Page 297 of 364

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen*
Een aanhangwagen laden
D e w
ag
en en de aanhangwagen samen moe-
ten evenwichtig beladen zijn. Daarvoor moet
de maximaal toegestane disselkogeldruk op-
timaal benut worden en moet de lading ge-
lijkmatig verdeeld worden over de achter- en
voorzijde van de aanhangwagen:
● Verdeel de lading in de aanhangwagen zo-
danig dat
zware voorwerpen zo dicht moge-
lijk bij of boven de as liggen.
● Maak de lading in de aanhangwagen cor-
rect
vast.
Bandenspanning
De bandenspanning van de aanhangwagen
kiezen volgens de aanbevelingen van de
aanhangwagenfabrikant.
Wanneer u rijdt met een aanhangwagen,
moet u de banden van de wagen met de
maximaal toegestane spanning oppompen
››› pag. 323. ATTENTIE
Als de maximale asbelasting, de maximaal
toe g
estane disselkogeldruk of het maximaal
toegestane gewicht van de wagen of de com-
binatie wagen en aanhangwagen overschre-
den wordt, dan kan dat leiden tot ongevallen
of zware verwondingen.
● Overschrijd de aangeduide waarden nooit. ●
Het huidig e g
ewicht op de voor- en achter-
as mag de maximaal toegestane lading op de
assen nooit overschrijden. Het gewicht voorin
en achterin van de wagen mag het maximaal
toegestane gewicht nooit overschrijden. ATTENTIE
Een verplaatsing van de lading kan de stabili-
t eit en
veiligheid van de combinatie wagen en
aanhangwagen in gevaar brengen en leiden
tot ongevallen en ernstige letsels.
● Laad de aanhangwagen altijd op correcte
wijze.
● D
e last altijd bevestigen met geschikte rie-
men of banden die in een g
oede staat verke-
ren. Rijden met aanhangwagen
De koplampen verstellen
W
anneer een aanh
an
gwagen is aangekop-
peld, kan de voorkant van de wagen omhoog
komen; bij ingeschakeld dimlicht kan dit an-
dere weggebruikers verblinden. De lichtbun-
del daarom met de lichtbundel-hoogtever-
stelling verlagen. Als de wagen niet is uitge-
rust met dit systeem, laat de koplampen dan
door een gespecialiseerde werkplaats afstel-
len. Bijzonderheden over het rijden met aan-
hang
wagen
● Bij een aanhangwagen met oplooprem
e
erst zacht , daarna snel remmen. Zo voor-
komt u remstoten door blokkerende wielen
van de aanhangwagen.
● Door het gewicht van de combinatie wagen
en aanhang
wagen vergroot de remafstand.
● Wanneer u een helling af rijdt, schakel dan
naar een lag
ere versnelling (bij een schakel-
bak) of gebruik de tiptronic-modus (bij auto-
matische versnellingsbak) om op de motor af
te remmen. Als u dit niet doet, kan het rem-
systeem oververhit raken en niet meer goed
werken.
● Het getrokken gewicht en hoge totale ge-
wicht
van de combinatie wagen en aanhang-
wagen wijzigen het zwaartepunt en de rijei-
genschappen van de wagen.
● Als de trekkende wagen leeg is en de aan-
hang
wagen beladen, is de verdeling van de
lading niet optimaal. In die omstandigheden
dient u uiterst voorzichtig en voldoende lang-
zaam te rijden.
Starten met aanhangwagen op helling
Naargelang de gradiënt van de helling en het
totale gewicht van de combinatie wagen en
aanhangwagen kan het zijn dat u bij het weg-
rijden licht naar achteren gaat.
Om op een helling te starten met aangekop-
pelde aanhangwagen doet u het volgende: »
295
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 298 of 364

Bedienen
● Remped
aal
intrappen en ingetrapt houden.
● Toets een keer indrukken om de el
ektro-
nische parkeerrem uit te schakelen ››› pag.
197.
● Als de wagen een schakelbak heeft, koppe-
lings
pedaal helemaal intrappen.
● De 1e versnelling inschakelen of keuzehen-
del in st
and D/S ››› pag. 203 zetten.
● Aan de toets trekken en dez
e uitgetrok-
ken houden om de combinatie wagen en
aanhangwagen tegen te houden met de elek-
tronische parkeerrem.
