De essentieMenuFunctie
Audio
informatie over de radiozender,
naam van de track op de cd
of naam van de track in Media-stand
››› brochure Radio of ››› brochure Naviga-
tiesysteem
Telefoon
informatie en configuratiemogelijkheden
van de mobiele-telefoonvoorbereiding
››› brochure Radio of ››› brochure Naviga-
tiesysteem.
Staat
van de
wagenWeergave van de actuele waarschuwingen
of informatie en andere onderdelen van
het systeem afhankelijk van het uitrus-
tingsniveau ››› pag. 127. Ritgegevens
De multifunctie-indicatie geeft de afgelegde
af
s
t
and en het brandstofverbruik weer.
Wisselen tussen de weergavefuncties op de
multifunctie-indicatie ● Bij wagens zonder multifunctiestuurwiel:
druk op de tuimel
schakelaar van de rui-
t en
w
isserhendel ››› afb. 43.
● Bij wagens met multifunctiestuurwiel: draai
aan het k
artelwieltje ››› afb. 44.
Geheugen van de multifunctie-indicatie
De multifunctie-indicatie is voorzien van drie
geheugen die automatisch werken: Multi- functie-indicatie vanaf het vertrek, Multifunc-
tie-indicatie v
anaf het tanken, Multifunctie-
indicatie berekening totaal. Op het display
kunt u aflezen welk geheugen momenteel
wordt getoond.
● Wisselen tussen geheugens met ingescha-
keld c
ontact en getoond geheugen: druk op
de toets van de ruitenwisserhendel of
de t oets
op het multifunctiestuurwiel.
MenuFunctie
Multifunc-
tie-indi-
catie van‐
af het
vertrek
Weergave en opslag in het geheugen
van de afgelegde afstand en het brand-
stofverbruik vanaf het moment dat de
ontsteking werd ingeschakeld totdat
deze weer werd uitgeschakeld.
Als u binnen 2 uur na uitschakelen van
het contact weer gaat rijden, worden de
nieuwe gegevens toegevoegd aan de
opgeslagen gegevens. Bij een ritonder-
breking van meer dan twee uur wordt
het geheugen automatisch gewist.
Multifunc-
tie-indi-
catie van‐
af het
tankenAanduiding en in geheugen opslaan
van waarden van afgelegd traject en
brandstofverbruik. Na brandstof tanken
wordt geheugen automatisch gewist.
MenuFunctie
Multifunc-
tie-indi-
catie be‐
rekening
totaal
In het geheugen worden de waarden
van een bepaald aantal deeltrajecten
geregistreerd, tot een totaal van 19 uur
en 59 minuten of 99 uur en 59 minuten
ofwel 1.999,9 km of 9.999 km, afhan-
kelijk van het model van het instrumen-
tenpaneel. Bij het bereiken van deze li-
mietwaarden a)
, wordt het geheugen au-
tomatisch gewist en telt het systeem
opnieuw vanaf 0.
a) Dit is afhankelijk van het model van het instrumentenpaneel.
Een geheugen handmatig wissen
● Selecteer het geheugen dat u wenst te wis-
sen.
● Houd de toets
van de ruitenwisser-
hendel of
de t
oets op het multifunctie-
s t
uur
wiel ca. 2 seconden ingedrukt.
De aanwijzingen personaliseren
In het Easy Connect-systeem kunt u instellen
welke gegevens voor de multifunctie-indica-
tie (MFA) moeten worden weergegeven op
het display in het instrumentenpaneel; ge-
bruik hiertoe de toets en de functietoets
S ETUP
› ›
›
pag. 127. » 39
Veiligheid
model) indien de bestuurder of bijrijder de
v ei
ligheid
sgordel niet heeft vastgegespt.
Als men begint te rijden met een snelheid
boven 25 km/u (15 mph) zonder de veilig-
heidsgordels vast te gespen of indien men
de gordels losmaakt tijdens het rijden, klinkt
gedurende enkele seconden een akoestisch
signaal. Daarnaast gaat ook het waarschu-
wingslampje knipperen.
