Page 241 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
ACC en Front Assist: momen-
teel niet beschikbaar. Sensor
zonder zicht
D ez
e aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven als het zicht van de radarsen-
sor belemmerd is, bijv. door bladeren, snee-
uw, dichte mist of vuil. Reinig het SEAT-em-
bleem ››› afb. 196.
ACC: momenteel niet beschik-
baar. Helling te steil
De maximale helling van de rijbaan is over-
schreden, daarom kan de veilige werking van
de ACC niet worden gegarandeerd. De ACC
kan niet worden geactiveerd. ACC: enkel beschikbaar in D, S
of M
Stand van keuzehendel D/S of M selecteren. ACC: parkeerrem vastgezet
De ACC wordt uitgeschakeld als de parkeer-
rem vastgezet wordt. De ACC is opnieuw be-
schikbaar na het loszetten van de parkeer-
rem. ACC: momenteel niet beschik-
baar. Ingreep stabiliteitscon-
trole
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven wanneer de elektronische sta-
biliteitscontrole (ESC) ingrijpt. In dit geval
wordt de ACC automatisch uitgeschakeld. ACC: Grijp in!
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven indien, bij het vertrekken op
een lichte helling, de wagen zich naar achter-
en verplaatst ondanks dat de ACC ingescha-
keld is. Trap de rem in om te vermijden dat
de wagen zich zou verplaatsen / zou botsen
tegen een andere wagen.
ACC: snelheidsgrens
De aanwijzing voor de bestuurder wordt
weergegeven in wagens met schakelbak als
de actuele snelheid te laag is voor de ACC-
modus.
De snelheid die u wenst op te slaan moet
minstens 30 km/u (18 mpu) bedragen. Bij
snelheden lager dan 20 km/u (12 mpu)
wordt het snelheidsregelsysteem uitgescha-
keld. ACC: beschikbaar vanaf de 2e
versnelling
De ACC is actief vanaf de 2e versnelling
(schakelbak). ACC: motortoerental
Deze aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven indien, wanneer de ACC ver-
snelt of remt, de bestuurder niet op tijd een
hogere of lagere versnelling inschakelt. Dit
houdt in dat het toegestane toerental wordt
overschreden of niet wordt bereikt. De ACC wordt uitgeschakeld. Dit wordt aangegeven
door een gong.
ACC: koppelingspedaal inge-
trapt
Wagens met handgeschakelde versnellings-
bak: door het koppelingspedaal langer in te
trappen wordt de regeling verlaten. Portier geopend
Wagens met automatische versnellingsbak:
met stilstaande wagen en geopend portier
kan de ACC niet worden geactiveerd. ATTENTIE
Er bestaat een risico op botsing aan de ach-
terk ant, w
anneer de minimumafstand t.o.v.
de voorligger overschreden wordt en het ver-
schil in snelheid tussen beide wagens zo
groot is dat de snelheidsvermindering door
de ACC onvoldoende is. In dit geval moet on-
middellijk worden geremd met het rempe-
daal.
● Het is mogelijk dat de ACC niet alle situ-
aties c
orrect kan herkennen.
● De voet op het gaspedaal "zetten" kan tot
gevo
lg hebben dat de ACC niet ingrijpt om te
remmen. De acceleratie van de bestuurder
heeft voorrang op de ingreep van de snel-
heidsregelaar of de cruise control.
● Blijf altijd paraat om de wagen op elk ogen-
blik t
e remmen. » 239
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 242 of 364

Bedienen
●
Neem de bepa lin
gen van het overeenstem-
mende land in acht betreffende de verplichte
minimumafstand tot de voorligger. Let op
● Bij het uits
chakelen van het contact of de
ACC wordt de opgeslagen snelheid gewist.
● Bij het uitschakelen van de aandrijfslipre-
geling (ASR) of
het inschakelen van de ESC in
Sport* modus ( ››› pag. 127), wordt de ACC au-
tomatisch uitgeschakeld.
