De essentie
Ingeschakeld: Rijd niet ver-
der! Motorkoelvloeistofpeil te
laag, koelvloeistoftempera-
tuur te hoog
››› pag. 318
Knippert: storing in het motor-
koelvloeistofsysteem.
Niet verder rijden!
De motoroliedruk is te laag.
Als het lampje knippert hoe-
wel het oliepeil in orde is, niet
verder rijden. De motor mag
ook niet stationair draaien.
››› pag. 315
Storing aan de accu.›››
pag. 320
Rijlicht geheel of gedeeltelijk
defect.›››
pag. 110
Fout in het systeem van de
bochtenverlichting.››› pag. 156
Roetfilter verstopt.›››
pag. 216
Het vloeistofpeil voor het was-
sen van de spiegels is te laag.›››
pag. 161
Knippert: storing bij de detec-
tie van het oliepeil. Handma-
tig controleren.
›››
pag. 315
Ingeschakeld: motoroliepeil te
laag.
storing aan de versnellings-
bak.›››
pag. 211
Grootlichtregeling (Light As-
sist) ingeschakeld.›››
pag. 155
gaat wit branden:
De bergaf-
daalhulp (HDC) is actief.
gaat grijs branden: De bergaf-
daalhulp (HDC) is niet actief.
Het systeem is ingeschakeld
maar regelt niet.
››› pag. 221
Startblokkering actief.›››
pag. 140
Service-intervalindicatie.›››
pag. 44
Mobiele telefoon gekoppeld
via Bluetooth met origineel
handsfree apparaat.
›››
brochure
Audio- of
navigatie-
systeem
Indicatie ladingstoestand ac-
cu mobiele telefoon. Uitslui-
tend beschikbaar voor appara-
ten die zijn gemonteerd af fa-
briek.
IJzelwaarschuwing. Buiten-
temperatuur is lager dan +4°C
(+39°F).›››
pag. 42
Start-stopsysteem ingescha-
keld.
›››
pag. 219 Start-stopsysteem niet be-
schikbaar.
Staat van rijden met laag ver-
bruik›››
pag. 123
›››
pag. 122 In het dashboard
Afb. 53
Controlelampje voor het buiten werk-
in g s
t
ellen van de bijrijdersairbag.
De voorairbag van de bijrijder is
uitgeschakeld (
).
››› pag.
92
De voorairbag van de bijrijder is
ingeschakeld (
).
››› pag.
92
››› in De bijrijdersvoorairbag in- en uit-
schakelen* op pag. 92
››› pag. 91 49
Airconditioning
Airconditioning
V er
w
arming, ventilatie en koe-
ling
Inleiding Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 52
De informatie van de Climatronic weergeven
Op het scherm van de regeleenheid van de
Climatronic en het scherm van het af fabriek
geïntegreerde Easy Connect-systeem worden
de theoretische waarden voor de tempera-
tuurbereiken getoond.
In het Easy Connect-systeem kan de meet-
eenheid voor de temperatuur worden omge-
zet.
Stof- en pollenfilter
Het stof- en pollenfilter met actief koolpa-
troon verlaagt de verontreiniging van de
lucht die het interieur binnenstroomt.
Het stof- en pollenfilter moet regelmatig wor-
den vervangen om te voorkomen dat de
werking van de airconditioning negatief
wordt beïnvloed.
Indien het rendement van het filter reeds eer-
der vermindert omdat de wagen in een sterk
verontreinigde omgeving gebruikt wordt, moet het filter vervangen worden zonder het
ver
s
trijken van het voorziene interval af te
wachten. ATTENTIE
Als het zicht door alle ruiten van de wagen
niet g oed i
s, neemt het risico op ongevallen
met ernstige gevolgen toe.
● Zorg ervoor dat alle ruiten ijs- en sneeuw-
vrij zijn, en d
at ze niet beslagen zijn om goed
te kunnen kijken wat er buiten de wagen alle-
maal gebeurt.
● Het maximale verwarmingsvermogen en de
zo snel
mogelijke ontwaseming van de ruiten
worden verkregen wanneer de motor zijn nor-
male werkingstemperatuur bereikt. Ga alleen
rijden als het zicht goed is.
