Page 289 of 348

Verzorging en onderhoud
Als reinigingsmiddel beslist een zuurvrij spe-
c i
aal r
einigingsmiddel gebruiken. Deze is bij
de officiële SEAT dealer en gespecialiseerde
zaken verkrijgbaar. De inwerktijd van het rei-
nigingsmiddel mag niet worden overschre-
den. Zuurhoudende velgenreiniger kan de
oppervlakte van de velgmoeren aantasten.
Een lakpolijstmiddel of andere schurende
middelen mogen bij het onderhoud van de
wielen niet worden gebruikt. Als de bescher-
mende laklaag bijv. door steenslag is be-
schadigd, moet de schade zo spoedig moge-
lijk worden hersteld. ATTENTIE
Let er bij het schoonmaken van de velgen op
dat n attigheid, ij
s en pekel de remmende
werking kunnen beïnvloeden - gevaar voor
ongelukken! Eindstuk van de uitlaatpijp
Als strooizout en remslijpsel niet regelmatig
w
or
den af g
espoeld, wordt het materiaal van
het eindstuk van de uitlaatpijp aangetast.
Voor het verwijderen van de schadelijke stof-
fen mogen geen reinigingsmiddelen worden
gebruikt die bedoeld zijn voor velgen, lak of
chroom of andere schurende middelen. Rei-
nig de eindstukken van de uitlaatpijp met rei-
nigingsmiddelen bestemd voor het roestvrij
staal. De officiële SEAT dealers beschikken over ge-
schikte r
einigingsmiddelen die voor uw wa-
gen zijn toegelaten.
Verzorging interieur van de wa-
gen Disp
lay van de radio/Easy Connect*
en bedieningspaneel* Het display kan worden schoongemaakt met
een in s
pec
iaalz
aken verkrijgbare "LCD-clea-
ner". Om het display schoon te maken, de
doek licht bevochtigen met de reinigings-
vloeistof.
Het bedieningspaneel van het Easy Connect-
systeem* moet eerst met een penseeltje wor-
den ontdaan van vuil, om te voorkomen dat
dit in het apparaat of tussen de toetsen en
de behuizing komt te zitten. Daarna wordt
geadviseerd om het bedieningspaneel van
Easy Connect-systeem* schoon te maken met
een vochtige doek en vaatwasmiddel. VOORZICHTIG
● Om kra s
sen te voorkomen, mag u het dis-
play niet droog schoonmaken.
● Om schade te voorkomen, moet u erop let-
ten dat er g
een vocht terechtkomt in het be-
dieningspaneel van Easy Connect-systeem*. Kunststof delen en kunstleer
Kunststof delen en kunstleer met een vochti-
ge lap s
c
hoonmaken. Mocht dit niet voldoen-
de zijn, dan mag u deze delen alleen met
speciale oplossingsmiddelvrije kunststof rei-
nigings- en onderhoudsmiddelen behande-
len.
Textiel en stoffen bekleding Textiel en textiele bekledingen (stoelen, por-
tierp
anel
en en z.) moet
en regelmatig met een
stofzuiger worden schoon gezogen. Hierdoor
worden vuildeeltjes van het oppervlak verwij-
derd die anders bij het gebruik in de stof ge-
wreven kunnen worden. Stoomreinigers mo-
gen niet worden gebruikt, omdat door de
stoom de verontreiniging dieper in het textiel
dringt en wordt vastgezet.
Normaal schoonmaken
In het algemeen raden wij aan voor het
schoonmaken een zachte spons of een uni-
versele niet-pluizende microvezeldoek te ge-
bruiken. Alleen vloerbedekking en vloermat-
ten mogen met borstels worden gereinigd
aangezien andere textiele oppervlakken door
de borstel kunnen worden beschadigd.
Bij oppervlakkige algemene verontreinigin-
gen kan met een universeel schuimschoon-
maakmiddel worden schoongemaakt. Het »
287
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 290 of 348

Aanwijzingen
schuim wordt met een zachte spons op het
op per
vlak
van textiel verdeeld en licht inge-
wreven. Het doornat maken van het textiel
moet echter worden voorkomen. Aansluitend
wordt het schuim met absorberende, droge
doeken (bijv. microvezeldoeken) afgedept en
nadat het schuim volledig is gedroogd, weg-
gezogen.