Het controlelampje gaat uit als de bestuur-
der en de bijrijder hun gordel bij ingescha-
keld contact vastgespen.
Indicatie gordels omgegespt voor de zit-
plaatsen achterin*
Bij het inschakelen van het contact, infor-
meert de gordelstatusindicator ››› afb. 89 de
bestuurder op het instrumentenpaneel of de
inzittenden op de zitplaatsen achterin de
overeenstemmende veiligheidsgordel heb-
ben omgegespt. Het symbool geeft aan
dat de inzittende van die plaats "zijn" veilig-
heidsgordel draagt.
Indien op de zitplaatsen achterin een veilig-
heidsgordel wordt omgegespt of losgemaakt,
dan wordt de gordelstatus aangeduid gedu-
rende ca. 30 seconden. De indicatie kan wor-
den verborgen door te drukken op de toets 0.0/SET op het instrumentenpaneel.
Indien tijden s
het
rijden achterin een veilig-
heidsgordel wordt losgemaakt, knippert het
overeenstemmende symbool maximaal 30 seconden. Indien gereden wordt met een
snelheid hoger d
an 25 km/u (15 mpu) dan
klinkt bovendien een akoestisch signaal.
Veiligheidsgordels bieden bescher-
ming Afb. 90
Bestuurders die de veiligheidsgordel
c orr
ect
dragen zullen niet weggeslingerd wor-
den bij plotseling remmen. Veiligheidsgordels die goed zijn vastgegespt,
houden de in
z
itt
enden van de wagen in de
juiste zitpositie. De veiligheidsgordels hel-
pen ook ongecontroleerde bewegingen te
voorkomen die zwaar lichamelijk letsel kun-
nen toebrengen en ze verminderen het ge-
vaar uit de wagen te worden geslingerd bij
een ongeval.
Inzittenden van de wagen met goed vastge-
gespte veiligheidsgordels profiteren in hoge
mate van het feit dat de kinetische energie optimaal via de gordels wordt geabsorbeerd.
Ook gar
anderen de structuur van de voorzij-
de en andere passieve veiligheidskenmerken
van uw wagen, zoals bijv. het airbagsysteem,
een absorptie van de vrijgekomen kinetische
energie. De kinetische energie die vrijkomt
wordt op deze wijze verminderd en het risico
op lichamelijk letsel wordt tegelijkertijd be-
perkt. Daarom moet u altijd de gordel omges-
pen voordat u gaat rijden, ook al is het maar
voor een korte rit.
Let er eveneens op dat ook de andere inzit-
tenden goed zijn vastgegespt. Ongevallen-
statistieken hebben uitgewezen dat het juist
omgespen van de veiligheidsgordels het risi-
co op lichamelijk letsel aanzienlijk verkleint
en de kans een zwaar ongeval te overleven
vergroot. Juist vastgegespte veiligheidsgor-
dels verhogen bovendien de optimale be-
schermende werking van airbags die in geval
van een aanrijding worden geactiveerd. Om
deze reden is in de meeste landen het dra-
gen van de veiligheidsgordels wettelijk ver-
plicht.
Hoewel uw wagen met airbags is uitgerust,
moeten de veiligheidsgordels juist worden
vastgegespt. De voorairbags bijvoorbeeld
worden alleen bij bepaalde frontale aanrij-
dingen geactiveerd. De voorairbags worden
niet geactiveerd bij lichte frontale aanrijdin-
gen, lichte aanrijdingen van opzij, aanrijdin-
gen van achteren, over de kop slaan en bij
aanrijdingen waarbij de vooraf afgestelde
82
Instrumenten en controlelampjes
Het laatste cijfer geeft elke 100 meter resp.
1/10 mijl w
eer
.
● Druk kort op de knop ›››
afb. 119 4 om de
d agk
i
lometerteller op 0 te zetten.
● Houd de knop 4 gedurende 3 sec. inge-
drukt om t
erug t
e keren naar de vorige waar-
de.
Tijd
● Om de tijd in te stellen, houdt u op knop
›››
afb. 119 4 gedurende min. 3 sec. inge-
drukt om n
aar de ur
en resp. minuten te gaan.
