Page 281 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Wanneer het obstakel zich in de rijrichting
v an de w
ag
en bevindt, is steeds het overeen-
komstige waarschuwingssignaal te horen.
Zodra de wagen een obstakel nadert, worden
de segmenten dichter bij de wagen weerge-
geven. Ten laatste bij het aanduiden van het
voorlaatste segment, betekent dit dat de
botszone bereikt is. In de botszone worden
obstakels in rood weergegeven, evenals ob-
stakels buiten de af te leggen weg. Niet ver-
der achteruitrijden ››› in Beschrijving op
p ag. 276
, ›
›› in Beschrijving op pag. 277!
Bij uitru s
tin
g met Top View Camera*
De segmenten worden niet weergegeven
wanneer de auto Top View Camera* heeft.
Het PDC-systeem waarschuwt akoestisch voor
voorwerpen die zich in de buurt van de ach-
terzijde van de auto bevinden en op het
scherm wordt het beeld van de Top View
Camera* getoond, hetgeen reeds een waar-
heidsgetrouwe weergave is van de voorwer-
pen rond de auto.
De aanwijzingen en akoestische sig-
nal
en aanpassen De indicaties en de akoestische signalen
k
u
nnen w
orden ingesteld in het Easy Con-
nect*-systeem. Volume achter*
Volume ac
hterin.
Instellingen/scherpte van de klank achterin*
Toonregeling (frequentie) voor het achterste
gedeelte.
Volume verlagen
Als de parkeerhulp is ingeschakeld, wordt
het volume van actieve audio/video-bron ver-
laagd; de mate waarin dit gebeurt, verschilt
per gekozen optie.
Foutmeldingen Indien met geactiveerde parkeerhulp of bij
het
in
s
chakelen ervan op het instrumenten-
paneel een bericht verschijnt dat er een fout
is in de parkeerhulp, is er een storing in het
systeem.
Als deze storing is verdwenen voordat het
contact wordt uitgeschakeld, wordt ze niet
akoestisch aangegeven de volgende keer dat
de parkeerhulp wordt geactiveerd bij het
schakelen van de achteruitversnelling.
Als een sensor defect is, verschijnt op het
display van het Easy Connect-systeem het
symbool . Wacht niet te lang met naar een gespeciali-
seerde werkp
laats te gaan om de klacht te la-
ten verhelpen.
Trekhaak Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
teer
de tr
ekhaak de aanhangwagen op elektri-
sche wijze aangesloten is, worden de senso-
ren achteraan voor de parkeerhulp niet geac-
tiveerd bij het schakelen van de achteruitver-
snelling (schakelbak) of wanneer de keuze-
hendel in stand R wordt gezet (automatische
versnellingsbak).
Omgevingscamerasysteem
(Top V
iew Camera)*
Gerelateerde video Afb. 229
Intelligente op-
los s
ingen 279
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 282 of 364

Bedienen
Inleiding tot thema Met behulp van 4 camera's genereert het
sys
t
eem een voorstelling die op het scherm
van het infotainmentsysteem wordt getoond.
De camera's zitten in de grille, in de buiten-
spiegels en in de achterklep.
De functies en voorstellingen van het sys-
teem voor perifeer gezichtsveld kunnen varië-
ren naargelang of de wagen ParkPilot heeft
of niet. ATTENTIE
Met het beeld van de camera's kan de af-
st and w
aarop de obstakels (personen, voer-
tuigen enz.) zich bevinden niet nauwkeurig
berekend worden, het onachtzaam gebruik
van dit systeem kan dus ongevallen en ernsti-
ge letsels veroorzaken.
● De cameralenzen vergroten en vervormen
het gez
ichtsveld en de voorwerpen zien er op
het scherm anders en minder nauwkeurig uit.
● Sommige voorwerpen kunnen niet of
slec
hts vaag getoond worden, bijvoorbeeld
smalle palen of hekken, wegens de resolutie
van het scherm of indien de lichtomstandig-
heden onvoldoende zijn.
● De camera's hebben dode hoeken waarin
personen en ob
jecten niet kunnen worden
waargenomen.