Vlekken verwijderen
Vlekken van dranken (koffie, vruchtensap
enz.) kunnen met een fijnwasmiddel-oplos-
sing worden behandeld. Deze oplossing
wordt aangebracht met een spons. Bij hard-
nekkige vlekken kan een waspasta direct op
de plaats van de vlek worden aangebracht en
ingewreven. Daarna is een nabehandeling
met schoon water noodzakelijk om de was-
middelresten te verwijderen. Daartoe wordt
water met een vochtige doek of een spons
aangebracht en met absorberende droge
doeken afgedept.
Vlekken van chocolade of make-up worden
met een waspasta (bijv. ossengalzeep) inge-
wreven. Daarna wordt de zeep met water
(vochtige spons) verwijderd.
Voor de behandeling van vet, olie, lippenstift
of balpeninkt kan spiritus worden gebruikt.
Opgeloste vet- of kleurstofdeeltjes moeten
met absorberend materiaal worden afgedept.
Eventueel kan een nabehandeling met een
waspasta en water noodzakelijk zijn. Bij sterke vervuiling van de bekleding advise-
ren wij u een ge
specialiseerd bedrijf in te
schakelen om de bekleding en delen van tex-
tiel te laten reinigen met shampoo en be-
sproeiing. Let op
Open klittenbandsluitingen aan uw kleding
kunnen de s t
oelbekleding beschadigen. Zorg
ervoor dat ze gesloten zijn. Echt leer
Algemeen
W
ij b
ieden v
eel verschillende leersoorten
aan. Hierbij gaat het in eerste instantie om
verschillende nappa-uitvoeringen (leer met
een glad oppervlak en met verschillende
kleurnuances).
Het uiterlijk en de hoedanigheid van het leer
worden bepaald door de intensiteit van het
verfgebruik. Als het oppervlak nog een ty-
pisch natuurlijke uitstraling heeft, hebben we
te maken met ongeprepareerd nappaleer, dat
een uitgesproken goed zitcomfort biedt. Fijne
adertjes, aaneengesloten poriën, putjes van
insectenbeten, plooien en een licht wolkach-
tige nuance in de kleuren blijven zichtbaar en
vormen het bewijs van echtheid van dit na-
tuurlijke materiaal. Ongeprepareerd nappaleer heeft geen dek-
kende ver
flaag. Daarom is het gevoeliger dan
andere soorten leer. en kunnen er door kin-
deren, dieren of andere invloeden eventueel
slijtageplekken ontstaan.
Leersoorten met een min of meer dekkende
verflaag zijn daarentegen sterker. Hierdoor
slijt het leer in het dagelijks gebruik minder
snel. De typisch natuurlijke eigenschappen
zijn dan nauwelijks of niet meer herkenbaar,
wat echter geen invloed op de leerkwaliteit
zelf heeft.
Onderhoud en verzorging
Vanwege de exclusiviteit van de gebruikte
leersoorten en de karakteristieke eigen-
schappen (zoals gevoeligheid voor olie, vet
en vervuiling) moet het leer voorzichtig wor-
den behandeld, zowel bij het dagelijks ge-
bruik als bij het uitvoeren van onderhouds-
werkzaamheden. Donkere kleding, in het bij-
zonder als deze vochtig is of met niet zo goe-
de verf is behandeld, kan bijvoorbeeld afge-
ven op de leren stoelen. Stof en vuildeeltjes
in poriën, plooien en naden kunnen schuren
en het oppervlak beschadigen. Het leer moet
daarom regelmatig en afhankelijk van het ge-
bruik worden verzorgd. Nadat u ze langer
hebt gebruikt, krijgen uw leren stoelen een
heel eigen, uniek uiterlijk. Dat is kenmerkend
voor het natuurproduct dat leer is en is te-
vens het bewijs van echte kwaliteit.