● Voor wagens met start-stop, wordt de mo-
tor uitg
eschakeld tijdens de stopfase van de
ACC en automatisch opnieuw in werking ge-
steld om te vertrekken. Functie om rechts inhalen te vermij-
den
Afb. 199
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: A
CC actief, voertuig herkend aan
de linkerzijde De automatische afstandsregeling (ACC) be-
s
c
hikt
over een functie om het rechts inhalen
bij bepaalde snelheden te vermijden.
Indien er zich links van de auto een ander
voertuig bevindt dat met lagere snelheid
rijdt, wordt dat op het multifunctioneel dis-
play
getoond ››› afb. 199.
Om het rechts inhalen te vermijden, remt het
systeem de auto zachtjes naargelang de rij-
snelheid. De bestuurder kan het ingrijpen
van het systeem op ieder moment onderbre-
ken door het gaspedaal in te drukken. Bij la-
ge snelheid is de functie niet actief voor meer
comfort in situaties zoals een file of in het
stadsverkeer.
Automatische afstandsregeling (ACC)
onder bepaal
de omstandigheden tij-
delijk uitschakelen In onderstaande omstandigheden moet de
aut
om
ati
sche afstandsregeling (ACC) uitge-
schakeld worden wegens beperkingen van
het systeem ››› :
● Bij het wisselen van rijstrook, in scherpe
boc ht
en, op r
otondes, op invoeg- en uitvoeg-
stroken op de autobaan of bij wegwerkzaam-
heden om te vermijden dat onbedoeld ver-
sneld zou worden om de geprogrammeerde
snelheid te bereiken. ●
Bij het rijden door een tu
nnel, aangezien
de werking zou kunnen worden beïnvloed.
● Op wegen met verschillende rijstroken,
wanneer andere w
agens langzamer rijden op
de inhaalstrook. In dit geval zouden wagens
die langzamer rijden op de andere rijstroken
rechts voorbijgestoken worden.
● Bij hevige regenval, sneeuw of dichte nevel
is het
mogelijk dat de voorligger niet correct
herkend zou worden of, onder bepaalde om-
standigheden, helemaal niet herkend zou
worden. ATTENTIE
Als de ACC in de beschreven situaties niet uit-
ge s
chakeld wordt, kunnen ongevallen en ern-
stige letsels optreden.
● Schakel de ACC altijd uit in kritische situ-
aties. Let op
Als de ACC in de beschreven situaties niet uit-
ge s
chakeld wordt, kunnen wettelijke overtre-
dingen begaan worden. 240
Page 243 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Bijzondere rijsituaties Afb. 200
(A) Wagen in een bocht. (B) Motorrij-
der die v
oor u rijdt, b
uiten de actieradius van
de radarsensor. Afb. 201
(C) Een wagen wisselt van rijstrook.
(D) W
ag
en die draait en een andere die stil-
staat. De automatische afstandsregeling (ACC)
heef
t
bep
aalde fysieke beperkingen die ei-
gen zijn aan het systeem. Sommige reacties
van de ACC kunnen onder bepaalde omstan-
digheden onverwacht lijken of slecht geti-
med uitgevoerd worden vanuit het standpunt
van de bestuurder. Daarom moet de bestuur-
der altijd aandachtig zijn om in te grijpen
waar nodig.
Volledige aandacht is bijvoorbeeld vereist in
onderstaande verkeerssituaties: Starten na een stopfase (enkel wagens met
automati
sche versnellingsbak)
Na een stopfase kan de ACC de wagen auto-
matisch doen vertrekken zodra de voorligger
opnieuw in beweging gezet wordt ››› .
W anneer de A
C
C de wagen tot stilstand
brengt (bijv. file), verschijnt op het scherm
van het instrumentenpaneel de waarschu-
wing ACC gereed om te starten . Wan-
neer de voorligger weer gaat rijden, doet de
ACC dit automatisch ook.