● Het rempedaal lossen.
● Langzaam beginnen te rijden. Daarvoor in
het gev
al van de schakelbak het koppelings-
pedaal langzaam lossen.
● De toets niet los
laten tot de motor vol-
doende aandrijfkracht heeft om het rijden te
starten. ATTENTIE
Als u een aanhangwagen op verkeerde wijze
trekt, k u
nt u de controle over de wagen verlie-
zen met ernstige letsels tot gevolg.
● Het rijden met aanhangwagen en het trans-
porter
en van zware of grote voorwerpen heeft
invloed op de rijeigenschappen en vergroot
de remafstand.
● Rijd altijd verstandig en voorzichtig. Rem
snell
er dan gebruikelijk. ●
De s nelheid en de rij
stijl aanpassen aan het
zicht, het weer, het wegdek en het verkeer.
De snelheid verminderen, met name wanneer
u hellingen af rijdt.
● Bijzonder voorzichtig gas geven. Plots rem-
men en bruuske m
anoeuvres vermijden.
● Zeer goed opletten bij het inhalen. De snel-
heid meteen v
erlagen wanneer u merkt dat de
aanhangwagen slingert.
● Probeer in geen geval de wagen met aan-
hang
wagen weer "recht te krijgen" door te
accelereren.
● Houd rekening met de maximaal toegesta-
ne snelheid in het l
and in kwestie voor voer-
tuigen met aanhangwagen; deze snelheid
kan lager zijn dan die voor voertuigen zonder
aanhangwagen. Stabilisatie van het samenstel wagen-
aanh
an
g
er De aanhangwagenstabilisator is een bijko-
mende f
u
nctie
van het elektronisch stabilise-
ringsprogramma (ESC).
Als de aanhangwagenstabilisator vaststelt
dat de aanhangwagen slingert, grijpt hij au-
tomatisch in samen met de stuurbekrachti-
ging om het slingeren te verminderen. Vereisten voor de aanhangwagenstabilisator
● De wagen is af fabriek uitgerust met een
trekh
aak of werd achteraf voorzien van een
compatibele trekhaak.
● De ESC en ASR zijn actief. Op het instru-
mentenpaneel
brandt het controlelampje
of niet.
● De aanhangwagen is elektrisch aangeslo-
ten op het tr
ekkende voertuig met het stop-
contact voor aanhangwagen.
● U rijdt sneller dan ca. 60 km/u (37 mph).
● De maximaal toegestane disselkogeldruk
wordt
gebruikt.
● De aanhangwagen heeft een starre dissel.
● Als de aanhangwagen een rem heeft, moet
die zijn uit
gerust met een mechanische op-
looprem. ATTENTIE
De hogere veiligheid die de aanhangwagen-
st ab
ilisator biedt mag nooit aanleiding zijn
tot het nemen van grotere risico's.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer.
● Voorzichtig accelereren wanneer het weg-
dek gla
d is.
● Wanneer een systeem aan het regelen is,
stop
pen met accelereren. 296
Page 299 of 364

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen*
ATTENTIE
De aanhangwagenstabilisator kan mogelijk
niet a l
le rijsituaties correct inschatten.
● Wanneer de ESC is uitgeschakeld, is ook de
aanhang
wagenstabilisator uitgeschakeld.
● De stabilisator detecteert niet altijd de lich-
te en weinig s
tabiele aanhangwagens, dus
worden ze in dergelijke gevallen niet gestabi-
liseerd.
● Wanneer u rijdt over een glad wegdek met
weinig grip, k
an de aanhangwagen zelfs met
de stabilisator knikken.
● Aanhangwagens met hoog zwaartepunt
kunnen k
antelen, zelfs zonder eerst te slinge-
ren.
● Als er geen aanhangwagen aangekoppeld
is en een s
teker van de aanhangwagen op het
stopcontact aangesloten is (bijv. als er een
fietsenrek met verlichting aan hangt), kan de
wagen onder extreme rijomstandigheden
plotseling automatisch gaan remmen. Naderhand monteren van een trek-
h
aak Afb. 237
Maten en bevestigingspunten voor
het ac
ht
eraf inbouwen van een trekhaak. SEAT adviseert om het naderhand inbouwen
v
an een tr
ek
haak bij een gespecialiseerde
werkplaats te laten uitvoeren. Zo is het wel-
licht nodig om het koelsysteem aan te pas- sen of warmtewerende platen te monteren.
