra u het rempedaal weer intrapt, start
de motor weer
. Het controlelampje gaat uit.
Bij wagens met Auto Hold*-systeem zal de
motor bij actief systeem niet starten alsu
uw voet van het rempedaal haalt. De motor
start wanneer het gaspedaal wordt inge-
trapt.
Aanvullende informatie over de automati-
sche transmissie
De motor stopt als de keuzehendel in de
standen P, D, N en S staat, alsmede in de
handbediende stand. Als de keuzehendel in
de stand P staat, blijft de motor ook uit als u
uw voet van het rempedaal neemt. Om de
motor opnieuw te starten, moet u het gaspe-
daal intrappen of naar een andere rijstand
schakelen en de rem loslaten.
Als u de keuzehendel in de stand R zet tij-
dens stilstand, start de motor weer.
Wissel van D naar P om te voorkomen dat de
motor per ongeluk start als u bij schakelen R
passeert.
Bijkomende informatie over wagens met
Adaptive Cruise Control (ACC)
In wagens met ACC start de motor in bepaal-
de omstandigheden opnieuw indien de ra-
darsensor detecteert dat de voorligger weer
begint te rijden. Let op
● In wag en
s met automatische versnellings-
bak kunt u zelf bepalen of de motor moet
worden afgezet of niet door minder of meer
kracht op het rempedaal uit te oefenen. Als u
het rempedaal slechts voorzichtig intrapt,
bijv. in een file waarin regelmatig wordt opge-
trokken en afgeremd, dan wordt de motor
niet afgezet bij stilstand van de wagen. Zodra
u het rempedaal flink intrapt, stopt de motor.
● Bij wagens met schakelbak moet u tijdens
stil
stand het rempedaal ingetrapt houden om
te voorkomen dat de wagen wegrolt.
● Als bij wagens met schakelbak de motor
"afsl
aat", kan die direct opnieuw worden ge-
start door het koppelingspedaal in te trap-
pen. Het volgende is van toepassing:
Het systeem kan de start/stop-stand om di-
v
er
se r
edenen onderbreken.
De motor stopt niet
Na stilstand controleert het systeem of aan
bepaalde voorwaarden is voldaan. De motor
stopt niet in onder andere de volgende geval-
len:
● De motor heeft de min. temperatuur voor
de star
t/stop-stand nog niet bereikt. ●
De interieur
temperatuur ingesteld in de kli-
maatregeling is nog niet bereikt.
● De interieurtemperatuur is erg hoog/laag.
● Ontwasemingstoets geactiveerd
›››
pag. 52.
● De parkeerhulp* is ingeschakeld.
● De accu is erg leeg.
● Het stuurwiel is flink verdraaid of wordt mo-
menteel g
edraaid.
● Er bestaat gevaar voor condensvorming.
● Na het selecteren van de achteruit.
● Bij een zeer steile helling.
In het dis
play van het instrumentenpaneel
verschijnt dan ; bovendien wordt in het be-
stuurdersinformatiesysteem* weer-
gegeven.
De motor start vanzelf
Tijdens stilstand kan de normale start/stop-
stand worden onderbroken in de volgende
gevallen: De motor start zonder toedoen van
de bestuurder.
● De interieurtemperatuur wijkt af van de
waarde in
gesteld in de klimaatregeling.
● Ontwasemingstoets geactiveerd
›››
pag. 52.
● Het rempedaal is diverse keren achter elk-
aar ingetr
apt.
● De accu is erg leeg.
220

Aanwijzingen
– Ge bruik
uits
luitend een lader die geschikt
is voor accu's met een nominale spanning
van 12 V. De lader mag geen spanning ho-
ger dan 15 V afgeven.
– Nu de steker van de voedingskabel van de
accu
lader in het stopcontact steken en het
apparaat inschakelen.
– Na het laden: acculader uitschakelen en de
stek
er van de voedingskabel uit het stop-
contact trekken.
– Nu eerst de pooltangen van de accu losma-
ken.
– Dek
de accu weer af door het deksel op cor-
recte w
ijze te plaatsen.
– Sluit de motorkap ›››
pag. 314.
Raadpleeg vóór het laden van de accu beslist
de aanwijzingen van de fabrikant van de ac-
culader! ATTENTIE
Laad nooit een accu die is bevroren: vervan-
gen! Gev aar
voor ontploffingen! Let op
Accu uitsluitend via de aansluitingen in het
motor c
ompartiment laden. Batterij vervangen
De nieuwe accu moet dezelfde specificaties
(str
ooms
terkte, capaciteit en spanning) heb-
ben als de oude accu.