● Om door te gaan met het instellen, drukt u
aan de boven- of
onderzijde op knop 4 .
Houd de t oets
in
gedrukt om de cijfers snel te
veranderen.
● Druk nogmaals op knop 4 om het instel-
l en
v
an de klok te beëindigen.
De tijd kan ook worden ingesteld in het Easy
Connect-systeem via de toets en de func-
tieknop SETUP > Datum en tijd
› ›
›
pag. 34.
Kompas
Wanneer het contact is ingeschakeld en het
navigatiesysteem is aangezet, wordt op het
display van het instrumentenpaneel de wind-
streek overeenkomstig de rijrichting van de
wagen weergegeven. Keuzehendelstand
De ing
eschakelde rijstand wordt zowel aan-
gegeven naast de keuzehendel als op het
display in het instrumentenpaneel. In de po-
sities D en S, alsook bij de tiptronic, wordt op
het display tevens de overeenkomstige ver-
snelling weergegeven.
Aanbevolen versnelling (schakelbak)
Tijdens het rijden wordt op het display van
het instrumentenpaneel de aanbevolen ver-
snelling getoond om brandstof te besparen
››› pag. 42.
Tweede snelheidsmeter (mph of km/u)
Naast de gewone weergave van de snel-
heidsmeter kan tijdens het rijden de snelheid
ook in een andere meeteenheid (in mijl of ki-
lometer per uur) getoond worden.
In de modellen die bestemd zijn voor de lan-
den waar de tweede snelheid verplicht weer-
gegeven moet worden, kan deze optie niet
uitgeschakeld worden.
Voor het instellen van de tweede snelheids-
meter gaat u naar het Easy Connect-systeem
via toets en de functieknop SETUP >
Eenheden › ›
›
pag. 34.
Snelheidswaarschuwing
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een melding zodra de ingestelde
snelheid wordt overschreden. Dat is bijv. handig als u winterbanden gebruikt die niet
ges
chikt zijn voor de maximumsnelheid van
de wagen ›››
pag. 43.
Voor het instellen van de waarschuwings-
functie via de tweede snelheidsmeter gaat u
naar het Easy Connect-systeem via toets en de functieknop SETUP > Bestuur-
dershulpsysteem › ›
›
pag. 34.
Indicatie van de start/stop-werking
Op het display van het instrumentenpaneel
wordt actuele informatie weergegeven over
de status ››› pag. 219.
Staat van rijden met laag verbruik (ECO) *
Naargelang de uitrusting verschijnt tijdens
het rijden op het display van het instrumen-
tenpaneel de indicatie "ECO " wanneer de wa-
gen zich in de staat met laag verbruik be-
vindt, dankzij het actieve cilinderbeheer
(ACT ®
)* ››› pag. 213.
Motorcode (MKB)
Houd knop ››› afb. 119 4 langer dan 15 sec.
in g
edrukt
om de motorcode (MKB) van de
wagen weer te geven. Hierbij dient het con-
tact te zijn ingeschakeld en de motor stil te
staan. »
123
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Individual kan w
or den geconfigureerd
naar wens. De overige profielen beschikken
over een vaste configuratie.
Beschrijving Afhankelijk van de uitrusting van de wagen,
beïnvloedt
SEAT Drive Profile de volgende on-
derdelen:
Motor
Al naar gelang het gekozen profiel, reageert
motor feller of juist rustiger op de verplaat-
sing van het gaspedaal. Bovendien wordt bij
het selecteren van het Eco-profiel automa-
tisch de start-stopfunctie geactiveerd.
Bij wagens met automatische transmissie
worden de momenten waarop wordt gescha-
keld zodanig aangepast dat die bij lagere of
hogere toerentallen komen te liggen. Boven-
dien wordt in de Eco-stand gebruik gemaakt
van de inertie om het brandstofverbruik ver-
der te verlagen.