SEAT r
aadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen.
Als naderhand een trekhaak wordt inge-
bouwd, moeten steeds de afstandsmaten in
acht worden genomen. De afstand tussen het
midden van de kogelkop en het wegdek
››› afb. 237 D mag niet kleiner zijn dan aan-
g e
g
even. Dit geldt ook voor de volledig bela-
den wagen, inclusief de maximaal toegesta-
ne disselkogeldruk.
Afstandsmaten ››› afb. 237:
Bevestigingspunten
932,5 mm
Min. 65 mm
350-420 mm
220 mm
615,5 mm
1,043 mm ATTENTIE
Indien de kabels verkeerd of op ongepaste
wijz e w
orden verbonden, kunnen er zich sto-
ringen voordoen aan het volledige elektroni-
sche systeem van de wagen, hetgeen kan lei-
den tot ongevallen en ernstige letsels. » A
B
C
D
E
F
G
297
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 300 of 364
Bedienen
●
Sluit het el
ektrische systeem van de aan-
hangwagen nooit aan op de elektrische aan-
sluitingen van de achterlichten of andere voe-
dingsbronnen. Gebruik alleen geschikte ste-
kers voor het aansluiten van de aanhangwa-
gen.
● Het achteraf monteren van een trekhaak
aan de wagen m
ag enkel in een gespeciali-
seerde werkplaats worden uitgevoerd. ATTENTIE
Als de trekhaak verkeerd ingebouwd is of de
v erk eer
de trekhaak gebruikt is, is het moge-
lijk dat de aanhangwagen van de trekkende
wagen loskomt. Dit kan ernstige ongevallen
en dodelijke letsels tot gevolg hebben. Let op
Gebruik enkel trekhaken die zijn goedge-
keur d door
SEAT voor het model in kwestie.298
Page 301 of 364

Verzorging en onderhoud
Aanwijzingen
V er
z
orging en onderhoud
Accessoires en technische wij-
zigingen Accessoires, onderdelen en reparatie-
werkzaamheden Laat u zich vóór het kopen van accessoires
en onder
del
en inf
ormeren.
Uw wagen biedt een hoge mate aan actieve
en passieve veiligheid. Als uw wagen nader-
hand met accessoires wordt uitgerust of als
onderdelen moeten worden vervangen, kunt
u het beste een beroep doen op het advies
en de hulp van een officiële SEAT dealer. Uw
officiële SEAT dealer geeft u graag informatie
over doelmatigheid, wettelijke bepalingen en
de techniek van accessoires en onderdelen.
Wij raden aan alleen vrijgegeven SEAT acces-
soires en SEAT Originele Onderdelen ®
te ge-
bruiken. Deze zijn door SEAT gecontroleerd
op betrouwbaarheid, veiligheid en geschikt-
heid. Vanzelfsprekend zorgt de officiële SEAT
dealer voor een vakkundige montage.
Naderhand ingebouwde apparaten die de
controle van de bestuurder over de wagen
rechtstreeks beïnvloeden, zoals bijv. snel-
heidsregelsystemen of elektronisch geregel- de dempingssystemen, moeten v
oorzien zijn
van een e-code (keuringscode van de Europe-
se Unie) en voor uw wagen zijn goedgekeurd.
Extra aangesloten elektrische apparaten,
bijv. koelboxen, ventilatoren en claxons, die
niet voor de directe controle van de wagen
dienen, moeten zijn voorzien van een CE-
code (conformiteitsverklaring van de fabri-
kanten in de Europese Unie). ATTENTIE
Accessoires, zoals telefoon- of bekerhouders,
mogen nooit op de af
dekkingen van airbags
of binnen de actieradius van de airbags aan-
gebracht worden. Als de airbag bij een aanrij-
ding geactiveerd wordt, bestaat er anders
een groter gevaar voor verwondingen. Technische wijzigingen
Bij technische wijzigingen onze voorschriften
op
v
o
lgen.