Als de voorliggende wagen niet wegrijdt, kan
de wagen voor onbepaalde tijd in de status
ACC gereed om te starten blijven als
de derde hendel herhaaldelijk naar stand 2 ›››
afb. 197 w
ordt bewogen of het rempedaal
wordt ingetrapt. Wanneer in het instrumen-
tenpaneel het bericht Rempedaal intrap-
pen verschijnt, trap dan het rempedaal in.
Als het rempedaal niet wordt ingetrapt, klinkt
een akoestische waarschuwing en gaat de
ACC over in de niet-actieve modus (standby).
Op dat moment zou de wagen zich naar de
stilstaande voorligger kunnen bewegen ››› .
Inh a
l
en
Wanneer het knipperlicht gaat branden om
een inhaalmanoeuvre te starten, versnelt de
ACC de wagen automatisch en vermindert zo
de afstand tot de voorligger. »
241
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 244 of 364

Bedienen
Wanneer gewisseld wordt naar de inhaal-
s tr
ook,
zal de ACC indien geen voorligger her-
kend wordt, versnellen tot de geprogram-
meerde snelheid bereikt wordt en deze cons-
tant houden.
De versnelling van het systeem kan op elk
ogenblik onderbroken worden door het rem-
pedaal in te trappen of de derde hendel naar
achteren te duwen ››› pag. 237.
In de bochten
Bij het ingaan of verlaten van een bocht kan
het voorkomen dat de radarsensor de voor-
ligger niet meer herkent of dat hij reageert op
een wagen op een rijstrook naast de rijstrook
waarop u rijdt ››› afb. 200 A. In zulke omstan-
digheden is het mogelijk dat de wagen onno-
dig remt of niet meer reageert op de voorlig-
ger. In dat geval moet de bestuurder ingrij-
pen door te versnellen of het remproces on-
derbreken door het rempedaal in te trappen
of de derde hendel naar achteren te duwen
››› pag. 237.
Rijden door tunnels
Bij het rijden door een tunnel, is het mogelijk
dat de radarsensor minder goed werkt. Scha-
kel de ACC uit in de tunnels. Smalle voertuigen of voertuigen die uit de
lijn rijden
De ra
darsensor kan smalle voertuigen of
voertuigen die uit de lijn rijden enkel herken-
nen wanneer ze zich binnen zijn werkingsge-
bied ››› afb. 200 B bevinden. Dit geldt vooral
voor smalle voertuigen zoals bijvoorbeeld
motorfietsen. Rem in deze gevallen zelf in-
dien nodig.
Voertuigen met bijzondere ladingen en ac-
cessoires
Het is mogelijk dat de bijzondere lading en
accessoires van andere voertuigen die aan
de zijkanten, achteraan of bovenaan uitste-
ken, buiten het werkingsbereik van de ACC
vallen.
Schakel de ACC uit wanneer u achter voertui-
gen met bijzondere ladingen of accessoires
rijdt en ook bij het inhalen van zulke voertui-
gen. Rem in deze gevallen zelf indien nodig.
Andere wagens die van rijstrook veranderen
Wagens die naar de eigen rijstrook wisselen
op een korte afstand van de wagen kunnen
enkel worden herkend wanneer ze binnen het
bereik van de sensoren komen. Als gevolg
hiervan duurt het langer tot de ACC reageert
››› afb. 201 C. Rem in deze gevallen zelf in-
dien nodig. Stilstaande voertuigen
De AC
C herkent tijdens het rijden geen stil-
staande voorwerpen zoals bijvoorbeeld het
einde van een file of voertuigen met pech.
Als een voertuig herkend door de ACC draait
of opzij gaat en er zich voor dit voertuig een
stilstaand voertuig bevindt, zal de ACC hier
niet op reageren ››› afb. 201 D. Rem in deze
gevallen zelf indien nodig.
Voertuigen die rijden in tegengestelde rich-
ting en voertuigen die elkaar kruisen
De ACC reageert niet op voertuigen uit tegen-
gestelde richting die naderen noch op voer-
tuigen die elkaar kruisen.
