Inhoudsopgave
Automatische versnellingsbak/automatische
D SG-
v
ersnellingsbak* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
Besturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Inrijden en zuinig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Energiemanagement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Motorregeling en uitlaatgasreinigingssys-
teem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Aan
wijzingen voor het rijden . . . . . . . . . . . . . . . 217
Systemen ter ondersteuning van de bestuur-
der . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
Start/stop-systeem* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
Bergafdaalhulp (HDC) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Auto Hold-functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
Snelheidsregelsysteem (SRS)* . . . . . . . . . . . . . 224
Snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225
Noodremhulpsysteem (Front Assist)* . . . . . . . . 229
Adaptive Cruise Control ACC (automatische af-
stand
sregeling)* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
Rijstrookassistent (Lane Assist)* . . . . . . . . . . . 243
Filehulpsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246
Noodhulpsysteem (Emergency Assist) . . . . . . . 248
Dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RCTA)* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
S
EAT rijprogramma's (SEAT Drive Profile)* . . . . 255
Systeem van verkeerstekenherkenning* . . . . . 258
Vermoeidsheidsdetectie (aanbeveling om te
pauzer
en)* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
Inparkeersysteem (Park Assist)* . . . . . . . . . . . . 262
Parkeerhulp Plus (Park Pilot)* . . . . . . . . . . . . . . 270
Parkeerhulp (Park Pilot)* . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
Omgevingscamerasysteem (Top View Came-
ra)* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
A
chteruitrijsysteem (Rear View Camera)* . . . . . 285
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwa-
gen* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288
Rijden met een aanh
angwagen . . . . . . . . . . . . . 288 Aanwijzingen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
Verzorging en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
Accessoires en technische wijzigingen . . . . . . . 299
Verzorging en schoonmaak . . . . . . . . . . . . . . . . 300
Verzorging van de wagen, buitenzijde . . . . . . . 300
Verzorging interieur van de wagen . . . . . . . . . . 304
Controleren en bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
AdBlue ®
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 318
Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319
Reservoir ruitensproeiervloeistof . . . . . . . . . . . 319
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 320
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323
Wielen en banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323
Bandenspanningscontrolesystemen . . . . . . . . 327
Noodreservewiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 330
Winterservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 331
Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333
Technische kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333
Belangrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333
Kenmerkende wagengegevens . . . . . . . . . . . . . 333
Gegevens inzake het brandstofverbruik . . . . . . 334
Rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 335
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 335
Motorgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 337
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 344
Trefwoordenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 347
6
De essentieMenuFunctie
Lane Assist
*Rijstrookassistent in- en uitschake-
len ››› pag. 245.
Dode hoek *Systeem voor dodehoekherkenning
(BSD) in- of uitschakelen ››› pag.
250
Detectie van
verkeersbor-
denVerkeersborden weergeven ››› pag.
258:
Vermoei-
dheidsdetec‐
tie *Vermoeidheidsdetectie in- en uit-
schakelen (aanbeveling om te pau-
zeren) ››› pag. 261. Statusweergave op het display
Mot ork
ap
, achterklep en portieren ge-
opend Afb. 46
A: motorkap geopend; B: achterklep
g eopend: C: link
er
voorportier geopend; D:
portier rechtsachter open. Als het contact wordt ingeschakeld resp. tij-
den
s het
rijden worden in het display in het
instrumentenpaneel de portieren, de motor-
kap en de achterklep weergegeven als deze open zijn; in dat geval wordt tevens een
akoes
tisch signaal gegeven. Afhankelijk van
de uitvoering van het instrumentenpaneel,
kan de voorstelling variëren.
Afbeel- dingLegenda van ››› afb. 46
A Niet verder rijden!
De motorkap staat open of is niet goed
gesloten ››› pag. 313.
B Niet verder rijden!
De achterklep staat open of is niet goed
gesloten ››› pag. 145.
C, D Niet verder rijden!
Een portier van de wagen staat open of
is niet goed gesloten ››› pag. 132.