Ingrepen aan elektronische onderdelen, soft-
ware, bekabeling en gegevensoverdracht
kunnen functiestoringen tot gevolg hebben.
Vanwege de koppeling van elektrische onder-
delen kunnen deze storingen ook direct de
werking van systemen die er niet in eerste in-
stantie mee te maken hebben, belemmeren.
Dit betekent dat de betrouwbaarheid van uw
wagen in gevaar gebracht kan zijn en dat de
onderdelen van de wagen eerder slijten dan normaal. Dit kan ertoe leiden dat de wagen
niet meer wett
elijk wordt goedgekeurd.
Wij vragen uw begrip ervoor dat uw officiële
SEAT dealer geen garantie kan geven voor
schade die het gevolg is van ondeskundig
handelen.
Wij adviseren u daarom om alle werkzaamhe-
den uitsluitend bij officiële SEAT dealers met
SEAT Originele Onderdelen ®
te laten uitvoe-
ren. ATTENTIE
Werkzaamheden of wijzigingen aan uw wa-
gen, die onde sk
undig worden uitgevoerd,
kunnen storingen veroorzaken - gevaar voor
ongelukken. Zend- en kantoorapparatuur
Ingebouwde zendapparatuur
V
oor het
n
aderhand inbouwen van zendappa-
ratuur in de wagen is in het algemeen goed-
keuring vereist. SEAT staat het inbouwen van
goedgekeurde zendapparatuur in de wagen
toe onder de voorwaarden dat:
● De installatie van de antenne deskundig
gebeur
t.
● De antenne buiten het interieur van de wa-
gen is
aangebracht (met gebruik van afge-
schermde kabels en niet-reflecterende anten-
ne-aanpassing). »
299
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 302 of 364

Aanwijzingen
● Het eff
ectiev
e zendvermogen aan de voet
van de antenne niet meer dan 10 W be-
draagt.
Een officiële SEAT dealer of een erkend auto-
bedrijf kan u meer informatie geven over de
inbouwmogelijkheden en de werking van
zendapparatuur met een hoger zendvermo-
gen.
Mobiele zendapparatuur
Bij het gebruik van universele mobiele tele-
foons en zendapparatuur kunnen storingen
in de werking van de elektronica van uw wa-
gen ontstaan. De oorzaken hiervoor kunnen
zijn:
● Wagen zonder buitenantenne.
● Verkeerd geïnstalleerde buitenantenne.
● Zendvermogen van meer dan 10 W.
Daarom mag een dr
aagbare telefoon of zend-
apparatuur zonder of met verkeerd geïnstal-
leerde buitenantenne niet in het interieur van
de wagen worden gebruikt ››› .
L et
er bo
vendien op dat alleen met een bui-
tenantenne de optimale reikwijdte van de ap-
paraten wordt bereikt.
Kantoorapparatuur
Het naderhand inbouwen van apparaten uit
de woon-/werkomgeving in de wagen is toe-
gestaan, zo lang deze apparaten niet de di- recte controle van de bestuurder over de wa-
gen beïnvloeden en
voorzien zijn van een -
code. Naderhand ingebouwde apparaten die
de controle van de bestuurder over de wagen
kunnen beïnvloeden, moeten daarentegen
altijd een typegoedkeuring voor uw wagen
bezitten en van een e-code zijn voorzien. ATTENTIE
In het interieur van de wagen gebruikte
draag b
are telefoons of zendapparatuur zon-
der of met verkeerd geïnstalleerde buitenan-
tenne kunnen door te hoge elektromagneti-
sche velden schadelijk voor de gezondheid
zijn. Let op
● Het n a
derhand inbouwen van elektrische of
elektronische apparaten in deze wagen heeft
gevolgen voor de typegoedkeuring en kan in
bepaalde omstandigheden het intrekken van
het kentekenbewijs tot gevolg hebben.
● Let op de aanwijzingen voor de bediening
van de mob
iele telefoons en zendapparatuur. Verzorging en schoonmaak
A lg
emeen Regelmatig, deskundig onderhoud is belang-
rijk
v
oor de waardevastheid van uw wagen.
Bovendien kan het onderhoud ook één van de voorwaarden voor het behoud van garan-
tieclaims
bij eventuele corrosie en lakschade
aan de carrosserie zijn.