● De lens van de camera's moet schoon ge-
houden worden,
zonder sneeuw of ijs, en mag
niet worden afgedekt. ATTENTIE
De intelligente technologie in het omgeving-
camer a
systeem (Top View Camera*) kan de li-
mieten opgelegd door de natuurkundige wet-
ten niet overwinnen en werkt enkel binnen de
eigen grenzen van het systeem. Het grotere
comfort dat het systeem voor perifeer ge-
zichtsveld biedt mag nooit aanleiding zijn tot
het nemen van grotere risico's. Indien het
systeem nalatig of onbedoeld gebruikt wordt,
kunnen ongevallen en ernstige letsels veroor-
zaakt worden. Ondanks het systeem moet de
bestuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
● Snelheid en rijstijl aanpassen aan het
weer, het
wegdek, het zicht en de verkeers-
omstandigheden.
● Laat u niet afleiden van het verkeer door de
beelden op het s
cherm.
● Houd altijd de omgeving van de wagen in
het oog, aang
ezien de camera's kleine kinde-
ren, dieren en bepaalde voorwerpen niet in
alle situaties perfect opmerkt.
● De plaatsing van een kentekenplaathouder
kan de weer
gaven op het scherm verstoren,
aangezien het gezichtsveld van de camera's
mogelijk op die manier beperkt wordt.
● Het systeem kan wellicht niet alle zones
duidelijk weer
geven. VOORZICHTIG
● De beel den
van de camera op het scherm
zijn enkel tweedimensionaal. Door gebrek
aan ruimtelijk dieptezicht is het mogelijk dat uitstekende voorwerpen of putten in het weg-
dek moei
lijk
of helemaal niet waar te nemen
zijn.
● In bepaalde omstandigheden neemt de ca-
mera v
oorwerpen zoals stangen, vangrails,
palen en dunne bomen niet waar, hetgeen
kan leiden tot schade aan de wagen.
● Het systeem toont de hulplijnen en -vakken
onafhank
elijk van de omgeving van de wa-
gen, er worden geen voorwerpen gedetec-
teerd. De bestuurder moet zelf beoordelen of
de wagen past in de parkeerplaats. VOORZICHTIG
Om een degelijke werking van het systeem te
gar ander
en, houdt u de camera's schoon, ijs-
en sneeuwvrij en plakt u er niets op.
● Gebruik nooit schurende schoonmaakmid-
delen v
oor het schoonmaken van de lens.
● Gebruik nooit lauw of warm water voor het
verw
ijderen van sneeuw of ijs van de lenzen
van de camera's. Anders kunnen de lenzen
beschadigd raken. 280
Page 283 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Systeem voor perifeer gezichtsveld Afb. 230
Weergave van het systeem voor peri-
f eer g
ez
ichtsveld: luchtperspectief. Er kan gekozen worden tussen vier verschil-
l
ende w
eer
gaven:
Legenda van afb. 230:
SymboolBetekenis
AGebied van camera vooraan
BGebied van camera rechts
CGebied van camera achteraan
DGebied van camera links
Actuele voorstelling verlaten.
Driedimensionale weergaven
Afhankelijk van de wagenuitrusting: ge-
luid van ParkPilot in- en uitschakelen.
Legenda van
afb. 230:
SymboolBetekenis
Weergave aanpassen: helderheid, con-
trast en kleur.
Door de beelden van alle camera's te combi-
neren, w
or
dt het luchtperspectief gegene-
reerd ››› afb. 230. Het luchtperspectief
kan worden geselecteerd door te drukken op
de wagen binnen de zone.
Door te drukken op de verschillende gebie-
den ›››
afb. 230 A tot
D van het luchtper-
s pectief
of
beperkte luchtperspectief kan de
overeenkomstige weergave worden geselec-
teerd.
Nodige voorwaarden om het systeem voor
perifeer gezichtsveld te gebruiken
● De portieren en achterklep moeten geslo-
ten z
ijn.
● Het beeld moet duidelijk en betrouwbaar
zijn. Z
o moet bijvoorbeeld de lens van de ca-
mera schoon zijn.
● Het gebied rond de wagen moet duidelijk
en vo
lledig worden getoond.
● De zone om te parkeren of manoeuvreren
moet een effen op
pervlak zijn.