›››
pag. 122 Waarschuwings- en informatieberich-
t
en Bij het inschakelen van het contact of tijdens
het
rijden w
or
den enkele functies en wagen-
componenten gecontroleerd op hun toe-
stand. De storingen in de werking worden
weergegeven op het display door middel van » 41
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Werkwijze Stuurvibraties
In de v
o
lgende situaties worden mogelijk
stuurvibraties gegeven en moet de bestuur-
der actief ingrijpen:
● Wanneer de vereiste waarde voor hulp bij
het draaien om de w
agen binnen de rijstrook
te houden de maximumwaarde voor werking
van het systeem overschrijdt.
● Indien het systeem de lijnen van de rijst-
rook niet
langer weergeeft terwijl een ingreep
in de stuurinrichting bezig is.
Rijstrookassistent in- en uitschakelen
Met het Easy Connect-systeem
● Druk op de Easy Connect-toets ●
Druk op de functietoets S
ETUP ●
Druk op de functietoets B
e
s
tuurdershulp om
het menu t
e openen.
O
f: met de toets Rijassistenten op de
knipperlichthendel* ›››
pag. 38.
Lane Assist met automatische rijstrookgelei-
ding
De functie van automatische rijst-
rookgeleiding probeert het traject van de
wagen langs het midden van de rijstrook te
geleiden. Indien de bestuurder de neiging heeft om
iets af t
e wijken van het midden van de rijst-
rook, past de geleiding zich aan zijn voorkeu-
ren aan.
De functie Automatische rijstrookge-
leiding wordt geactiveerd/gedeactiveerd
in het Easy Connect-systeem via de toets en de functietoets
S
ETUP
› ››
p
ag. 127.
Aut
omatische deactivering: de rijstrookassis-
tent kan ook zelf uitschakelen zodra een sto-
ring in het systeem optreedt. Het controle-
lampje gaat uit.
Hands-Off functie
Bij afwezigheid van activiteit aan het stuur
waarschuwt het systeem de bestuurder met
geluidssignalen en een tekstmelding in het
instrumentenpaneel die hem vraagt om het
sturen actief te hervatten.
Indien de bestuurder niet reageert hierop,
waarschuwt het systeem ook met een kleine
remschok en wordt vervolgens Emergency
Assist ingeschakeld ››› pag. 248, indien deze
functie beschikbaar is.
In auto's zonder Emergency Assist wordt de
functie van het midden van de rijstrook hou-
den uitgeschakeld na de overeenkomstige
waarschuwingen aan de bestuurder. De rijstrookassistent is geactiveerd, maar
niet bes
chikbaar (het controlelampje brandt
geel)
● Als de rijsnelheid niet hoger is dan ca.
65 km/u (38 mph).
● Als de rijstrookassistent de grenslijnen van
de rijstr
ook niet registreert, bijvoorbeeld bij
wegwerkzaamheden, sneeuw, vuil, vocht of
tegenlicht.
● Als de straal van een bocht te klein is.
● Als er geen markeringen op de weg staan.
● Als de afstand tot de volgende markering
op de weg t
e groot is.
● Als het systeem geen duidelijke beweging
en actie in de stuurinric
hting detecteert ge-
durende langere tijd.
● Tijdelijk bij zeer dynamisch rijden.
● Als een richtingaanwijzer is geactiveerd.
● Met de elektronische stabiliseringscontrole
ESC in de s
tand Sport of uitgeschakeld.
BSD Plus (Lane Assist met dodehoekherken-
ning)*
De functie BSD Plus wordt verkregen door de
functies Lane Assist en BSD te activeren
››› pag. 250. In dit geval breidt de functie La-
ne Assist haar functies als volgt uit:
Indien de bestuurder een manoeuvre van
wisselen van rijstrook start en er een voertuig
in zijn dode hoek is: »
245
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Dodehoekhulp (BSD) met uit-
p ark
eerhu
lp (RCTA)*
Gerelateerde video Afb. 206
Intelligente op-
loss
ingen Inleiding tot thema
De dodehoekhulp (BSD) helpt om de ver-
k
eer
s
situatie te detecteren aan de achterkant
van de wagen.
De ingebouwde uitparkeerhulp (RCTA) helpt
de bestuurder om naar achteren een schuine
parkeerplek te verlaten en te manoeuvreren.