De vereiste onderhoudsmiddelen zijn bij de
officiële SEAT dealer en gespecialiseerde za-
ken verkrijgbaar. Let op de gebruiksaanwij-
zingen op de verpakking. ATTENTIE
● Bij v erk
eerd gebruik kunnen onderhouds-
middelen schadelijk voor de gezondheid zijn.
● Berg alle verzorgingsproducten op een vei-
lige pl
aats op, uit de buurt van kinderen. An-
ders bestaat gevaar voor vergiftiging. Milieu-aanwijzing
● Geef de v
oorkeur aan producten die het mi-
lieu niet aantasten.
● De resten van verzorgingsproducten horen
niet bij het
huisvuil. Verzorging van de wagen, bui-
t
en
z
ijde
Wagen wassen Hoe langer insectenresten, uitwerpselen van
v
og
el
s, boomhars, straat- en industriestof,
teer, roetdeeltjes, strooizout en andere
agressieve stoffen op de lak blijven zitten,
300
Page 303 of 364

Verzorging en onderhoud
hoe groter de schadelijke werking ervan is.
Hog e t
emper
aturen, bijvoorbeeld door inten-
sieve zonnestralen, versterken de bijtende
werking ervan.
Na de winter (als er is gestrooid) moet beslist
ook de onderzijde van de wagen grondig
worden gewassen.
Automatische wasinstallaties
Voordat u de wagen in een automatische
wasinstallatie laat wassen, moet u de gebrui-
kelijke voorzorgsmaatregelen nemen (sluiten
van ruiten en dak). Zitten er speciale aan-
bouwdelen aan de wagen, bijv. spoilers of
een dakdragersysteem, dan kunt u het beste
met de eigenaar van de wasinstallatie over-
leggen.
Wasinstallaties zonder borstels genieten de
voorkeur.
Wassen met een hogedrukreiniger
Let bij het wassen van de wagen met een ho-
gedrukreiniger beslist op de gebruiksaanwij-
zingen voor de hogedrukreiniger. Dit geldt in
het bijzonder voor de druk en de spuitaf-
stand. Voldoende afstand bewaren tot zachte
materialen, zoals rubber slangen of isolatie-
materiaal, alsook tot de sensoren van de par-
keerhulp* die in de voor- en/of achterbumper
zitten.
In geen geval rondstraalsproeikoppen of
vuilfrezen gebruiken. Af fabriek gemonteerde kleeffolies
De v
olgende aanwijzingen moeten gevolgd
worden om schade aan de kleeffolies te voor-
komen:
● Niet wassen met hogedrukapparaten.
● Geen glas- of ijsschraper gebruiken om de
folie
s vrij te maken van ijs of sneeuw.
● De kleeffolies niet polijsten.
● Geen vuile doeken of sponzen gebruiken.
● Bij voorkeur wassen met een zachte spons
en zac
hte, neutrale zeep.
Met de hand wassen
Als de wagen met de hand wordt gewassen,
eerst het vuil met ruim water laten weken en
zo goed mogelijk afspoelen.
Daarna de wagen met een zachte spons, een
washand of een autoborstel met lichte druk
schoonmaken. Hierbij van boven naar bene-
den gaan, met het dak beginnend. Alleen bij
hardnekkig vuil shampoo gebruiken.
Spons of washand steeds uitspoelen.
Wielen, dorpels en dergelijke als laatste
schoonmaken. Hiervoor een andere spons
gebruiken. ATTENTIE
● Wa s
de wagen alleen bij uitgeschakeld con-
tact - Anders bestaat er gevaar voor ongeluk-
ken.
● Handen en armen tegen metalen delen met
scherpe k
anten beschermen, als u de onder-
kant van de wagen, de binnenzijde van de
wielkasten of de wieldoppen schoonmaakt -
gevaar voor snijwonden!
● De wagen wassen in de winter: water en
sneeuw in het
remsysteem kan de remwer-
king negatief beïnvloeden - gevaar op onge-
lukken! VOORZICHTIG
● Wag en niet
in de felle zon wassen - gevaar
voor schade aan de lak!
● Gebruik geen ruwe sponsen of iets soortge-
lijks
voor het verwijderen van de restanten
van insecten. Het oppervlak kan hierdoor be-
schadigd raken.