Metalen voorwerpen
Metalen voorwerpen zoals bijvoorbeeld rails
op de rijbaan of platen gebruikt bij werk-
zaamheden, kunnen de radarsensor in ver-
warring brengen en verkeerde reacties van de
ACC veroorzaken.
Factoren die de werking van de radarsensor
kunnen beïnvloeden
Als de werking van de radarsensor verstoord
zou zijn, bijv. wegens zware regenval, nevel,
sneeuw of modder, dan wordt de ACC tijdelijk
uitgeschakeld. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt een waarschu-
wingstekst. Indien nodig het SEAT-embleem
reinigen ››› afb. 196.
242
Page 245 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Wanneer de radarsensor opnieuw correct
w erkt, i
s
de ACC automatisch opnieuw be-
schikbaar. Het bericht van het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC
wordt opnieuw geactiveerd.
Bij sterke weerkaatsing van het signaal van
de radar, bijvoorbeeld in een gesloten par-
keerplaats, kan de werking van de ACC beïn-
vloed worden.
Rijden met een aanhangwagen
Bij het rijden met een aanhangwagen, is de
regeling van de ACC minder dynamisch.
Oververhitte remmen
Als de remmen overmatig verhitten, bijvoor-
beeld na plots remmen of op lange en zeer
steile afdalingen, kan de ACC tijdelijk uitge-
schakeld zijn. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt een waarschu-
wingstekst. In dit geval kan de cruise control
niet worden geactiveerd.
Zodra de temperatuur van de remmen vol-
doende gedaald is, kan de cruise control op-
nieuw geactiveerd worden. De foutmelding
verdwijnt van het display van het instrumen-
tenpaneel. Als het bericht ACC niet be-
schikbaar gedurende lange tijd blijft bran-
den, dan betekent dit dat er een storing is.
Raadpleeg een gespecialiseerde werkplaats.
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen. ATTENTIE
Als de waarschuwing Rempedaal intrap-
pen wor dt
genegeerd, dan kan de wagen on-
gewild vooruit bewegen en tegen de voorlig-
ger botsen. In ieder geval dient u, voordat u
wegrijdt, te controleren of de weg vrij is. Het
kan voorkomen dat de radarsensor hindernis-
sen op de weg niet zou herkennen. Dit kan
een ongeval en zware verwondingen tot ge-
volg hebben. Trap indien nodig op de rem. Rijstrookassistent (Lane As-
s
i
s
t)*
Inleiding Afb. 202
Op de voorruit: gezichtsveld van de
rij s
tr
ookassistent. Met behulp van de camera in de voorruit regi-
s
tr
eer
t de rijstrookassistent de grenslijnen
van een rijstrook. Als de auto onwillekeurig een waargenomen grenslijn nadert, meldt
het sys
teem dit aan de bestuurder via een
corrigerende beweging van het stuur . Zo
wordt niet enkel de bestuurder gewaar-
schuwd, maar de wagen ook binnen de rijst-
rook gehouden. Deze beweging kan op ieder
moment overgereguleerd worden.
Als de richtingaanwijzers zijn geactiveerd,
wordt geen waarschuwing gegeven, omdat
de rijstrookassistent in dat geval weet dat u
van rijstrook wilt wisselen.
243
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 246 of 364

Bedienen
Indicaties op het display en via de
c ontr
o
lelampjes Afb. 203
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: indic
atie op het display van de
rijstrookassistent (voorbeeld 1). Afb. 204
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: indic
atie op het display van de
rijstrookassistent (voorbeeld 2). Statusweergave op het display
Het sy
s
teem is geactiveerd, maar niet
beschikbaar doordat de minimale snel-
heid nog niet is bereikt of het systeem
de strepen op de weg niet herkent
››› afb. 203 A.
Het systeem is geactiveerd en beschik-
baar, en heeft de twee lijnen op de weg
–
– herkend. Op dit moment wordt het tra-
ject niet
gecorrigeerd ››› afb. 203 B.