De dodehoekhulp is ontwikkeld voor het rij-
den op verhard wegdek. ATTENTIE
De intelligente technologie in de dodehoek-
hulp (BSD) met inbe
grepen uitparkeerhulp
(RCTA) kan de limieten opgelegd door de na-
tuurkundige wetten niet overwinnen en werkt
enkel binnen de eigen grenzen van het sys-
teem. Indien de dodehoekhulp of uitparkeer- hulp op nalatige of onbedoelde wijze wordt
ge
bruikt, k
unnen ongevallen en ernstige let-
sels optreden. Ondanks het systeem moet de
bestuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
● De snelheid en de veiligheidsafstand altijd
aanpas
sen aan de voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer.
● Houd de handen steeds op het stuur en
wees
klaar om op elk moment zelf te kunnen
sturen.
● Houd rekening met de controlelampjes die
gaan branden in de b
uitenspiegels en op het
scherm van het instrumentenpaneel, en han-
del overeenkomstig.
● De dodehoekhulp kan reageren bij speciale
cons
tructies aan de zijkant, zoals bijv. hoge
of niet in lijn staande vangrails. In dergelijke
geval kunnen er verkeerde waarschuwingen
optreden.
● Gebruik de dodehoekhulp met uitparkeer-
hulp nooit op on
verharde wegen. De dode-
hoekhulp met uitparkeerhulp is bestemd voor
gebruik op wegen met verhard wegdek.
● Let altijd goed op de omgeving van de wa-
gen.
● Gebruik
de dodehoekhulp of uitparkeer-
hulp nooit indien de r
adarsensoren vuil zijn.
● Bij zonnestraling zijn de controlelampjes
van de buit
enspiegels mogelijk slechts be-
perkt zichtbaar. VOORZICHTIG
● De r a
darsensoren van de achterbumper
kunnen beschadigd of verschoven worden in-
dien ze een slag krijgen, bijv. bij het in- of uit-
parkeren. Als gevolg hiervan kan het systeem
automatisch worden uitgeschakeld of min-
stens de werking ervan verstoord worden.
● Om de juiste werking van de radarsensoren
te gar
anderen, houdt u de achterbumper vrij
van sneeuw en ijs, en dekt u hem niet af.
● De achterbumper mag enkel gelakt worden
met door S
EAT goedgekeurde laksoorten. In-
dien andere laksoorten worden gebruikt, kan
de dodehoekhulp mogelijk enkel beperkt of
verkeerd werken. Let op
Als de dodehoekhulp met uitparkeerhulp niet
werkt
zoals beschreven in dit hoofdstuk, ge-
bruik het systeem dan niet en ga naar een ge-
specialiseerde werkplaats. Controlelampjes
Controlelampje in de buitenspiegels:
Gaat branden
Gaat eenmaal kort branden: de dodehoekhulp is geacti-
veerd en bedrijfsklaar.
Gaat branden: de dodehoekhulp detecteert een voertuig
in de dode hoek.
250
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Knippert
Er is een voertuig gedetecteerd in de dode hoek en
daarnaast is het knipperlicht bediend in de richting van
dat voertuig
›››
.
In wagens die ook zijn uitgerust met de rijstrookassis-
tent ››› pag. 243, wordt de bestuurder ook bij het niet
bedienen van het knipperlicht gewaarschuwd indien
hij/zij de rijstrook verlaat (dodehoekhulp "Plus"). Na het inschakelen van het contact gaan ter
contr
o
le kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes.
Is er geen indicatie door het controlelampje
in de buitenspiegel, betekent dit dat de do-
dehoekhulp op dat moment geen enkel voer-
tuig detecteert in de omgeving van de wagen
››› .
W anneer de rij
v
erlichting is ingeschakeld,
wordt de intensiteit waarmee de controle-
lampjes gaan branden in de buitenspiegels
verminderd (nachtmodus). ATTENTIE
Als u de brandende waarschuwingslampjes
en de ov er
eenstemmende berichten negeert,
kan de wagen midden in het verkeer tot stil-
stand komen en kunnen zich ongevallen of
ernstige letsels voordoen.
● De waarschuwingslampjes en de berichten
nooit neg
eren.