Bij wagens met schakelbak wijzigen in de
stand Eco de aanbevelingen om te schake-
len die verschijnen in het instrumentenpa-
neel, om de bestuurder ertoe aan te zetten
zuiniger te gaan rijden. Besturing
De s
t
uurbekrachtiging varieert de rijfuncties
en past zich aan het geselecteerde profiel
aan, waardoor een beter gedrag voor elke si-
tuatie mogelijk wordt gemaakt.
Airconditioning
Bij wagens voorzien van Climatronic is het
mogelijk om deze in de eco-stand op een la-
ger verbruik te laten werken.
Automatische afstandsregeling (ACC)
De acceleratiegradiënt van de automatische
afstandsregeling varieert naargelang het ac-
tieve rijprofiel ››› pag. 233.
Elektronische stabiliseringscontrole (ESC)
In de rijprofielen Offroad en Snow past de
elektronische stabiliseringscontrole (ESC)
››› pag. 200 zich aan volgens de kenmerken
van het terrein.
Daarnaast wordt in het Offroad-profiel ook
de bergafdaalcontrole (HDC) ››› pag. 221 ge-
activeerd. Rijprofiel instellen
Afb. 213
Middenconsole: draaiknop (Driving
Experienc e b
utt
on). U kunt op de volgende manieren kiezen tus-
sen de pr
ofiel
en
Eco, Normal , Sport, In-
dividual , Offroad1)
en Snow 1)
:
● draai aan de draaiknop (Driving Experience
button) t
ot het gewenste profiel brandt op
het display van het Easy Connect-systeem en
ook op de draaiknop zelf ››› afb. 213.
● OF: selecteer het gewenste profiel op het
aanraak
scherm van het Easy Connect-sys-
teem, in het menu dat wordt geopend door te
draaien aan de draaiknop (Driving
Experience button).
Binnen elk profiel bestaat de mogelijkheid
om de kenmerken ervan weer te geven, door
te drukken op het touchpad van het display 1)
Enkel voor 4Drive-modellen.
256
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
van het Easy Connect-systeem Inform
atie
pr ofiel.
In het profiel Individual kunnen de ken-
merken van de wagen worden ingesteld via
het touchpad van het display van het Easy
Connect-systeem Instellingen profiel.
Een pictogram op het display van het Easy
Connect-systeem informeert over het actieve
profiel, wanneer dat verschilt van Normal.
De keuzeknop geeft met een rood led-lampje
het geselecteerde profiel aan.
RijprofielEigenschappen
EcoZorgt ervoor dat de wagen zo min moge-
lijk brandstof verbruikt, passend bij een
zuinige en milieubewuste rijstijl.
NormalVerschaft een uitgebalanceerde rijerva-
ring en is bij uitstek geschikt voor dage-
lijks gebruik.
SportVerschaft de wagen een dynamisch karak-
ter rondom en maakt het mogelijk om
sportiever te rijden.
Indivi- dualMaakt een persoonlijke configuratie mo-
gelijk. De functies die u kunt aanpassen,
variëren per uitrustingsniveau van de wa-
gen.
Offroad a)Past de wagenparameters aan voor het
optimaal rijden op onverharde wegen.
RijprofielEigenschappen
Snowa)
Past het gedrag van de wagen aan voor
het rijden op een glad wegdek, met opti-
malisering van tractie en bestuurbaar-
heid.
a)
Enkel voor 4Drive-modellen. ATTENTIE
Houd bij de keuze van SEAT Drive Profile op
de eers t
e plaats rekening met het verkeer, om
geen ongelukken te veroorzaken. Let op
● Wanneer de w ag
en wordt uitgezet, bewaart
die altijd het rijprofiel dat was geselecteerd
op het moment waarop het contact werd uit-
geschakeld. Wanneer de wagen opnieuw
wordt ingeschakeld, zullen de motor en ver-
snellingsbak echter niet starten in de gese-
lecteerde instelling. Om de motor en versnel-
lingsbak opnieuw in de gewenste stand te
brengen, selecteert u nogmaals het overeen-
komstige rijprofiel op het scherm of drukt u
meermaals op de knop van het Easy Connect-
systeem.
● Wanneer de wagen opnieuw wordt gestart
na ge
bruik van het profiel Offroad of Snow ,
wordt het systeem steeds geactiveerd in pro-
fiel Normal .