● De wagen mag niet zwaar bela
st zijn aan
de achterzijde.
● De bestuurder moet vertrouwd zijn met het
syst
eem. ●
De wag
en mag geen schade vertonen in de
buurt van de camera's. Als de stand of de in-
bouwhoek van de camera's is veranderd, bij-
voorbeeld na een aanrijding van achteren,
moet een gespecialiseerde werkplaats het
systeem nakijken.
Weergave van de camerabeelden
● Luchtperspectief (vogelvlucht) : voor een
p
anoramisch zicht van de wagen , driedi-
mensionale weergaven, vanuit verschillende
standpunten van de camera's.
● Voorcamera (vooraanzicht): om het v
erkeer
voor de wagen te volgen (kruisende voertui-
gen) , schuin vooruit in te parkeren , bij
het naderen van een obstakel en rijden op
het terrein .
● Zijcamera's (zijaanzicht) : voor w
eergave
van de zone aan de zijkanten van de wagen
links en rechts , of een combinatie van
beide zijden .
● Achtercamera (achteraanzicht): om het v
er-
keer achter de wagen te volgen (voertuigen
die worden gekruist) , schuin achteruit in
te parkeren , recht achteruit in te parkeren
en om een aanhangwagen aan te koppe-
len .
De geselecteerde weergave wordt rechts op
het scherm getoond. In het beperkte lucht-
perspectief aan de linkerkant verschijnt de
weergave geel gemarkeerd. Daarnaast wor-
den in de rechtermarge van het beeld de »
281
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 284 of 364

Bedienen
mogelijke menuopties en weergaven (de zo-
g en
aamde "modi")
van de camera in kwestie
getoond. De op dat moment actieve weerga-
ve (modus) wordt duidelijk aangegeven.
Het beperkte luchtperspectief kan worden
verborgen door te drukken op het symbool ,
op die manier kan de geselecteerde weerga-
ve op het gehele scherm worden getoond.
Gebruiksaanwijzing Afb. 231
Middenconsole: toets voor het hand-
m atig activ er
en/deactiveren van het systeem
voor perifeer gezichtsveld wanneer het in
combinatie met het parkeerhulpsysteem ( )
of het Park Pilot-systeem achteraan ( ) wordt
gebruikt.
Het systeem voor perifeer gezichtsveld in- en
uitschakelen
Handmatig in-
schakelen van
de weergave:
Druk eenmaal op de toets ››› afb.
231.
Op het scherm van het infotainment-
systeem wordt het luchtperspectief
getoond ››› afb. 230. Als u drukt op
de toets
bij meer dan 15 km/u (9
mph), wordt het beeld niet getoond.
Automatisch in-
schakelen van
de weergave:
Achteruitversnelling inschakelen.
OF: De wagen rijdt achteruit.
Het camerabeeld achter de wagen
wordt getoond in de modus van
schuin parkeren met beperkt lucht-
perspectief.
Handmatig uit-
schakelen van
de weergave:
Druk opnieuw op de toets ››› afb.
231.
OF: druk op een toets van het af fa-
briek gemonteerde infotainmentsys-
teem, bijvoorbeeld de toets RADIO
.
OF: druk op de functieknop .
Automatisch
uitschakelen
van de weerga-
ve:Rijd achteruit met meer dan ca. 15
km/u (9 mph).
OF: schakel het contact uit. Het menu
van het systeem voor perifeer ge-
zichtsveld verdwijnt meteen. Bijzonderheden
Voorbeelden van gezichtsbedrog veroorzaakt
door de camera's:
De camerabeelden van het systeem voor perifeer ge-
zichtsveld zijn enkel tweedimensionaal. Door gebrek
aan ruimtelijke diepte is het moeilijk of zelfs onmogelijk
om putten in de weg of voorwerpen die uitsteken uit de
bodem of uit andere voertuigen te herkennen op het
scherm.
Bij de volgende omstandigheden lijkt het of voorwerpen
of andere voertuigen dichterbij of verder weg zijn op het
scherm dan in werkelijkheid:
– Bij het overgaan van een vlakke ondergrond naar een
helling.
– Bij het overgaan van een helling naar een vlakke on-
dergrond.
– Als achter in de wagen te veel lading ligt.