● Zorg er altijd voor dat u het verwarmings-
en venti
latiesysteem, de airconditioning en
de achterruitverwarming gebruikt om goed te
kunnen zien wat er buiten de wagen allemaal
gebeurt.
● Laat de luchtcirculatie nooit gedurende een
lang
e periode aan. Wanneer het koelsysteem
niet werkt en de circulatiefunctie aan staat,
kunnen de ruiten snel beslaan en kan het
zicht zo aanzienlijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heef
t. ATTENTIE
Gebruikte lucht verhoogt de vermoeidheid en
leidt t
ot concentratieverlies van de bestuur- der. Dit kan een ernstig ongeval tot gevolg
hebben.
● Sc h
akel de ventilator nooit gedurende lan-
gere tijd uit
en gebruik de luchtcirculatiefunc-
tie niet gedurende een lange tijd omdat de
lucht in de wagen niet ververst wordt. VOORZICHTIG
● Het interieurluc
htfilter moet altijd in een
SEAT-garage worden vervangen.
● Als u vermoedt dat de airconditioning de-
fect i
s, moet u deze onmiddellijk uitzetten.
Hierdoor wordt bijkomende schade voorko-
men. Laat de wagen door een gespecialiseer-
de werkplaats nakijken.
● Reparatiewerkzaamheden aan de aircondi-
tioning v
ereisen bijzondere vakkennis en
speciaal gereedschap. Geadviseerd wordt om
naar de werkplaats van een officiële SEAT
dealer te gaan. Let op
● Als
het koelsysteem uitgeschakeld is,
wordt de lucht die van buiten wordt aangezo-
gen, niet ontvochtigd. Om te voorkomen dat
de ruiten beslaan, adviseert SEAT aan de koe-
ling (compressor) ingeschakeld te laten. Voor
het inschakelen toets indrukken. Het con-
tro l
elampje in de toets moet gaan branden.
● Het maximale verwarmingsvermogen en de
zo snel
mogelijke ontwaseming van de ruiten
worden verkregen wanneer de motor zijn nor-
male werkingstemperatuur bereikt. » 181
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Airconditioning
in de gewenste richting. Als het wieltje in de
s t
and
staat, is het luchtrooster gesloten.
● De luchtrichting oriënteren met de hendel
van het
ventilatierooster.
Er zijn ook luchtroosters die niet versteld
kunnen worden; deze zijn te vinden in het
dashboard 2 , in de beenruimte en achterin
de w ag
en. Let op
Plaats nooit voedingsmiddelen, medicijnen of
andere v
oorwerpen die gevoelig zijn voor
temperaturen voor de luchtroosters, ze kun-
nen beschadigd of onbruikbaar raken als ge-
volg van de lucht die uit de luchtroosters
stroomt. Luchtrecirculatiestand
Basisbegrippen
Luchtrecirculatie:
Handmatig ingestelde circulatie
In de circulatiefunctie wordt vermeden dat
b
uit
en
lucht terechtkomt in het interieur.
Bij zeer hoge buitentemperaturen moet de
handmatige instelling van de circulatiefunc-
tie kort geselecteerd worden om het interieur
sneller af te koelen. Uit veiligheidsoverwegingen wordt de lucht-
recir
culatie uitgeschakeld zodra op knop
wordt gedrukt of de luchtverdeelknop
op wordt gezet.
Handmatige circulatiefunctie in- en uitscha-
kelen
Inschakelen: druk op de knop tot het con-
trolelampje gaat branden.
Uitschakelen: druk op de knop tot het
controlelampje uitgaat.
Werking van de automatische circulatiefunc-
tie (menu van de klimaatregeling)
Als de automatische circulatiefunctie is geac-
tiveerd, wordt verse lucht toegelaten tot het
interieur van de wagen. Wanneer het systeem
een verhoogde concentratie aan schadelijke
stoffen in de buitenlucht vaststelt, wordt de
circulatiefunctie automatisch ingeschakeld.
Wanneer het verontreinigingsniveau opnieuw
een normaal peil bereikt, wordt de circulatie-
functie uitgeschakeld.