● Op gezette tijden, bijv. tijdens een tank-
stop
, hardnekkig vastzittend vuil (zoals in-
sectenresten) van de koplampen verwijderen.
Koplampen nooit met een droge doek of een
droge spons, maar alleen nat schoonmaken.
Bij voorkeur zeepsop gebruiken.
● Vooral banden mogen nooit met rond-
straa
lsproeikoppen worden schoongemaakt.
Zelfs bij een relatief grote spuitafstand en
heel korte inwerktijd kan schade ontstaan.
● Voordat u door een wasstraat rijdt, moet u
de buiten
spiegels naar binnen klappen, om » 301
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 304 of 364

Aanwijzingen
beschadiging van de buitenspiegels te voor-
komen. B
uit
enspiegels die elektrisch inge-
klapt kunnen worden mogen niet met de
hand, maar alleen elektrisch in en uit worden
geklapt. VOORZICHTIG
● Was
t u de wagen in een automatische was-
straat, dan wordt aanbevolen onderstaand
proces voor de vergrendeling van de ruiten-
wisserarmen uit te voeren om te vermijden
dat ze naar de bovenzijde van de ruit zouden
worden verplaatst:
–de motorkap moet gesloten zijn
– schakel het contact in en vervolgens weer
uit
– druk de hendel van de ruitenwisser kort
naar voren (ruitensproeierfunctie). De rui-
tenwisserarmen zijn vergrendeld. Milieu-aanwijzing
Wagen alleen op daarvoor aangewezen was-
pl aat
sen wassen. Daar wordt voorkomen dat
eventueel door olie verontreinigd water in het
afvoerwater komt. In bepaalde gebieden is
autowassen buiten zulke wasplaatsen verbo-
den. Sensoren en cameralenzen
●
Sneeuw met een handveger verwijderen en
ij s
b
ij voorkeur met een ontdooispray. ●
Reinig de sensor
en met producten die vrij
zijn van oplosmiddelen en een schone, droge
doek.
● Maak de cameralens met een normaal in
de handel
verkrijgbaar glasreinigingsmiddel
op basis van alcohol nat en veeg de lens met
een droge doek schoon. Bij een active lane
assist* wordt het gedeelte voor de lens nor-
maliter schoongehouden door de ruiten-
sproeiers. VOORZICHTIG
● Als
u de wagen wast met een hogedrukrei-
niger:
–houd dan voldoende afstand tot de sen-
soren in de voor- en achterbumpers.
– Reinig niet de cameralenzen of het ge-
bied daaromheen met de hogedrukreini-
ger.
● Gebruik nooit warm of heet water om snee-
uw en ijs
te verwijderen van de lens van de
achteruitrijcamera, omdat deze daardoor kan
scheuren.
● Bij het schoonmaken van de lens nooit een
onderhoudsmiddel
met een schurende werk-
ing gebruiken. Verzorgen en oppoetsen
Waxbehandeling
D
e c
on
servering beschermt de wagenlak. Ui-
terlijk wanneer op de schone lak het water niet meer duidelijk
als
ronde druppels is te
zien, de wagen door het aanbrengen van een
vaste was opnieuw beschermen.
Ook als in de automatische wasinstallatie re-
gelmatig een vloeibare was wordt gebruikt,
is het aan te bevelen de lak ten minste twee-
maal per jaar met vaste was te beschermen.
Dode insecten die vooral in het warme jaar-
getijde op het voorste gedeelte van de motor-
kap en op de voorbumper achterblijven, kun-
nen overigens veel gemakkelijker van een
goed geconserveerde lak worden verwijderd.
Polijsten
Alleen als de lak van uw wagen dof is gewor-
den en als u met conserveringsmiddelen
geen glans meer kunt verkrijgen, is polijsten
nodig.
Als het toegepaste polijstmiddel geen be-
waarmiddelen bevat, moet vervolgens een
conserveringsmiddel worden aangebracht. VOORZICHTIG
● Beh andel
matte lak of kunststof delen niet
met polijstmiddelen of vaste wax.
● De sierlijsten die om het panoramadak en
de voorruit
lopen, mogen niet met lakpoets-
middelen worden behandeld. U mag deze
echter wel met vaste was behandelen. 302