In deze wagen zorgt een intelligent energie-
managementsysteem voor de verdeling van
de elektrische energie ››› pag. 214. Door de
accuregelaar wordt de accu beter geladen
dan bij wagens zonder accuregelaar. Om er-
voor te zorgen dat dezelfde energie ook na
het vervangen van de accu weer beschikbaar
is, adviseren wij, alleen accu's van hetzelfde
type en dezelfde producent (zoals inge-
bouwd bij het afleveren van de wagen) in te
bouwen. Om ervoor te zorgen dat de energie-
regeling na vervanging van de accu weer cor-
rect werkt, moet de accu worden gecodeerd
in de energieregeling door een gespeciali-
seerde dealer. VOORZICHTIG
● Wag en
s met bijv. een start/stop-systeem*
worden voorzien van een speciale accu (accu
van het type AGM of EFB). Als een ander type
accu wordt gemonteerd, is het mogelijk dat
de start/stop-functie aanzienlijk wordt gere-
duceerd en zo de wagen onder bepaalde om-
standigheden niet wordt uitgezet.
● Let erop dat de ontgassingsslang altijd aan
de originele opening aan de
zijkant van de
accu wordt aangesloten. Anders kunnen gas-
sen en accuzuren ontsnappen. ●
Ac c
usteunen en -klemmen moeten altijd
correct zijn bevestigd.
● Vóór alle werkzaamheden aan de accu, de
waars
chuwingsaanwijzingen in ››› pag. 321,
Waarschuwingsaanwijzingen voor accu's le-
zen.
● Vergeet niet om het accudeksel terug te
plaat
sen als dit is verwijderd. Dat is een be-
scherming voor hoge temperaturen. Op deze
wijze wordt de levensduur van de wagen ver-
lengd. Milieu-aanwijzing
Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwa-
v elz
uur en lood. Zij moeten daarom volgens
de voorschriften worden opgeslagen en afge-
voerd en horen in geen geval bij het huisvuil.
Zorg dat de uitgebouwde accu niet kan kante-
len. Anders kan er zwavelzuur uitstromen! 322

Trefwoordenlijst
Stoelverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
St of
- en po
llenfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Stoffering: schoonmaken alcantara . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
textiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Stopcontacten aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293
Stroom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Stuurbekrachtiging zie Elektro-mechanische besturing . . . . . . . . . 211
Stuurwiel instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
peddels (automatische versnellingsbak) . . . . 207
Verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Symbool van steeksleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Systeem van verkeerstekenherkenning . . 258, 259 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
beperkte werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
schade aan de voorruit . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258
snelheidswaarschuwing . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
weergave op het display . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
T Tankdop openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308 brandstofpeilmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
tankklep openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308
Tankklep openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Tashaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Technische gegevens dakbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
kogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 320 Technische kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333
Techni
sche wijzigingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
Textiel: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Tiptronic (automatische versnellingsbak) 204, 207
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121, 122
Topsnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Top Tether . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 29, 30
Top Tether-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 29, 30
Top View Camera zie Omgevingscamerasysteem (Top View Ca-mera) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 289
een fietsendrager monteren . . . . . . . . . . . . . . 292
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294
kogelkop met elektrische ontgrendeling . . . . 291
naderhand monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
zie ook Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333
Tyre Mobility System zie Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
U
Uitlaatgascontrolesysteem Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Uitlaatgasreinigingssysteem katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Uitlaatgasreinigingssysteem (diesel) . . . . . . . . . 311
Uitlaatpijp: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Uitparkeerhulp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . 250, 254 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
Uitparkeren met het inparkeersysteem . . . . . . . 269
Uitrustingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171, 299
Uittrekblokkering contactsleutel . . . . . . . . . . . . . 191
USB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
USB/AUX-IN-ingang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 V
Veiligheid b
ijrijdersairbag buiten werking stellen . . . . . . . 22
kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
veiligheid van kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
veilig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Veiligheidsaanwijzingen Gebruik van de kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . 24, 94
gebruik van de veiligheidsgordels . . . . . . . . . . 83
Gordelspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
knie-airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
zijairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81 beschermende werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
doel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81, 87
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 85
Niet omgegespt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Veiligheidsgordels losgespen . . . . . . . . . . . . . 20, 85
Veiligheidsontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Veiligheidsvoorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Veilig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Velgen een wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
kettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 335
schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Vergrendelen en ontgrendelen in de slotcilinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
met de knop voor de centrale vergrendeling . 135
met Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Verkeerde zithouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Verkeersborden weergave op het display . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
Verlichting van het instrumentenpaneel . . . . . . 160
357