288
Page 291 of 348

Verzorging en onderhoud
Let op de volgende aanwijzingen voor het be-
houd v
an w aar
de van natuurlijk materiaal ge-
durende de gehele gebruiksperiode: VOORZICHTIG
● Voorkom d at
het leer te lang aan de volle
zon wordt blootgesteld om ervoor te zorgen
dat het leer niet verbleekt. Wanneer de wa-
gen langere tijd buiten staat, moet u het leer
afdekken om het zó tegen direct zonlicht te
beschermen.
● Scherpe voorwerpen aan kledingstukken,
zoal
s ritssluitingen, (druk)knopen en ceintu-
ren met scherpe randen kunnen blijvende
krassen of andere sporen in het oppervlak
achterlaten. Let op
● Reg elm
atig en na elke reiniging een onder-
houdscrème gebruiken, die bescherming te-
gen licht biedt en het leer impregneert. De
crème bevat voedende stoffen voor het leer,
zorgt ervoor dat het leer kan ademen, maakt
het leer soepel en voorkomt uitdroging. Tege-
lijkertijd vormt zich een dunne beschermlaag.
● Leer elke 2 à 3 maanden schoonmaken, ver-
ontreinigingen dir
ect verwijderen.
● Vlekken zoals inkt van een balpen, gewone
inkt, lippenstif
t, schoensmeer, enz., indien
mogelijk direct verwijderen.
● Ook de leerkleur onderhouden. Plekken die
in kleur afw
ijken, met een speciale crème
voor gekleurd leer opfrissen. Leren bekledingen schoonmaken en
onderhouden
Echt leer heeft bijzonder veel aandacht en
onderhoud nodig.
Normaal
s
choonmaken
– Vuil leer met een enigszins vochtige katoe-
nen of wol
len lap schoonmaken.
Sterkere vervuiling
– Sterker vervuilde delen met een lap, ge-
drenkt in een mi l
de zeepoplossing (2 eetle-
pels neutrale zeep op 1 liter water) schoon-
maken.
– Let erop dat het leer nergens te nat wordt
en dat er geen w
ater in de naden sijpelt.
– Vervolgens met een zachte, droge lap
droogwrijv
en.
Verwijderen van vlekken – Vlekken op waterba
sis (bijv. koffie, thee,
vruchtensap en bloed) direct met een ab-
sorberende doek of met keukenpapier ver-
wijderen en bij al ingedroogde vlekken het
reinigingsmiddel uit het onderhoudsset ge-
bruiken.
– Vlekken op vetba
sis (bijv. boter, mayonaise
en chocolade) direct met een absorberende
doek of met keukenpapier verwijderen of
met het onderhoudsmiddel uit de onder- houdsset verwijderen, als een wat oudere
vlek nog opper
vlakkig is.
– Bij ingedroogde vetvlekken een vet
oplos-
sende spray gebruiken.
– Speciale vlekken (bijv. inkt
van een balpen
of een viltstift, nagellak, latexverf of
schoensmeer) met een voor leer geschikte
speciale vlekkenverwijderaar behandelen.
Onderhoud van het leer – Behandel het leer elke zes maanden met
een gesc
hikt leeronderhoudsmiddel.
– Leeronderhoudsmiddel uiterst dun aan-
brengen.
– M
et een zachte lap droogwrijven.
Als u nog
vragen heeft over het schoonma-
ken en het onderhoud van het leer in uw wa-
gen, kunt u deze het beste aan een officiële
SEAT dealer stellen. Deze adviseert u graag
en kan u bovendien informeren over het pro-
gramma aan producten voor het onderhoud
van leer, zoals:
● Reinigings- en onderhoudsset.
● Onderhoudscrème van de juiste kleur.
● Vlekkenverwijderaar voor inkt van een bal-
pen, schoensmeer
, enz.
● Vetoplossende spray.
● Nieuwe producten en ontwikkelingen in de
toekomst »
289
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 292 of 348

Aanwijzingen
VOORZICHTIG
Het leer mag in geen geval met oplosmidde-
len (bij v
. benzine, terpentijn, boenwas en
schoensmeer) worden behandeld. Alcantara bekleding reinigen
Stof en vuil verwijderen
– Een doek licht bev
ochtigen en de bekle-
ding schoonmaken.