● De snelheid en rijstijl moeten te allen tijde
worden aan
gepast aan het zicht op de weg,
de klimatologische omstandigheden en het
verkeer. ●
Bij het rijden met aanh
angwagen wordt ge-
bruik van het Eco-profiel niet aanbevolen. Kickdown
Het kickdown-systeem maakt een maximale
acc
el
eratie mogelijk.
Als u in SEAT Drive Profile* de stand Eco
››› pag. 256 hebt gekozen en plankgas geeft,
wordt het vermogen van de motor automa-
tisch geregeld om maximaal te accelereren. ATTENTIE
Let op dat bij glad wegdek de aangedreven
wiel en k
unnen doorslippen als de kickdown
wordt bediend - slipgevaar! 257
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Aanwijzingen
● Het ruit
en
sproeiervloeistofreservoir is her-
kenbaar aan het symbool op de dop.
● Controleer of er voldoende ruitensproeier-
vloeist
of in het reservoir zit.
Aanbevolen ruitenwissers
● Voor de warmere jaargetijden adviseren wij
G 052 184 A1, voor hel
dere ruiten in de zo-
mer. Mengverhoudingen in het waterreser-
voir: 1:100 (1 deel concentraat op 100 delen
water).
● Voor het gehele jaar rond, G 052 164 A2
voor helder
e ruiten. Mengverhouding bij be-
nadering voor de winter, tot -18°C (0°F): 1:2
(1 deel concentraat op 2 delen water); anders
1:4 in het waterreservoir.
Vulcapaciteiten
De vulhoeveelheid van het reservoir bedraagt
ongeveer 3 liter in versies zonder koplamps-
proeiers en 5 liter in versies met koplamps-
proeiers. ATTENTIE
Als het water voor de ruitensproeiers niet vol-
doende antivries bev
at, kan dit op de voorruit
en achterruit bevriezen en het zicht vooraan
en achteraan beperken.
● Gebruik in de winter alleen ruitensproeiers
met v
oldoende antivries.
● Gebruik de ruitensproeierinstallatie niet bij
winter
se temperaturen zonder eerst de voor- ruit met het ventilatiesysteem te verwarmen.
De antivrie
s
kan op de voorruit bevriezen en
zo het zicht bemoeilijken. ATTENTIE
Nooit antivries of andere soortgelijke toevoe-
gin gen aan de
vloeistof in het ruitensproeier-
vloeistofreservoir toevoegen. Dit kan een vet-
tige laag op het glas achterlaten die het zicht
belemmert.
● Schoon water met een door SEAT aanbevo-
len gla
sreiniger gebruiken.
● Indien nodig, een geschikte antivries aan
de vloeis
tof in het ruitensproeiervloeistofre-
servoir toevoegen. VOORZICHTIG
● Nooit door S
EAT aanbevolen reinigingsmid-
delen met andere reinigingsmiddelen men-
gen. De onderdelen kunnen gaan vlokken
waardoor de ruitenwissersproeiers verstopt
kunnen raken.
● In geen geval de werkzame vloeistoffen tij-
dens het
vullen niet verwisselen. Anders zijn
ernstige storingen en motorschade het ge-
volg!
● De afwezigheid van ruitensproeiervloeistof
leidt t
ot een beperking van het zicht door de
voorruit en, in modellen met koplampsproei-
ers, tot een verlies van zicht in de lichten. Accu
A l
g
emeen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 62.
De accu bevindt zich in het motorcomparti-
ment en is nagenoeg onderhoudsvrij. Deze
wordt in het kader van onderhoud gecontro-
leerd. Controleer in de zomer en winter echter
wel of de aansluitingen van de accu schoon
zijn en de klemmen goed vast zitten.
Losmaken van de accukabels
Ontkoppel de accu alleen in uitzonderlijke
gevallen. Bij het ontkoppelen van de accu
gaan enkele functie-instellingen van de wa-
gen "verloren" ( ›››
Tab. op pag. 320). De
functies moeten, nadat de kabels zijn aange-
sloten, weer worden geprogrammeerd.