– Als de wagen in de buurt van uitstekende voorwerpen
komt. Deze voorwerpen kunnen buiten de zichtbaar-
heidshoek van de camera's vallen.
Rijden met een aanhangwagen
Het
sy
s
teem voor perifeer gezichtsveld ver-
bergt in de zone van de achtercamera alle
oriëntatiehulplijnen wanneer de af fabriek
gemonteerde trekhaak elektrisch is verbon-
den met een aanhangwagen ››› pag. 288.
282
Page 285 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Let op
Om vertrouwd te raken met het systeem voor
perifeer g ez
ichtsveld en zijn functies, beveelt SEAT aan om te oefenen met de bediening
van het
sy
steem op een plaats met weinig
verkeer of in een parking. Menu's van het omgevingscamerasysteem (modi)
Afb. 232
Weergave op het display van het sys-
teem v
oor perifeer gezichtsveld: Voorcamera:
weergave terreinrijden. Achtercamera: weer-
gave terreinrijden.
Legenda van afb. 232:
SymboolBetekenis
Afhankelijk van de wagenuitrusting: ge-
luid van ParkPilot in- en uitschakelen.
Beperkte weergave tonen.
Beperkte weergave verbergen.
Weergave van het systeem voor perifeer
gezichtsveld verlaten.
Weergave aanpassen: helderheid, con-
trast en kleur. Weergaven van het luchtperspectief (vogel-
vluc
ht)
AanzichtWeergave op het scherm van alle
camera's
Hoofdmo-
dus
De wagen en directe omgeving worden
van boven weergegeven. Naargelang de
uitrusting kan ook het traject van ParkPilot
worden getoond.
AanzichtWeergave op het scherm van alle
camera's
Driedimen-sionale
weergaven
De wagen en omgeving worden
van boven weergegeven.
De wagen en omgeving worden
schuin van boven weergegeven.
De wagen en omgeving worden
schuin weergegeven.
Door met uw vinger over het scherm van het
infot
ainmentsy
steem te gaan in de richting
van de pijlen, kunt u de gezichtshoek wijzi-
gen in de driedimensionale weergaven van
de wagen en zijn omgeving. »
283
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 286 of 364

Bedienen
Weergaven van de voorcamera (vooraanzicht)AanzichtWeergave op het scherm van de
voorcamera
Verkeer in
dwarsrich-
ting aan de voorzijde
Deel links van het scherm: straat in
dwarsrichting aan de linkerzijde.
Deel midden op het scherm: gebied di-
rect voor de wagen.
Deel rechts van het scherm: straat in
dwarsrichting aan de rechterzijde.
Schuin par- keren
Het gebied voor de wagen wordt ge-
toond. Als hulpmiddel worden de oriën-
tatielijnen weergegeven.
Terreinrijden
Het gebied direct voor de wagen wordt
van boven weergegeven. Bijvoorbeeld
in een glooiing om het gebied direct
voor de wagen te zien. De rode lijn
wordt getoond op een afstand van ca.
0,4 m ten opzichte van de wagen. Weergaven van de zijcamera (zijaanzicht)
AanzichtWeergave op het scherm van de
zijcamera's
Links en
rechts
De gebieden direct aan de zijkanten
van de wagen worden van boven weer-
gegeven, om nauwkeuriger rond moge-
lijke obstakels te kunnen rijden. De
oranje hulplijnen worden getoond op
een afstand van ca. 0,4 m ten opzichte
van de wagen.
AanzichtWeergave op het scherm van de
zijcamera's
Links
Het gebied direct naast de wagen aan
de bestuurders- of bijrijderszijde wordt
schuin getoond en de dode hoeken
langs de wagen kunnen worden weer-
gegeven. De oranje hulplijn wordt ge-
toond op een afstand van ca. 0,4 m ten
opzichte van de wagen.
Rechts
Weergaven van de achtercamera (achteraan-
zic
ht)
AanzichtWeergave op het scherm van de
achtercamera
Schuin par-
keren
Het gebied achter de wagen wordt ge-
toond. Ter oriëntatie worden hulplijnen
weergegeven.