Vlekken verwijderen
– Een doek met lauw water of verdunde spiri-
tu s
vochtig maken.
– De vlek naar het midden toe deppen.
– Schoongemaakte plek met een zachte doek
droogmaken.
Geen l
eerverzorgingsmiddel op bekleding
van Alcantara gebruiken.
Bij stof en vuil kunt u ook een verzorgende
shampoo gebruiken.
Stof en vuildeeltjes in poriën, plooien en na-
den kunnen schuren en het oppervlak be-
schadigen. Als de wagen lang in de zon stil-
staat, de Alcantara-bekleding tegen direct
zonlicht beschermen om verbleken te voorko-
men. Lichte verkleuringen door het gebruik
zijn normaal. VOORZICHTIG
● Alcant ar
a mag niet met oplosmiddelen,
boenwas, schoenpoets, vlekkenverwijderaar,
leeronderhoudsmiddel en dergelijke worden
behandeld.
● Laat hardnekkige vlekken in een gespecia-
liseerde werkp
laats verwijderen om bescha-
digingen te voorkomen.
● Voor het schoonmaken in geen geval bor-
stels, h
arde sponzen, enz., gebruiken. Veiligheidsgordels
–
Veiligheidsgordels schoonhouden.
– Vervuilde veiligheidsgordels met zacht
zeep
sop w a
ssen.
– Regelmatig de toestand van alle veilig-
heidsgordel
s controleren.
Bij een sterk vervuilde gordel kan het auto-
matische oprollen worden bemoeilijkt. Vóór
het oprollen moeten de gordels helemaal
droog zijn. VOORZICHTIG
● Veiligheid sg
ordels mogen voor het schoon-
maken niet worden uitgebouwd.
● Veiligheidsgordels mogen niet chemisch
worden ger
einigd, omdat zulke reinigings-
middelen het weefsel van de gordels aan kun-
nen tasten. Veiligheidsgordels mogen ook niet in aanraking komen met bijtende vloei-
stoff
en.
● Gor
dels met beschadigingen van het weef-
sel, de verbindin
gen, de oprolautomaat of het
slot moeten door een gespecialiseerde werk-
plaats worden vervangen. 290
Page 293 of 348

Intelligente techniek
Intelligente techniek El ektr
omec h
anische stuurinrichtingDe elektromechanische stuurbekrachtiging
onderst
eu
nt de stuurbeweging van de be-
stuurder.
Bij een elektro-mechanische stuurbekrachti-
ging wordt de mate van stuurbekrachtiging
elektronisch aangepast op de rijsnelheid en
de draaihoek van het stuur.
Als de stuurbekrachtiging uitvalt of als de
motor niet draait (bijv. bij het slepen), blijft
de wagen volledig bestuurbaar. Voor het
draaien van het stuur moet echter meer
kracht worden gebruikt.
Controlelampjes en indicaties voor de be-
stuurder
(in rood) Stuurinrichting de-
fect! Inparkeren
Als het controlelampje blijft branden en de
melding voor de bestuurder blijft verschij-
nen, is er een defect in de stuurbekrachti-
ging.
Niet verder rijden. Roep de hulp van vakmen-
sen in. (in geel) Stuurinrichting:
probleem in het systeem! U kunt
door blijven rijden Als het controlelampje gaat branden, zal de
stuurinric
htin
g moeizamer of juist zenuwach-
tiger reageren dan normaal. Bovendien zal
het stuur bewegen als rechtuit wordt gere-
den.
Rijd naar een gespecialiseerde werkplaats
om de storing te laten repareren.
(in geel) Stuurinrichting ge-
blokkeerd: defect! ga naar een
officiële SEAT dealer
Er is een defect aan het elektronicablok van
de stuurinrichting.