Het systeem werkt, de gemarkeerde lijn A geeft aan dat het risico bestaat dat
de s tr
eep
van de rijstrook wordt over-
schreden en de stuurinrichting wordt
dan ook gecorrigeerd om binnen het tra-
ject te blijven ››› afb. 204 C.
De twee gemarkeerde lijnen A lichten
op z
odr
a beide lijnen zijn herkend en de
automatische rijstrookgeleiding is geac-
tiveerd om de wagen in het midden van
de rijstrook te houden ››› afb. 204 D.
Controlelampjes
Gaat geel branden: rijstrookassistent
geactiveerd maar niet beschikbaar.
Het systeem kan de rijstrook niet duidelijk registreren.
Raadpleeg pag. 245, rijstrookassistent niet beschikbaar
(het controlelampje brandt geel).
Gaat groen branden
Rijstrookassistent geactiveerd en beschikbaar.
ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Waarschu-
win g
s- en controlelampjes op pag. 126 in
acht nemen. –
–
244
Page 247 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Werkwijze Stuurvibraties
In de v
o
lgende situaties worden mogelijk
stuurvibraties gegeven en moet de bestuur-
der actief ingrijpen:
● Wanneer de vereiste waarde voor hulp bij
het draaien om de w
agen binnen de rijstrook
te houden de maximumwaarde voor werking
van het systeem overschrijdt.
● Indien het systeem de lijnen van de rijst-
rook niet
langer weergeeft terwijl een ingreep
in de stuurinrichting bezig is.
Rijstrookassistent in- en uitschakelen
Met het Easy Connect-systeem
● Druk op de Easy Connect-toets ●
Druk op de functietoets S
ETUP ●
Druk op de functietoets B
e
s
tuurdershulp om
het menu t
e openen.
O
f: met de toets Rijassistenten op de
knipperlichthendel* ›››
pag. 38.
Lane Assist met automatische rijstrookgelei-
ding
De functie van automatische rijst-
rookgeleiding probeert het traject van de
wagen langs het midden van de rijstrook te
geleiden. Indien de bestuurder de neiging heeft om
iets af t
e wijken van het midden van de rijst-
rook, past de geleiding zich aan zijn voorkeu-
ren aan.
De functie Automatische rijstrookge-
leiding wordt geactiveerd/gedeactiveerd
in het Easy Connect-systeem via de toets en de functietoets
S
ETUP
› ››
p
ag. 127.
Aut
omatische deactivering: de rijstrookassis-
tent kan ook zelf uitschakelen zodra een sto-
ring in het systeem optreedt. Het controle-
lampje gaat uit.
Hands-Off functie
Bij afwezigheid van activiteit aan het stuur
waarschuwt het systeem de bestuurder met
geluidssignalen en een tekstmelding in het
instrumentenpaneel die hem vraagt om het
sturen actief te hervatten.
Indien de bestuurder niet reageert hierop,
waarschuwt het systeem ook met een kleine
remschok en wordt vervolgens Emergency
Assist ingeschakeld ››› pag. 248, indien deze
functie beschikbaar is.
In auto's zonder Emergency Assist wordt de
functie van het midden van de rijstrook hou-
den uitgeschakeld na de overeenkomstige
waarschuwingen aan de bestuurder. De rijstrookassistent is geactiveerd, maar
niet bes
chikbaar (het controlelampje brandt
geel)
● Als de rijsnelheid niet hoger is dan ca.
65 km/u (38 mph).
● Als de rijstrookassistent de grenslijnen van
de rijstr
ook niet registreert, bijvoorbeeld bij
wegwerkzaamheden, sneeuw, vuil, vocht of
tegenlicht.
● Als de straal van een bocht te klein is.
● Als er geen markeringen op de weg staan.
● Als de afstand tot de volgende markering
op de weg t
e groot is.
● Als het systeem geen duidelijke beweging
en actie in de stuurinric
hting detecteert ge-
durende langere tijd.
