Page 41 of 348
De essentie
Bediening met derde keuzehendel:
● GRA aanzetten: derde keuzehendel op
› ›
›
afb
. 48 zetten. Het systeem wordt inge-
schakeld, maar regelt niet omdat geen enke-
le snelheid is geprogrammeerd.
● GRA activeren: drukken op de knop
››› afb
. 48. Bewaart en regelt de huidige snel-
heid. ●
GRA tijdelijk uitzetten: hendel
naar
››› afb. 48 zetten en loslaten, of rem intrap-
pen. Het snelheidsregelsysteem wordt tijde-
lijk uitgeschakeld.
● GRA opnieuw aanzetten: hendel naar
›
›› afb. 48 zetten en loslaten. De opgeslagen
snelheid wordt opnieuw bewaard en gere-
geld. ●
GRA uitschak
elen: zet de derde hendel in
stand ››› afb. 48. Het systeem wordt uitge-
schakeld en de opgeslagen snelheid gewist.
››› in Werking op pag. 204
››› pag. 204 39
Page 42 of 348
De essentie
Controlelampjes In het in
strument
enpaneelAfb. 49
Instrumentenpaneel, in het dashboard. Rode lampjes
Centrale waarschuwingslampje: ex-
tra weergave op het display van
het instrumentenpaneel–
parkeerrem ingeschakeld›››
pag.
179
››› pag.
182
niet verder rijden!
remvloeistofpeil te laag of storing
in het remsysteem
licht op of knippert: Niet verder rijden!
Storing in stuurinrichting.››› pag.
291
de bestuurder of voorpassagier
heeft de veiligheidsgordel niet om.›››
pag.
70
Trap het rempedaal in! Gele lampjes
Centrale waarschuwingslampje:
extra weergave op het display van
het instrumentenpaneel–
40
Page 43 of 348

De essentie
Remblokken voor versleten.
›››
pag.
183 brandt: storing in de ESC of uit-
schakeling door systeem.
knippert: ESC of ASR geactiveerd.
ASR handmatig buiten werking ge-
steld.
›››
pag.
183ESC in Sport-modus.
Storing in ABS, of werkt niet.
Mistachterlicht aan.›››
pag.
137
brandt of knippert:
storing in uit-
laatgascontrolesysteem.››› pag.
197
brandt: voorverwarmen van de die-
selmotor.
›››
pag.
198
knippert: storing in het dieselmo-
tormanagement.
Storing in het benzinemotormana-
gement.›››
pag.
198
brandt of knippert:
storing in de
stuurinrichting.››› pag.
291
Bandenspanning erg laag of sto-
ring in controlelampje banden-
spanning.›››
pag.
314
Brandstoftank bijna leeg.›››
pag.
107
Storing in het systeem van airbags
en gordelspanners.›››
pag.
76
De rijstrookassistent (Lane Assist)
is ingeschakeld, maar niet actief.›››
pag.
226 Andere controlelampjes
Linker of rechter knipperlicht.›››
pag.
137
Alarmlichten aan.››› pag.
142
Aanhangwagenknipperlichten.›››
pag.
271
gaat groen branden:
Auto Hold in-
geschakeld.››› pag.
202
gaat groen branden:
trap het rem-
pedaal in!
knippert groen: de vergrendelings-
knop op de keuzehendel is niet
vastgeklikt.
››› pag.
187
gaat groen branden:
snelheidsre-
gelsysteem in werking of snel-
heidsbegrenzer aangesloten en ac-
tief.
››› pag.
204
knippert groen: de snelheid inge-
steld in de snelheidsbegrenzer
werd overschreden.
gaat groen branden:
de rijstroo-
kassistent (Lane Assist) is inge-
schakeld en actief.››› pag.
226
Grootlicht aan of grootlichtsignaal
in werking gesteld.›››
pag.
137 Op het display van het instrumenten-
p
aneel Afb. 50
Op het display van het instrumenten-
p aneel: w
eerg
ave portieren open.
niet verder rijden!
Met de volgende melding: por-
tier(en), achterklep of motorkap
geopend of niet correct gesloten››› pag.
117
››› pag.
129
››› pag.
300
Ingeschakeld: Rijd niet ver-
der! Motorkoelvloeistofpeil te
laag, koelvloeistoftemperatuur
te hoog
››› pag.
305
Knippert: storing in het motor-
koelvloeistofsysteem.» 41
Page 44 of 348