● De noodzakelijke handelingen uitvoeren. VOORZICHTIG
Het negeren van brandende controlelampjes
en de ov er
eenstemmende berichten kan scha-
de aan de wagen tot gevolg hebben. Dodehoekhulp (BSD)
Afb. 207
In de buitenspiegels: indicatie van
de dodehoek hulp
. Afb. 208
Achteraanzicht van de wagen: zones
van de r a
darsensoren. De dodehoekhulp bewaakt de zone aan de
ac
ht
erk
ant van de wagen met behulp van ra-
darsensoren ››› afb. 208. Daarvoor meet het
systeem de afstand en het snelheidsverschil
ten opzichte van andere voertuigen. De dode-
hoekhulp werkt niet bij snelheden onder ca.
15 km/u (9 mph). Het systeem informeert de
bestuurder via optische signalen in de bui-
tenspiegels.
Indicatie in de buitenspiegel
Het controlelampje (uitvergrote afbeelding)
informeert in de overeenkomstige buiten-
spiegel ››› afb. 207 over de verkeerssituatie
achter de wagen indien die kritiek geacht
wordt. Het controlelampje van de linker bui-
tenspiegel informeert over de verkeerssitua-
tie aan de linkerzijde van de wagen, het con-
trolelampje van de rechter buitenspiegel over
de situatie aan de rechterzijde. »
251
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Rijsituaties Afb. 209
Schematische weergave: Situatie
v an het
inhalen met verkeer aan de achterzij-
de. Indicatie van de dodehoekhulp in de
linker buitenspiegel. Afb. 210
Schematische weergave: Situatie
v an het
inhalen en daarna opnieuw invoegen
in de rechter rijstrook. Indicatie van de do-
dehoekhulp in de rechter buitenspiegel. In de volgende situaties wordt een indicatie
g
et
oond in de b
uitenspiegel ››› afb. 209
(pijl) of ››› afb. 210 (pijl):
● Wanneer de wagen wordt ingehaald door
een ander voer
tuig ››› afb. 209 .
● Wanneer de wagen een ander voertuig in-
haalt ›
›› afb. 210 met een snelheidsver-
schil van ca. 10 km/u (6 mph). Indien het in- halen aanzienlijk sneller gebeurt, wordt geen
enkele indic
atie getoond.
Hoe sneller een voertuig nadert, hoe vroeger
de indicatie wordt getoond in de buitenspie-
gel, aangezien de dodehoekhulp rekening
houdt met het snelheidsverschil ten opzichte
van andere voertuigen. Zelfs als de afstand
tot een ander voertuig identiek is, wordt de
indicatie dus vroeger of later getoond naar-
gelang de situatie. Fysieke beperkingen en beperkingen eigen
aan het sys
teem
In bepaalde rijomstandigheden is het moge-
lijk dat de dodehoekhulp de verkeerssituatie
niet juist inschat. Bijvoorbeeld in de volgen-
de situaties:
● in scherpe bochten;
● in rijstroken met wisselende breedte;
● op de top van hellingen; »
253
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Bediening van de dodehoekhulp
(BSD) met uitp
ark
eerhulp (RCTA)De dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RCTA) in- en uit
s
chakelen
De dodehoekhulp met uitparkeerhulp kan
worden in- en uitgeschakeld via het menu Assistenten op het scherm van het instru-
mentenpaneel met behulp van de bedie-
ningselementen op het stuur. Indien de wa-
gen is uitgerust met multifunctionele camera,
is toegang ook mogelijk met de toets van de
bestuurdershulpsystemen op de grootlicht-
hendel.
Menu Assistenten openen.
● Dode Hoek
● Exit Assist
Indien het
selectievakje van het instrumen-
tenpaneel aangevinkt is , wordt de functie
automatisch geactiveerd wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
Zodra de dodehoekhulp klaar is voor werk-
ing, gaat de indicatie in de buitenspiegels bij
wijze van bevestiging kort branden.
De laatst uitgevoerde instelling van het sys-
teem blijft actief wanneer het contact op-
nieuw wordt ingeschakeld.
Indien de dodehoekhulp automatisch werd
gedeactiveerd, kan het systeem enkel op- nieuw worden geactiveerd na het uitschake-
len en w
eer in
schakelen van het contact.
Automatisch uitschakelen van de dodehoek-
hulp (BSD)
De radarsensoren van de dodehoekhulp met
uitparkeerhulp worden o.m. automatisch uit-
geschakeld wanneer wordt gedetecteerd dat
een van de sensoren permanent is afgedekt.