Ga zo spoedig mogelijk naar een gespeciali-
seerde werkplaats om het probleem te laten
verhelpen. ATTENTIE
Laat de storing meteen verhelpen door een
ges pec
ialiseerde werkplaats: gevaar op on-
gelukken! Let op
Als het controlelampje (in rood) of (in
g eel) k
ort oplicht, kunt u door blijven rijden. Vierwielaandrijving
3 Geldig voor wagens: met 4-wielaandrijving
Bij de v
ierwielaandrijving worden alle vier de
wielen aangedreven. Algemene aanwijzingen
Bij 4-wielaandrij
v
ing wordt de aandrijfkracht
over alle vier wielen verdeeld. Dit gebeurt au-
tomatisch, afhankelijk van uw rijgedrag en de
rijwegomstandigheden. Zie ook ››› pag. 183.
Het 4-wielaandrijfsysteem is afgestemd op
een hoog motorvermogen. Door de vierwiel-
aandrijving biedt uw wagen uitstekende
prestaties en voortreffelijke rijeigenschappen
zowel bij normale wegomstandigheden als bij uitzonderlijke omstandigheden met snee-
uw en ijs. Daarom is het noodzakelijk om re-
kening te houden met bepaalde veiligheids-
aanwijzingen ››› .
W int
erb anden
Dankz
ij de vierwielaandrijving is de voor-
waartse trekkracht van de wagen onder win-
terse omstandigheden goed, zelfs bij norma-
le banden. Desondanks adviseren wij u 's
winters om voor alle vier de wielen winter- of
4-seizoenenbanden te gebruiken, omdat
hierdoor vooral ook de remwerking wordt ver-
beterd.
Sneeuwkettingen
Als het verplicht is om sneeuwkettingen te
gebruiken, moet u dit ook bij wagens met 4-
wielaandrijving doen ›››
pag. 59
. »
291
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 294 of 348

Aanwijzingen
Banden verwisselen
Bij w ag
ens
met vierwielaandrijving mogen al-
leen wielen met dezelfde maat worden ge-
bruikt. Vermijd ook banden met verschillende
profieldiepte ››› pag. 312.
Terreinwagen?
Uw SEAT is geen terreinwagen: de afstand
van de carrosserie tot de grond is niet groot
genoeg hiervoor. Daarom ongeplaveide we-
gen mijden. ATTENTIE
● Ook bij w ag
ens met vierwielaandrijving uw
rijstijl steeds aan de toestand van de rijweg
en aan de verkeerssituatie aanpassen. De ge-
boden hogere veiligheid mag geen aanleiding
zijn tot het nemen van grotere risico's. Ge-
vaar voor ongevallen!
● Het remvermogen van uw wagen wordt door
de grip van de banden bep
aald. Het is daarom
niet anders dan bij een 2-wielaangedreven
wagen. Daarom dient men, ondanks een goe-
de acceleratie op zelfs een glad wegdek, niet
met te hoge snelheden te rijden. Gevaar voor
ongevallen!
● Let er bij een natte rijbaan op dat bij een te
hoge snelheid de v
oorwielen kunnen gaan
"glijden" (aquaplaning). Daarbij wordt, an-
ders dan bij wagens met voorwielaandrijving,
niet aangegeven dat de wielen beginnen te
glijden doordat de motor plotseling in een
hoger toerentalgebied komt. Om deze reden en ondanks het voorafgaande, dient u de
snelheid aan de we
g
omstandigheden aan te
passen. Gevaar voor ongevallen! Energiemanagement
Start oms
tandigheden worden geopti-
maliseerd Het energiemanagement regelt de elektri-
sche ener
giev
erdeling en optimaliseert zo de
beschikbaarheid van elektrische energie voor
het starten van de motor.
Als een wagen met een gewoon energiesys-
teem gedurende langere tijd niet wordt ge-
bruikt, wordt de accu door ruststroomverbrui-
kers (bijv. wegrijblokkering) ontladen. Dit kan
ertoe leiden dat niet meer voldoende elektri-
sche energie voor het starten van de motor
beschikbaar is.
In deze wagen zorgt een intelligent energie-
managementsysteem voor de verdeling van
de elektrische energie. Hierdoor wordt de
startbaarheid van de wagen aanzienlijk ver-
beterd en de levensduur van de accu ver-
lengd.