De essentie
Niet verder rijden!
De motoroliedruk is te laag. Als
het lampje knippert hoewel het
oliepeil in orde is, niet verder rij-
den. De motor mag ook niet sta-
tionair draaien.
››› pag.
302
Storing aan de accu.›››
pag.
307
Rijlicht geheel of gedeeltelijk de-
fect.›››
pag.
97
Fout in het systeem van de boch-
tenverlichting.››› pag.
137
Roetfilter verstopt.›››
pag.
197
Het vloeistofpeil voor het wassen
van de spiegels is te laag.›››
pag.
146
Knippert: storing bij de detectie
van het oliepeil. Handmatig con-
troleren.
›››
pag.
302
Ingeschakeld: motoroliepeil te
laag.
storing aan de versnellingsbak.›››
pag.
194
Grootlichtregeling (Light Assist)
ingeschakeld.›››
pag.
139
Startblokkering actief.
Service-intervalindicatie.›››
pag.
37
Mobiele telefoon gekoppeld via
Bluetooth met origineel hand-
sfree apparaat.›››
bro-
chure Ra-
dio of
››› bro-
chure Na-
vigatie-
systeem
Indicatie ladingstoestand accu
mobiele telefoon. Uitsluitend be-
schikbaar voor apparaten die
zijn gemonteerd af fabriek.
IJzelwaarschuwing. Buitentem-
peratuur is lager dan +4°C
(+39°F).›››
pag.
32
Start-stopsysteem ingeschakeld.›››
pag.
199 Start-stopsysteem niet beschik-
baar.
Staat van rijden met laag ver-
bruik›››
pag.
31 Op het dashboard
Afb. 51
Controlelampje voor het buiten werk-
in g s
tel
len van de bijrijdersairbag.
De voorairbag van de bijrijder is
uitgeschakeld (
).
››› pag.
76
De voorairbag van de bijrijder is
ingeschakeld (
).
››› pag.
76
››› in Controle- en waarschuwingslamp-
jes op pag. 112
››› pag. 111 Versnellingshendel
Handg e
sc
hakelde versnellingsbak Afb. 52
Schema van een handmatige versnel-
lin g met
5 of 6 s
tanden. In de versnellingshendel zijn de standen van
de
v
er s
nellingen aangeduid ››› afb. 52.42
Page 45 of 348

De essentie
● Houd het k
op pelin
gspedaal helemaal inge-
trapt.
● Zet de versnellingshendel in de gewenste
stand.
● Laat het
koppelingspedaal los.
Achteruit
versnelling inschakelen
● Houd het koppelingspedaal helemaal inge-
trapt.
● Druk de
versnellingshendel in neutrale
stand oml
aag, beweeg hem dan helemaal
naar links en daarna naar voren om de ach-
teruitversnelling ››› afb. 52 R te selecteren.
● Laat het koppelingspedaal los.
››› in Van versnelling veranderen op
pag. 187
››› pag. 186 Automatische versnellingsbak*
Afb. 53
Automatische versnellingsbak: keuze-
hendel s
tanden. Parkeervergrendeling
A
c
ht eruit
versnelling
Neutrale stand (vrijloop)
Permanente stand voor vooruitversnel-
ling
Tiptronic-modus: hendel naar voren ( +)
trekken om op te schakelen of naar ach-
teren (–) om terug te schakelen.
››› in Standen van de keuzehendel op
pag. 188
››› pag. 187
››› pag. 43 P
R
N
D/S
+/–Noodontgrendelen van keuzehendel Afb. 54
Keuzehendel noodontgrendelen uit
p ark
eer s
tand. Als de stroomtoevoer uitvalt, vindt u een
v
oor
zienin
g voor de noodontgrendeling on-
der de keuzehendelconsole, aan de rechter-
zijde. Voor de bediening van de noodont-
grendeling is enige technische vaardigheid
vereist.
● Ontgrendelen: gebruik het vlakke deel van
de schroev
endraaier.
Afdekking van keuzehendel verwijderen
● Trek de handrem ››› op om ervoor te
z or
gen d
at de wagen niet wegrolt.
● Trek voorzichtig met de hand aan de rand-
en van de st
ofhoes en draai ze naar boven,
tot over de knop van de hendel. » 43
Page 46 of 348