Dit kan bijv. het geval zijn indien er voor de
sensoren een laag sneeuw of ijs is.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een bericht.
Rijden met een aanhangwagen
De dodehoekhulp en uitparkeerhulp worden
automatisch uitgeschakeld en kunnen niet
weer worden ingeschakeld indien de in de fa-
briek gemonteerde trekhaak elektrisch is
aangesloten op een aanhangwagen of verge-
lijkbaar systeem.
Zodra de bestuurder begint te rijden met een
elektrisch aangesloten aanhangwagen, ver-
schijnt er een bericht op het scherm van het
instrumentenpaneel waarin wordt aangege-
ven dat de dodehoekhulp en uitparkeerhulp
zijn uitgeschakeld. Indien de bestuurder de
dodehoekhulp en uitparkeerhulp wenst te
gebruiken na het loskoppelen van de aan-
hangwagen, moeten deze systemen opnieuw
worden geactiveerd in het overeenkomstige
menu. Is de trekhaak niet gemonteerd in de fabriek,
dan moeten de dodehoek
hulp en uitparkeer-
hulp handmatig worden gedeactiveerd wan-
neer met aanhangwagen wordt gereden.
SEAT rijprogramma's (SEAT Dri-
ve Profi
le)*
Gerelateerde video Afb. 212
Zelfstandig rij-
den Inleiding
De bestuurder heeft dankzij SEAT Drive Profi-
l
e de k
euz
e uit vier profielen of modi, Eco,
Normal , Sport en Individual , waarbij
het gedrag van de diverse functies van de
wagen wordt aangepast voor uiteenlopende
rijervaringen.
In de versie 4Drive zijn daarnaast ook de pro-
fielen Offroad en Snow beschikbaar. »
255
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Trefwoordenlijst
Trefwoordenlijst A
Aanbev o
l
en versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
Aanhaalmomenten van de wielbouten . . . . . . . . 335
Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288 aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . 294
aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290, 293
alarmsysteem uitgeschakeld . . . . . . . . . . . . . . 293
beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290
de koplampen verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294
kogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288, 294
kogelkop elektrisch ontgrendelen . . . . . . . . . . 291
led-achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290, 293
naderhand monteren van een trekhaak . . . . . 297
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275, 279
rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . 295
sleepkabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290, 293
stabilisatie van het samenstel wagen-aanhan-ger . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293
technische voorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . 289
vasthaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 335 aanhangwagen beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . 294
Aantal zitplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
ABS zie Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
ACC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233 radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236 Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171, 299
Acht
erbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
rugleuning neer- en terugklappen . . . . . . . . . . 168
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16, 17 zie ook Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Achterlichten een lampje vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Achterlichten in achterklep fitting uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Achterlichten in zijpaneel achterlicht uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53, 55
Achteruitkijkspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164 zelfdimmend binnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
zie ook Achteruitkijkspiegels . . . . . . . . . . . . . . 164
Achteruitkijkspiegels buitenspiegels verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
Achteruitrijsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286
Achteruitversnelling (automatische versnellings- bak) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
AdBlue beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
minimale vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . 311
specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Afdekkingen van de airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 344
Afsleepalarm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Afstandsbediening zie Sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Afstandsbediening (interieurvoorverwarming) . 188 de batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189 Afstandsregeling
zie Aut omatische afstandsregeling . . . . . . . . . 233
Afvoer Gordelspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 87 activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
de frontairbag uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 91
frontairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21, 89
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
knie-airbag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
zijairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Airconditioning Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52, 181
gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
handbediende airconditioning . . . . . . . . . . . . . 54
interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
verwarming en frisse lucht . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
voorruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
Alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32, 158
Alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 zie ook Anti-diefstal alarmsysteem . . . . . . . . . 132
Alcantara: schoonmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
Algemeen schema Bestuurdersruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
knipperlicht- en grootlichthendel . . . . . . . . . . 154
motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
Waarschuwingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Anti-diefstal alarmsysteem . . . . . . . . . . . . 132, 142 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293
interieurbewaking en afsleepalarm . . . . . . . . 144
Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
347