Het energiemanagementsysteem bestaat uit
accudiagnose, ruststroommanagement en
dynamisch energiemanagement. Accudiagnose
De acc
udi
agnose bepaalt continu de toe-
stand van de accu. Sensoren registreren de
accuspanning, de accustroom en de accu-
temperatuur. Hierdoor wordt de actuele la-
dingstoestand en de capaciteit van de accu
bepaald.
Ruststroommanagement
Het ruststroommanagement verlaagt het
energieverbruik in de periode dat de wagen
stilstaat. Bij uitgeschakeld contact regelt het
de energievoorziening van de verschillende
elektrische verbruikers. Hierbij wordt reke-
ning gehouden met de gegevens van de ac-
cudiagnose.
Afhankelijk van de ladingstoestand van de
accu worden de verbruikers één voor één uit-
geschakeld om te sterk ontladen van de accu
te voorkomen en zodoende goede startom-
standigheden te behouden.
Dynamisch energiemanagement
Tijdens het rijden verdeelt het dynamische
energiemanagement de opgewekte energie
gelijkmatig over de verschillende verbruikers.
Het zorgt ervoor dat niet meer elektrische
energie wordt verbruikt dan wordt opgewekt
en zorgt hierdoor voor een optimale ladings-
toestand van de accu.
292
Page 295 of 348

Intelligente techniek
Let op
● Ook het ener giem
anagementsysteem kan
de natuurkundige grenzen niet overwinnen.
Houd er rekening mee dat capaciteit en le-
vensduur van een accu beperkt zijn.
● Als het risico bestaat dat de wagen niet
meer start, g
aat het laadstroomlampje of het
controlelampje ladingstoestand van de accu
te laag branden ››› pag. 111. Ontladen van de accu
Behouden van goede startomstandigheden
heef
t
hoog s
te prioriteit.
Op korte afstanden, in het stadsverkeer en in
koude jaargetijden wordt veel van de accu
gevergd. Er is veel elektrische energie nodig,
maar er wordt maar weinig opgewekt. Het is
ook kritiek als de motor niet draait en elektri-
sche verbruikers zijn ingeschakeld. In dit ge-
val wordt energie verbruikt, maar niet opge-
wekt.
Vooral in deze situaties zal u opvallen dat het
energiemanagementsysteem de energiever-
deling actief regelt.
Als de wagen langer stilstaat
Als u uw wagen gedurende enkele dagen of
weken niet gebruikt, krijgen de elektrische
verbruikers één voor één minder energie of
worden ze zelfs uitgeschakeld. Hierdoor wordt het energieverbruik verminderd en de
goede star
tomstandigheden gedurende lan-
gere tijd behouden. Sommige comfortfunc-
ties, zoals het openen van de wagen via de
afstandsbediening, kunnen niet beschikbaar
zijn onder bepaalde omstandigheden. De
comfortfuncties zijn weer beschikbaar als u
het contact inschakelt en de motor start.
Bij afgezette motor
Als u bijvoorbeeld naar de radio luistert ter-
wijl de motor stilstaat, wordt de accu ontla-
den.
Zodra het energieverbruik een risico wordt
voor het opnieuw starten van de motor, ver-
schijnt in wagens met bestuurdersinformatie-
systeem* een tekst.
Daarin wordt de bestuurder gevraagd de mo-
tor te starten om de accu bij te laden.
Bij draaiende motor
Hoewel tijdens het rijden elektrische energie
wordt opgewekt, kan de accu toch ontladen.
Dit gebeurt vooral dan als weinig energie
wordt opgewekt en veel wordt verbruikt ter-
wijl de ladingstoestand van de accu niet opti-
maal is.
Om de energiebalans weer in evenwicht te
krijgen, krijgen verbruikers die bijzonder veel
energie verbruiken tijdelijk minder energie of
worden ze zelfs uitgeschakeld. Vooral verwar-
mingssystemen gebruiken veel energie. Als u constateert dat bijvoorbeeld de stoelverwar-
ming* of acht
erruitverwarming niet verwarmt,
krijgt ze tijdelijk minder energie of is ze uit-
geschakeld. De systemen zijn weer beschik-
baar zodra de energiehuishouding weer in
evenwicht is.