Recht parke- ren
De initiële positie van de wagen bij het
starten van deze functie is een bepalen-
de factor voor de plaats waarop het
hulpsysteem het manoeuvre zal beëin-
digen.
AanzichtWeergave op het scherm van de
achtercamera
Terreinrijdenof functie
aanhangwa-
gen aankop- pelen
Het achterste deel van de wagen wordt
getoond. De rode hulplijn geeft de vei-
ligheidsafstand aan.
In wagens met af fabriek gemonteerde
trekhaak worden groene en rode half-
ronde hulplijnen getoond. De hulplijnen
geven de afstand tot de trekhaak aan.
De afstand tussen de hulplijnen (groen
en rood) bedraagt ca. 0,3 m. De oranje
hulplijn geeft naargelang de draaihoek
van het stuur de vooraf berekende rich-
ting van de trekhaak aan.
In wagens zonder af fabriek gemonteer-
de trekhaak bedraagt de afstand van de
rode hulplijn tot de wagen ca. 0,4 m. Er
wordt geen andere hulplijn getoond.
Verkeer in
dwarsrich-
ting aan de achterzijde
Deel links van het scherm: straat in
dwarsrichting aan de linkerzijde.
Deel midden op het scherm: gebied di-
rect achter de wagen.
Deel rechts van het scherm: straat in
dwarsrichting aan de rechterzijde. 284
Page 287 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Achteruitrijsysteem (Rear View
C amer
a)*
V
eiligheidsaanwijzingen en gebruiks-
instructies ATTENTIE
● De ac ht
eruitrijhulp kan niet heel nauwkeu-
rig de afstand tot obstakels meten (personen,
voertuigen enz.) noch kan hiermee meer be-
reikt worden dan zonder de hulp. Daarom be-
staat er mogelijk gevaar voor ongevallen en
zware verwondingen als het achteloos of zon-
der de nodige aandacht wordt gebruikt. De
bestuurder moet altijd de omgeving nauw-
keurig observeren zodat de bewegingen in al-
le veiligheid gebeuren.
● De cameralens vergroot en vervormt het ge-
zicht
sveld en dit kan voorwerpen anders en
minder nauwkeurig weergeven op het scherm
dan ze in werkelijkheid zijn. Dit effect zorgt
ook voor een vervormde weergave van afstan-
den.
● Door de schermresolutie of door zwakke
lichtoms
tandigheden kunnen bepaalde voor-
werpen niet of slechts gedeeltelijk zichtbaar
zijn. Let speciaal op palen, afsluitingen, hek-
ken of kleine boompjes die de wagen kunnen
beschadigen doordat ze onzichtbaar zijn op
het scherm.
● De achteruitrijhulp heeft dode hoeken
waarin noch per
sonen of voorwerpen te zien
zijn (bijv. kleine kinderen, dieren of bepaalde voorwerpen liggen mogelijk niet in zijn ge-
zic
ht
sveld). Hou altijd goed de omgeving van
de wagen in het oog.
● Houd de cameralens schoon en vrij van
sneeuw en ij
s. Dek ze niet af.
● Ondanks het systeem moet de bestuurder
te al
len tijde opmerkzaam blijven. Controleer
altijd het parkeermanoeuvre en de omgeving
van de wagen. De snelheid en de rijstijl aan-
passen aan het zicht, het weer, het wegdek
en het verkeer.
● Laat u niet afleiden van het verkeer door de
beelden op het s
cherm.
● De beelden van de achteruitrijhulp op het
scherm
zijn slechts tweedimensionaal. Door
gebrek aan ruimtelijk dieptezicht is het mo-
gelijk dat uitstekende voorwerpen of putten
in het wegdek moeilijk of helemaal niet waar
te nemen zijn.
● De lading van de wagen beïnvloed de weer-
gave
van de geprojecteerde oriëntatielijnen.
De breedte van deze lijnen vermindert vol-
gens het niveau van de lading van de wagen.
Speciaal opletten voor de omgeving van de
wagen als het interieur of de bagageruimte
volgeladen is.
● Bij de volgende omstandigheden lijkt het of
voorw
erpen of andere voertuigen dichterbij of
verder weg zijn op het scherm dan in werke-
lijkheid. Let vooral op in de volgende geval-
len:
– Bij het overgaan van een vlakke onder-
grond naar een helling. –
Bij het o v
ergaan van een helling naar een
vlakke ondergrond.