Alvorens de minkabel van de accu los te ma-
ken, het alarmsysteem* uitschakelen. Anders
wordt het alarm geactiveerd.
FunctieHerprogrammeren
Openings-/sluitauto-
maat van de elektrische
ruitbediening››› pag. 149, Sluit- en ope-
ningsautomaat.
Sleutel met afstandsbe-
dieningAls de wagen niet reageert
op de sleutel, moet deze
worden gesynchroniseerd
››› pag. 142. 320
Technische gegevens
Chassisnummer
Het c
h
assisnummer vindt u in het Easy Con-
nect-systeem, op de gegevenssticker van de
wagen en onder de voorruit, aan bestuur-
derszijde ››› afb. 249. Het chassisnummer is
tevens te vinden in de motorruimte, aan de
linkerzijde volgens de rijrichting. Het nummer
is ingegraveerd in de bovenste langsligger,
maar is daar deels afgedekt.
Typeplaatje
Het typeplaatje zit op de portierstijl aan de
rechterzijde. Wagens voor bepaalde landen
hebben geen typeplaatje.
Sticker met wagengegevens
De sticker met wagengegevens zit in de ba-
gageruimte onder de tapijtafdekking in de
uitsparing van het reservewiel. Een sticker
met wagengegevens wordt voor de aflevering
van de wagen aan de binnenzijde van de om-
slag van het Onderhoudsprogramma geplakt.
Op de sticker met wagengegevens staan de
volgende gegevens: ››› afb. 248
Chassisnummer (wagennummer)
Soort auto, model, cilinderinhoud, type
motor, afwerking, motorvermogen en ty-
pe versnellingsbak
Code motor, code versnellingsbak, code
lak buitenzijde en code interieuruitvoe-
ring
1 2
3 Optionele uitrusting en PR-nummers
Mot or
c
ode
De motorcode kan worden geraadpleegd in
het instrumentenpaneel bij uitgezette motor
en ingeschakeld contact.
● Houd de toets 0.0/SET op het instrumen-
t enp
aneel
langer dan 15 seconden inge-
drukt.
Gegevens inzake het brand-
stof
verbruik
Brandstofverbruik Het goedgekeurde brandstofverbruik is afge-
l
eid uit
metin
gen uitgevoerd door of onder
toezicht van keuringsinstanties die zijn ge-
certificeerd door de EG conform de geldende
voorschriften op elk moment (voor gedetail-
leerde informatie raadpleegt u het bureau
verantwoordelijk voor publicaties van de Eu-
ropese Unie op EUR-Lex: © Europese Unie,
http://eur-lex.europa.eu/) en geldt voor de
aangegeven wagenkenmerken.
Het brandstofverbruik en de CO 2-uitstoot
kunnen worden geraadpleegd in de docu-
mentatie die wordt overhandigd aan de ko-
per van de wagen op het moment van aan-
schaf. 4 Het brandstofverbruik en de CO
2-uits
t
oot
h
angen af van de uitrusting/accessoires van
elk individueel voertuig alsook van de rijstijl,
de wegomstandigheden, de verkeerssituatie,
de omgevingscondities, de lading en het
aantal passagiers. Let op
In de praktijk kunt u, t.g.v. alle zojuist ge-
noemde fact or
en, verbruikswaarden verkrij-
gen die afwijken van de berekende waarden
aan de hand van de geldende Europese richt-
lijnen. Gewichten
De waarde voor het leeggewicht geldt voor
het
b
a
sismodel met 90% gevulde brandstof-
tank zonder optionele uitrusting. In de aan-
gegeven waarde zijn 75 kg opgenomen voor
de bestuurder.
Bij speciale modellen en meeruitvoering of
door het naderhand monteren van accessoi-
res kan het leeggewicht toenemen ››› .
ATTENTIE
● Let er
op dat bij het vervoer van zware voor-
werpen de rij-eigenschappen door verplaat-
sing van het zwaartepunt wijzigen - gevaar
voor ongelukken! Pas uw rijstijl en de snel-
heid steeds aan de omstandigheden aan. 334