Het systeem is niet in staat om onaangena-
me geuren op te sporen.
De circulatiefunctie wordt niet automatisch
ingeschakeld in uitvoeringen zonder vocht-
sensor en in geval van de volgende buiten-
omstandigheden:
● De buitentemperatuur is lager dan +3°C
(+38°F). ●
Het koel systeem is uitgeschakeld en de
omgevingstemperatuur is lager dan +10°C
(+50°F).
● Het koelsysteem is uitgeschakeld, de om-
gevin
gstemperatuur is lager dan +15°C
(+59°F) en de ruitenwisser is ingeschakeld.
Het in- en uitschakelen van de automatische
luchtrecirculatie is mogelijk in het menu van
de klimaatregeling, onder Configuratie. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Inleiding op
pag. 181 in ac
ht nemen.
● Wanneer het koelsysteem niet werkt en de
circ
ulatiefunctie aanstaat, kunnen de ruiten
snel aandampen en kan het zicht zo aanzien-
lijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heef
t. VOORZICHTIG
In wagens met airconditioning wordt aanbe-
vo l
en niet te roken wanneer de circulatiefunc-
tie is ingeschakeld. De aangezogen rook kan
neerslaan op de verdamper van het koelsys-
teem en op het actieve koolpatroon van het
stof- en pollenfilter, wat leidt tot een perma-
nente onaangename geur. » 185
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Zodra het energieverbruik een risico wordt
v oor het
opnieu
w starten van de motor, ver-
schijnt in wagens met bestuurdersinformatie-
systeem* een tekst.
Daarin wordt de bestuurder gevraagd de mo-
tor te starten om de accu bij te laden.
Bij draaiende motor
Hoewel tijdens het rijden elektrische energie
wordt opgewekt, kan de accu toch ontladen.
Dit gebeurt vooral dan als weinig energie
wordt opgewekt en veel wordt verbruikt ter-
wijl de ladingstoestand van de accu niet opti-
maal is.
Om de energiebalans weer in evenwicht te
krijgen, krijgen verbruikers die bijzonder veel
energie verbruiken tijdelijk minder energie of
worden ze zelfs uitgeschakeld. Vooral verwar-
mingssystemen gebruiken veel energie. Als u
constateert dat bijvoorbeeld de stoelverwar-
ming* of achterruitverwarming niet verwarmt,
krijgt ze tijdelijk minder energie of is ze uit-
geschakeld. De systemen zijn weer beschik-
baar zodra de energiehuishouding weer in
evenwicht is.
Bovendien zult u vaststellen dat het statio-
nair toerental zo nodig licht wordt verhoogd.
Dit is normaal en geen reden tot ongerust-
heid. Door het verhogen van het stationaire
toerental wordt de meer benodigde energie
opgewekt en de accu opgeladen. Motorregeling en uitlaatgasrei-
nigings
systeem
Inleiding tot thema ATTENTIE
● Van w
ege de hoge temperaturen die in het
uitlaatgasreinigingssysteem (katalysator of
roetfilter voor dieselmotoren) kunnen voorko-
men, mag u de wagen niet boven licht ont-
vlambaar materiaal parkeren (bijv. wei of bos-
rand). - brandgevaar!
● Geen conserveringsmiddelen gebruiken
voor v
oor de bodem van de wagen in de zone
bij de uitlaat - brandgevaar! Let op
Zolang de controlelampjes , , of
b lij
ven branden, kunnen er storingen in de
motor zijn; daardoor kan het brandstofver-
bruik toenemen en de motor vermogen verlie-
zen. Katalysator
3 Geldt
voor wagens met benzinemotor
Er m
ag alleen loodvrije benzine worden ge-
tankt, omdat anders de katalysator kapot-
gaat.
De tank mag nooit helemaal worden leegge-
reden, omdat dit dan door de onregelmatige brandstofvoorziening tot overslaan van de
ontst
ek
ing kan leiden. In dat geval komt on-
verbrande benzine in het uitlaatsysteem, het-
geen tot oververhitting en beschadiging van
de katalysator kan leiden.