– Als achter in de wagen te veel lading ligt.
– Als de wagen dichter bij voorwerpen
komt die niet op het grondoppervlak lig-
gen of die uitsteken vanaf een steunpunt
op de grond. Deze voorwerpen kunnen bij
het achteruitrijden buiten de gezichts-
veld van de camera vallen. Let op
● Het is
ook belangrijk om speciaal te letten
en voorzichtig te zijn als de bestuurder nog
niet met het systeem vertrouwd is.
● De achteruitrijhulp is niet beschikbaar in-
dien de achterk
lep openstaat. Gebruiksaanwijzing
Afb. 233
In de greep van de achterklep: in-
bou wp
l
aats van achteruitkijkcamera. » 285
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 288 of 364

Bedienen
Een in de greep van de achterklep ingebouw-
de c amer
a helpt
de bestuurder bij het achter-
uit parkeren of manoeuvreren ››› afb. 233.
Het beeld van de camera wordt weergegeven
samen met enkele door het systeem gepro-
jecteerde oriëntatielijnen op het display van
het Easy Connect-systeem. In het onderste
gedeelte van het scherm is een deel van de
bumper te zien die overeenkomt met het ge-
bied van het kenteken als referentie voor de
gebruiker.
Achteruitrijhulp instellen
De achteruitrijhulp biedt de gebruiker de mo-
gelijkheid om helderheid, contrast en kleur
van het beeld in te stellen.
Om die instellingen uit te voeren:
● Breng de wagen op een veilige plaats tot
stil
stand.
● Schakel de parkeerrem in.
● Contact inschakelen.
● Schakel zo nodig het Easy Connect-sys-
teem in.
● Sch
akel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● Druk op de functietoets aan de recht
er-
kant van het beeld.
● Voer de gewenste instellingen in het menu
uit door t e drukk
en op de functietoetsen –/+,
of door de overeenkomstige schuifknop te
bewegen. Vereiste omstandigheden om te parkeren en
te m
anoeu
vreren met de achteruitrijhulp
Gebruik het systeem in de volgende gevallen
niet:
● Als geen betrouwbaar beeld te zien is of als
het v
ervormd is, bijvoorbeeld in het geval
van slechte zichtbaarheid of als de lens vuil
is.
● Als het gebied achter de wagen niet helder
zicht
baar is of slechts onvolledig te zien is.
● Als achter in de wagen te veel lading ligt.
● Als de stand of de inbouwhoek van de ca-
mera is
veranderd, bijvoorbeeld na een aan-
rijding van achteren. Laat het systeem door
een gespecialiseerde werkplaats controleren.
Vertrouwd raken met het systeem
Om vertrouwd te raken met het systeem, de
oriëntatielijnen en hun functie en hoe te par-
keren en te manoeuvreren met de achteruit-
rijhulp raadt SEAT aan te oefenen op een plek
met weinig verkeer of een parkeerplaats als
de weersomstandigheden en zichtbaarheid
gunstig zijn.
Cameralens schoonmaken
Houd de cameralens schoon en vrij van snee-
uw en ijs:
● De lens met universeel glasreinigingsmid-
del op alc oho
lbasis bevochtigen en de lens
met een droge doek schoonmaken. ●
Sneeuw met een h
andveger verwijderen.
● Verwijder ijs bij voorkeur met een ontdoois-
pray
. VOORZICHTIG
● Gebruik nooit
schurende schoonmaakmid-
delen voor het schoonmaken van de lens.
● Gebruik nooit lauw of warm water voor het
verw
ijderen van sneeuw of ijs van de ruiten
en buitenspiegels. Anders kan de lens be-
schadigd raken. Parkeren en manoeuvreren met de
ac
ht
eruitrijhu
lp Afb. 234
Weergave op het display van het Ea-
sy C
onnect
-systeem: oriëntatielijnen. Systeem in- en uitschakelen
● De achteruitrijhulp wordt ingeschakeld als
het c
ont
act aan is of de motor draait en wan-
neer de achteruitrijversnelling wordt gekozen
286