● Tijdelijk bij zeer dynamisch rijden.
● Als een richtingaanwijzer is geactiveerd.
● Met de elektronische stabiliseringscontrole
ESC in de s
tand Sport of uitgeschakeld.
BSD Plus (Lane Assist met dodehoekherken-
ning)*
De functie BSD Plus wordt verkregen door de
functies Lane Assist en BSD te activeren
››› pag. 250. In dit geval breidt de functie La-
ne Assist haar functies als volgt uit:
Indien de bestuurder een manoeuvre van
wisselen van rijstrook start en er een voertuig
in zijn dode hoek is: »
245
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 248 of 364

Bedienen
● Het c
ontr
olelampje knippert in de betref-
fende buitenspiegel, zelfs als er geen rich-
tingaanwijzer is ingeschakeld.
● Het stuur trilt om de bestuurder te wijzigen
op het botsin
gsgevaar.
● Er wordt een corrigerend draaikoppel toe-
gepa
st in de richting om de auto terug naar
zijn rijstrook te brengen.
Uitschakelen van de rijstrookassistent in de
volgende situaties
In de volgende situaties moet u de rijstroo-
kassistent uitschakelen met het oog op de
technische grenzen van het systeem:
● Als de bestuurder goed moet opletten.
● Bij een sportieve rijstijl.
● Onder slechte klimatologische omstandig-
heden.
● Op wegen met slecht wegdek.
● Bij plekken waar wegwerkzaamheden zijn. ATTENTIE
De intelligente techniek in de rijstrookassis-
tent (Lane As
sist) kan de natuurkundig en
door het systeem zelf bepaalde grenzen niet
overwinnen. Het onachtzame of ongecontro-
leerde gebruik van de rijstrookassistent kan
ernstig letsel en ongevallen veroorzaken. On-
danks het systeem moet de bestuurder te al-
len tijde opmerkzaam blijven. ●
Pa s
de snelheid en houd een veilige af-
stand aan tot uw voorliggers afhankelijk van
het zicht, de klimatologische omstandighe-
den, het wegdek en het verkeer.
● Houd de hand altijd aan het stuur om op elk
moment te k
unnen bijsturen.
● De rijstrookassistent registreert niet alle
wegdekm
arkeringen. Het wegdek, patronen
in het wegdek of objecten in slechte toestand
kunnen verkeerd worden geïnterpreteerd als
markeringen op het wegdek in bepaalde om-
standigheden door de rijstrookassistent. In
dergelijke situaties moet u de rijstrookassis-
tent onmiddellijk uitschakelen.
● Houd de meldingen op het instrumentenpa-
neel in de gat
en en reageer zoals vereist.
● Let altijd goed op de omgeving van de wa-
gen.
● Wanneer het
zichtveld van de camera ver-
vuil
d, afgedekt of beschadigd is, kan de werk-
ing van de rijstrookassistent negatief worden
beïnvloed. VOORZICHTIG
Om de werking van het systeem niet te beïn-
vloeden, moet u het
volgende in acht nemen:
● Reinig het zichtveld van de camera regel-
matig en houd dit s
choon en vrij van sneeuw
en ijs.
● Dek de camera niet af.
● Controleer of de ruit in het zichtveld van de
camera niet
beschadigd is. Let op
● De rij s
trookassistent is uitsluitend bedoeld
voor wegen met vast wegdek.
● Als de rijstrookassistent niet werkt zoals
besc
hreven in dit hoofdstuk, moet dit sys-
teem uitgeschakeld worden en moet u naar
een gespecialiseerde werkplaats gaan.
● Controleer alvorens weg te rijden of het
zicht
veld van de camera niet is afgedekt
››› afb. 202.
● Het cameravenster altijd schoon houden.
● Bij schade aan het systeem moet u naar de
werkpl
aats van een officiële dealer gaan voor
reparatie. Filehulpsysteem
Ger el
at
eerde video Afb. 205
Zelfstandig rij-
den 246