Roetfilter 3 Geldt voor wagens met dieselmotor
Het r
oetfilter voor dieselmotoren filtert vrijwel
alle roetdeeltjes uit de uitlaatgassen. Tijdens
normaal rijden wordt het filter vanzelf gerei-
nigd. Het roetfilter bij dieselmotoren regene-
reert automatisch; er is geen controlelampje
dat dit aangeeft. Het is mogelijk dat u
een verhoging van het motortoerental bij sta-
tionair draaien opmerkt en een bepaalde
geur ruikt.
Als de automatische reiniging van het filter
niet wordt uitgevoerd (bijv. omdat u steeds
korte afstanden rijdt met de wagen), hopen
zich roetdeeltjes op in het filter en gaat het
controlelampje van het roetfilter bij die-
selmotoren branden.
Om dan de automatische reiniging van het
filter mogelijk te maken, gaat u als volgt te
werk: rijd gedurende ca. 15 minuten met een
snelheid van minimaal 60 km/u (37 mpu) in
de 4e of 5e versnelling (automatische trans-
missie: keuzehendelstand S). Houd het mo-
tortoerental op ca. 2000 tpm. Door de tempe-
ratuurverhoging wordt het roet in het filter
216
Aanwijzingen
ACEA B4 (dieselmotoren) hoogstens 0,5 liter
eenm alig w
or
den bijgevuld.
Wagens met roetfilter voor dieselmotoren*
In het Onderhoudsprogramma staat of uw
wagen met een roetfilter voor dieselmotoren
is uitgerust.
Bij wagens die zijn uitgerust met een roetfil-
ter voor dieselmotoren mag uitsluitend mo-
torolie volgens specificatie VW 507 00 wor-
den bijgevuld. Dat is een low SAPS-motor-
olie. Het gebruik van andere typen motorolie
kan ertoe leiden dat het roetfilter eerder ver-
stopt raakt, waardoor de levensduur ervan
wordt verminderd. Daarom:
● Niet vermengen met andere oliesoorten.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil t
e laag is ››› pag. 316, Motoroliepeil
controleren en de voor uw wagen voorge-
schreven olie niet beschikbaar is, mag met
oliesoorten volgens specificatie VW 506 00
resp. VW 506 01 of VW 505 00 resp.
VW 505 01 of ACEA B3 resp. ACEA B4 hoog-
stens 0,5 liter eenmalig worden bijgevuld. Motoroliepeil controleren
Afb. 240
Oliepeilstok. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 59
Het motoroliepeil kan op de oliepeilstok wor-
den afgelezen.
Oliepeil controleren
– De wagen in horizontale stand parkeren.
– De motor kort stationair laten draaien en
uitzetten w
anneer de bedrijfstemperatuur
bereikt is.
– Ca. twee minuten wachten.
– Oliepeilstok uit de geleidingspijp trekken.
Oliepeil
stok met een schone doek afvegen
en tot de aanslag weer in de geleidingspijp
duwen. –
Verv
olgens de oliepeilstok er weer uittrek-
ken en het oliepeil controleren ››› afb. 240.
Indien nodig motorolie bijvullen.
Afhankelijk van de rijstijl en het gebruik van
de wagen kan het olieverbruik tot 0,5 l/1.000
km bedragen. Bij de eerste 5.000 kilometer
kan het verbruik hoger liggen. Het motorolie-
peil moet daarom regelmatig worden gecon-
troleerd - bij voorkeur elke keer bij het tanken
en vóór langere ritten. ATTENTIE
Werkzaamheden aan de motor of in de motor-
ruimte dienen met de nodig
e voorzichtigheid
uitgevoerd te worden.
● Let vóór alle werkzaamheden in het motor-
compar
timent op de waarschuwingen ››› pag.