De essentie
Keuzehendel deblokkeren
● Druk zijdelings met een schroevendraaier
op de g el
e de b
lokkeerpal ››› afb. 54 en houd
deze ingedrukt.
● Nu de grendelknop indrukken en de keuze-
hendel in stand N
zetten.
● Na deze nooddeblokkering moet u de stof-
hoes v
an de keuzehendel weer vastzetten
aan de versnellingsconsole. Als de stroomvoorziening is uitgevallen (bijv.
bij een ontladen ac
cu) en de wagen moet
worden geduwd of gesleept, moet de keuze-
hendel met behulp van de noodontgrende-
ling in stand N worden gezet. ATTENTIE
U kunt de keuzehendel uitsluitend uit de
stand P z
etten als de handrem is opgetrok-
ken. Als dit niet werkt, houd de wagen dan
met het rempedaal op de plaats. Op een hel- ling zou de wagen zich anders in beweging
kunnen
z
etten als de keuzehendel uit stand P
wordt gezet - gevaar voor ongevallen! Airconditioning
Hoe werkt C
limatronic*? Afb. 55
In de middenconsole: bedieningselemen-
ten v an de C
limatronic. De betreffende toets indrukken om een con-
c
r
et e f
unctie in te schakelen. Om de functie uit te schakelen, nogmaals op de toets druk-
ken. De led in elk
bedieningselement gaat bran-
den om aan te geven d at de betreffende44
Page 47 of 348

De essentie
functie van een bedieningselement ingescha-
k el
d i s.1TemperatuurDe linker- en rechterzijde kunnen afzonderlijk worden geregeld: draai aan de regelknop om de temperatuur in te stellen
2VentilatorHet vermogen van de ventilator wordt automatisch geregeld. Door aan de regelaar te draaien, wordt de ventilator ook handmatig ingesteld.
3LuchtverdelingDe luchtstroom wordt automatisch ingesteld op een comfortabele waarde. Deze kan ook handmatig worden ingeschakeld met de knoppen 3.
4Weergave van de gekozen temperatuur voor de linker- en rechterzijde van de wagen,
OntwasemingsfunctieDe aangezogen buitenlucht wordt naar de voorruit geleid en de circulatiefunctie wordt automatisch uitgeschakeld. Om de voorruit sneller te ont-
wasemen, wordt vocht onttrokken uit de lucht bij temperaturen boven ca. +3°C (+38°F) en draait de ventilator op optimaal vermogen.
De lucht wordt via de roosters in het dashboard naar het bovenlichaam geleid.
Luchtverdeling naar de voetenruimte.
Luchtverdeling naar boven.
Achterruitverwarming: werkt enkel wanneer de motor draait en wordt pas na maximaal 10 minuten automatisch uitgeschakeld.
Luchtrecirculatie
Toets voor de stoelverwarming
De knop indrukken om het koelsysteem aan of uit te zetten.
De knop indrukken voor een max. koelwerking. De luchtrecirculatie en airco worden automatisch ingeschakeld en de luchtverdeling wordt auto-
matisch in stand gezet.
Wanneer het controlelampje van de toets gaat branden, worden de instellingen voor de bestuurderszijde ook toegepast voor de bijrijderszij-
de: druk op de toets of regelknop voor de temperatuur van de bijrijderszijde
Automatische regeling van temperatuur, ventilatie en luchtverdeling. Toets indrukken: het lampje van de toets gaat branden.»
45
Page 48 of 348
De essentie
Druk op de configuratietoets : in het scherm voor het Easy Connect-systeem wordt het bedieningsmenu van de klimaatregeling getoond.
UitschakelenDraai de regelaar van de aanjager naar de stand of druk op de toets .
››› in Inleiding op pag. 165
›››
pag. 164 Hoe werkt de handmatige airconditioning*?
Afb. 56
In de middenconsole: knoppen voor de
handbediende airc onditionin
g.De betreffende toets indrukken om een con-
c
r
et e f
unctie in te schakelen. Om de functie
uit te schakelen, nogmaals op de toets druk-
ken. De led in elk bedieningselement gaat bran-
den om aan te geven d
at de betreffende
functie van een bedieningselement ingescha-
keld is.
1TemperatuurDraai aan de regelknop om de temperatuur in te stellen 46