Bovendien zult u vaststellen dat het statio-
nair toerental zo nodig licht wordt verhoogd.
Dit is normaal en geen reden tot ongerust-
heid. Door het verhogen van het stationaire
toerental wordt de meer benodigde energie
opgewekt en de accu opgeladen. 293
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 296 of 348

Aanwijzingen
Controleren en bijvullen T ank
en
T ank
en Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 50
Zodra het volgens de voorschriften bediende
vulpistool voor de eerste keer is uitgescha-
keld, is de brandstoftank "vol". Daarna niet
verder tanken, omdat anders het expansiere-
servoir in de tank dan met brandstof wordt
gevuld.
De juiste brandstofsoort voor de wagen staat
op een sticker aan de binnenzijde van de
tankklep. Overige aanwijzingen met betrek-
king tot de brandstof ›››
pag. 295.
De inhoud van de tank in uw wagen wordt
aangegeven in ›››
pag. 50. ATTENTIE
Brandstof is gemakkelijk ontvlambaar en kan
tot zw
are verbrandingen en andere verwon-
dingen leiden.
● Tijdens het tanken moeten de motor, de in-
terieurvoor
verwarming ››› pag. 170 en het
contact om veiligheidsredenen uitgeschakeld
worden. ●
Bij het tank en r
esp. vullen van een jerrycan
mag u niet roken. Bovendien mag er geen
open vuur in de buurt zijn - explosiegevaar!
● Let op de wettelijke bepalingen bij het ge-
bruiken, opbergen en meenemen
van een jer-
rycan.
● Wij adviseren u, om veiligheidsredenen
geen jerry
cans met brandstof te vervoeren.
Bij een ongeval zou de jerrycan kunnen wor-
den beschadigd en zou de brandstof eruit
kunnen lopen.
● Wanneer u in uitzonderingsgevallen brand-
stof in een j
errycan moet vervoeren, let dan
op het volgende:
–Nooit de jerrycan met brandstof vullen,
wanneer deze in of op de wagen staat. Bij
het vullen ontstaat elektrostatische opla-
ding, die de brandstofdampen kan ont-
steken - explosiegevaar! De jerrycan al-
tijd op de grond zetten, wanneer u deze
vult.
– Vulpistool zo ver mogelijk in de vulope-
ning van de jerrycan steken.
– Bij jerrycans van metaal moet het vulpis-
tool contact met de jerrycan hebben, ter-
wijl u de jerrycans met brandstof vult.
Hierdoor wordt statische oplading verme-
den.
– Nooit brandstof in de wagen of in de ba-
gageruimte morsen. Verdampte brandstof
is explosief - levensgevaarlijk! VOORZICHTIG
● Brands t
of die overgelopen is, direct van de
wagenlak verwijderen. Anders loopt u het ri-
sico op lakbeschadiging.
● Nooit de brandstoftank helemaal leegrij-
den. De onreg
elmatige brandstofvoorziening
kan tot overslaan van de ontsteking leiden.
Daardoor komt er onverbrande brandstof in
de uitlaat - gevaar voor beschadiging van de
katalysator!
● Als bij een wagen met dieselmotor de
brandst
oftank volledig is leeggereden, moet
na het tanken gedurende ten minste 30 se-
conden het contact worden ingeschakeld zon-
der de motor te starten. Als u daarna start,
kan het langer duren dan normaal – tot maxi-
maal een minuut – voordat de motor aan-
slaat. Dat komt omdat het brandstofsysteem
tijdens het starten eerst moet worden ont-
lucht. Milieu-aanwijzing
In de brandstoftank niet te veel brandstof
tanken, b ij
verwarming kan er anders brand-
stof naar buiten stromen. Let op
Bevat geen enkel noodmechanisme om de
tankkl ep t
e ontgrendelen. Roep indien nodig
de hulp in van gespecialiseerd personeel. 294