313. VOORZICHTIG
Als het oliepeil zich boven het gebied A be-
vindt, de mot or niet
starten. Dit kan schade
aan de motor en de katalysator tot gevolg
hebben. Een Technische Dienst raadplegen. 316
Trefwoordenlijst
Dichtschuiven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 ac ht
erk
lep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Diesel motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
voorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Dieselolie roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
voorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Digitale klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Display van de radio: schoonmaken . . . . . . . . . . 304
Dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
indicatie in de buitenspiegel . . . . . . . . . . . . . . 251
rijsituaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253
Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
DSG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
DSG-versnellingsbak: zie Automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . 204
Dynamische lichtbundel-hoogteverstelling . . . . 159
E E10 zie Ethanol (brandstof) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
Easy Connect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34, 127
Easy Connect-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Easy Open . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
EDS zie Elektronisch sperdifferentieel . . . . . . . . . . 200 Een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
achterlic ht in de achterklep . . . . . . . . . . . . . . . 114
achterlicht in zijpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
dimlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
kentekenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
knipperlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
mistlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Een wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 afsluitende werkzaamheden . . . . . . . . . . . . . . . 69
Efficiency-programma besparingstips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
extra verbruikers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Elektrische apparaten zie Stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Elektrische ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . 18, 148 comfortopenen en -sluiten . . . . . . . . . . . . . . . 149
Elektro-mechanische besturing . . . . . . . . . . . . . . 211 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Elektromechanische parkeerrem . . . . . . . . . . . . . 197 aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
automatische inschakeling . . . . . . . . . . . . . . . 197
automatisch uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 197
noodstopfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
Elektronisch beheer van het aandrijfkoppel (XDS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Elektronische automatische blokkering . . . . . . . 200
Elektronische stabiliseringscontrole (ESC) . . . . . 200
Elektronische startblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Elektronisch sperdifferentieel . . . . . . . . . . . . . . . 200
Emergency Assist zie Noodhulpsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
Emissiegegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333
Energiemanagement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214 ESC
elektroni sche stabiliseringscontrole . . . . . . . . 200
rem voor meervoudige aanrijdingen . . . . . . . . 201
Sport-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Ethanol (brandstof) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
Event Data Recorder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Extra verbruikers (efficiency-programma) . . . . . . . 43
Extra verwarming zie Interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . 187
F Fietsendrager maximumbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
monteren op de wegklapbare kogelkop . . . . . 292
Filehulpsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247 functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 248
situaties waarin het moet worden uitgescha-keld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247
Frontairbag aan bijrijderszijde Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Frontairbag aan bijrijderszijde buiten werking stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Frontale botsingen en natuurkundige wetten . . . 84
Front Assist aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . 229
zie ook Noodremhulpsysteem . . . . . . . . . . . . . 229
Full-LED koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Functie Coming Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Functie Leaving Home . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Functiestoringen automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 234
glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
inparkeersysteem (Park Assist) . . . . . . . . . . . . 262
katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Noodremhulpsysteem (Front Assist) . . . . . . . . 230
350
Trefwoordenlijst
roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
tr ek
h
aak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
G Geluiden automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 234
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69, 323
ESC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
parkeerrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
Geluidssignaal lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
veiligheidsgordel niet vastgegespt . . . . . . . . . . 81
waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 125
Gevarendriehoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 334
Glazen dak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150 functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
rolgordijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
sluitkrachtbegrenzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Gordel spannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Gordelspanners . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 86 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
GRA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Grootlichtassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Grootlichthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Grote Onderhoud Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
H
Handbediende airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . 54
Handrem zie Parkeerrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197 HDC
zie B ergafdaalhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Het contact in- en uitschakelen . . . . . . . . . . 30, 191
Hoedenplank opbergen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Hoofdairbags beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
hoofdsteunen achterin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
hoofdsteunen voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
regeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Hoofdsteunen regelen hoofdsteunen voorin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Hoofdsteunen uit- en inbouwen . . . . . . . . . . . . . 166
Hulp bij het achteruit parkeren . . . . . . . . . . . . . . 276
Hulpsystemen ACC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
Auto Hold-functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 233
bandencontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 328
bandenspanningscontrolesysteem . . . . . . . . . 327
bandenspanningsindicatie . . . . . . . . . . . . . . . 329
bergafdaalhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp(RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
filehulpsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247
hulp bij het achteruit parkeren . . . . . . . . . . . . 276
inparkeersysteem (Park Assist) . . . . . . . . . . . . 262
noodhulpsysteem (Emergency Assist) . . . . . . 248
noodremmen (Front Assist) . . . . . . . . . . . . . . . 229
omgevingscamerasysteem (Top View Camera) . . .279
parkeerhulp Plus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
Snelheidsregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 224
systeem van verkeerstekenherkenning . . . . . 258 uitparkeerhulp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
vermoeidheidsherk
enning . . . . . . . . . . . . . . . . 261
I
Inbraakbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 132, 140
Indicatie van de versnellingen . . . . . . . . . . . . . . . 42
Inertiestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210
Infotainmentsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Inparkeersysteem (Park Assist) . . . . . . . . . . . . . . 262 automatische remingreep . . . . . . . . . . . . . . . . 270
automatisch onderbreken . . . . . . . . . . . . . . . . 264
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262
recht parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267
schuin parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267uitparkeren (enkel rechte parkeerplaatsen) . . 269
voortijdig beëindigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
voorwaarden om te parkeren . . . . . . . . . . . . . . 267
voorwaarden om uit te parkeren . . . . . . . . . . . 269
Inrijden nieuwe banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323
nieuwe motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
nieuwe remblokken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
Inspectiebeurt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
Instapverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
instellen CAR-menu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34, 127
hoofdsteunen achterin . . . . . . . . . . . . . . . 80, 166
hoofdsteunen voorin . . . . . . . . . . . . . . . . 79, 166
lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
Instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121, 122
instrumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
menu's . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
351
Trefwoordenlijst
Stoelverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
St of
- en po
llenfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 181
Stoffering: schoonmaken alcantara . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
textiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Stopcontacten aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293
Stroom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171
Stuurbekrachtiging zie Elektro-mechanische besturing . . . . . . . . . 211
Stuurwiel instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
peddels (automatische versnellingsbak) . . . . 207
Verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Symbool van steeksleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Systeem van verkeerstekenherkenning . . 258, 259 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
beperkte werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
schade aan de voorruit . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258
snelheidswaarschuwing . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
weergave op het display . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
T Tankdop openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308 brandstofpeilmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
tankklep openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308
Tankklep openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Tashaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Technische gegevens dakbelasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 180
kogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 320 Technische kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333
Techni
sche wijzigingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
Textiel: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Tiptronic (automatische versnellingsbak) 204, 207
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121, 122
Topsnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Top Tether . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 29, 30
Top Tether-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 29, 30
Top View Camera zie Omgevingscamerasysteem (Top View Ca-mera) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 289
een fietsendrager monteren . . . . . . . . . . . . . . 292
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294
kogelkop met elektrische ontgrendeling . . . . 291
naderhand monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
zie ook Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333
Tyre Mobility System zie Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
U
Uitlaatgascontrolesysteem Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Uitlaatgasreinigingssysteem katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
roetfilter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Uitlaatgasreinigingssysteem (diesel) . . . . . . . . . 311
Uitlaatpijp: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Uitparkeerhulp (RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . 250, 254 Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
Uitparkeren met het inparkeersysteem . . . . . . . 269
Uitrustingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171, 299
Uittrekblokkering contactsleutel . . . . . . . . . . . . . 191
USB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
USB/AUX-IN-ingang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 V
Veiligheid b
ijrijdersairbag buiten werking stellen . . . . . . . 22
kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
veiligheid van kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
veilig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Veiligheidsaanwijzingen Gebruik van de kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . 24, 94
gebruik van de veiligheidsgordels . . . . . . . . . . 83
Gordelspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
knie-airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
zijairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81 beschermende werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
doel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81, 87
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20, 85
Niet omgegespt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
veiligheidsaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Veiligheidsgordels losgespen . . . . . . . . . . . . . 20, 85
Veiligheidsontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Veiligheidsvoorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Veilig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Velgen een wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
kettingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 335
schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Vergrendelen en ontgrendelen in de slotcilinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
met de knop voor de centrale vergrendeling . 135
met Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
Verkeerde zithouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Verkeersborden weergave op het display . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
Verlichting van het instrumentenpaneel . . . . . . 160
357