Page 169 of 348

Airconditioning
het interieur bij een stilstaande wagen door
b innen
val
lende zonnestralen sterk is ver-
warmd, kan het afkoelen worden versneld
door de ruiten en het panoramaschuifdak
even te openen.
Climatronic: meeteenheid van de tempera-
tuur op het display van de radio of het navi-
gatiesysteem, al naar gelang af fabriek is ge-
monteerd, omschakelen
Het omzetten van de temperatuurindicatie
van Celsius naar Fahrenheit op het display
van de radio resp. het navigatiesysteem is
mogelijk via het menu op het instrumenten-
paneel ›››
pag. 30.
Het koelsysteem kan niet worden ingescha-
keld
Als het koelsysteem niet kan worden inge-
schakeld, kan dit de volgende oorzaken heb-
ben: ●
De motor st aat uit.
● De ventilator is uitgeschakeld.
● De zekering van de airconditioning is door-
gesl
agen.
● De buitentemperatuur is lager dan ca. +3°C
(+38°F).
● De compressor van de airconditioning is tij-
delijk uitge
schakeld omdat de motorkoel-
vloeistof te veel is opgewarmd.
● Er is sprake van een andere storing aan de
wagen. Laat de w
agen door een gespeciali-
seerde werkplaats nakijken.
Bijzonderheden
Wanneer de luchtvochtigheid en de buiten-
temperatuur hoog zijn, kan condenswater
door de verdamper van het koelsysteem
druppelen en een plas vormen onder de wa- gen. Dit is normaal en geen teken van lekka-
ge! Let op
Na het starten van de motor kan het resteren-
de voc ht
dat zich in de airconditioning opge-
hoopt heeft, de voorruit bewasemen. Zet de
ontwasemingsfunctie aan om de voorruit zo
snel mogelijk schoon te maken. 167Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 170 of 348

Bedienen
Luchtroosters Afb. 161
in het dashboard: luchtroosters. Luchtroosters
V
oor een c
orrect
e verwarming, koeling en
ventilatie in het interieur van de wagen moe-
ten de luchtroosters ››› afb. 161 1 continu
g eopend
zijn.
● Om de luc
htroosters te openen en sluiten,
draait u het betr
effende kartelwieltje (inzet)
in de gewenste richting. Als het wieltje in de
stand staat, is het luchtrooster gesloten.
● De luchtrichting oriënteren met de hendel
van het v
entilatierooster.
Er zijn ook luchtroosters die niet versteld
kunnen worden; deze zijn te vinden in het
dashboard 2 , in de beenruimte en achterin
de w ag
en. Let op
Plaats nooit voedingsmiddelen, medicijnen of
andere v oor
werpen die gevoelig zijn voor
temperaturen voor de luchtroosters, ze kun-
nen beschadigd of onbruikbaar raken als ge-
volg van de lucht die uit de luchtroosters
stroomt. Circulatiefunctie
Basisbegrippen
Luchtrecirculatie:
Handmatig ingestelde circulatie In de circulatiefunctie wordt vermeden dat
b
uit
enluc
ht terechtkomt in het interieur.
Bij zeer hoge buitentemperaturen moet de
handmatige instelling van de circulatiefunc-
tie kort geselecteerd worden om het interieur
sneller af te koelen.
Uit veiligheidsoverwegingen wordt de lucht-
recirculatie uitgeschakeld zodra op knop
wordt gedrukt of de luchtverdeelknop
op wordt gezet.
Handmatige circulatiefunctie in- en uitscha-
kelen
Inschakelen: druk op de knop tot het con-
trolelampje gaat branden.
168
Page 171 of 348

Airconditioning
Uitschakelen: druk op de knop
tot
het
controlelampje uitgaat.
Werking van de automatische circulatiefunc-
tie (menu van de klimaatregeling)
Als de automatische circulatiefunctie is geac-
tiveerd, wordt verse lucht toegelaten tot het
interieur van de wagen. Wanneer het systeem
een verhoogde concentratie aan schadelijke
stoffen in de buitenlucht vaststelt, wordt de
circulatiefunctie automatisch ingeschakeld.
Wanneer het verontreinigingsniveau opnieuw
een normaal peil bereikt, wordt de circulatie-
functie uitgeschakeld.
Het systeem is niet in staat om onaangena-
me geuren op te sporen.
De circulatiefunctie wordt niet automatisch
ingeschakeld in uitvoeringen zonder vocht-
sensor en in geval van de volgende buiten-
omstandigheden:
● De buitentemperatuur is lager dan +3°C
(+38°F).
● Het koelsysteem is uitgeschakeld en de
omgevin
gstemperatuur is lager dan +10°C
(+50°F).
● Het koelsysteem is uitgeschakeld, de om-
geving
stemperatuur is lager dan +15°C
(+59°F) en de ruitenwisser is ingeschakeld.
Het in- en uitschakelen van de automatische
luchtrecirculatie is mogelijk in het menu van
de klimaatregeling, onder Configuratie. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Inleiding op
pag. 165 in ac ht
nemen.
● Wanneer het koelsysteem niet werkt en de
circu
latiefunctie aanstaat, kunnen de ruiten
snel aandampen en kan het zicht zo aanzien-
lijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heeft
. VOORZICHTIG
In wagens met airconditioning wordt aanbe-
vol en niet
te roken wanneer de circulatiefunc-
tie is ingeschakeld. De aangezogen rook kan
neerslaan op de verdamper van het koelsys-
teem en op het actieve koolpatroon van het
stof- en pollenfilter, wat leidt tot een perma-
nente onaangename geur. Let op
Climatronic: wanneer de ruitenwisser werkt,
wordt b
ij het achteruit schakelen de circula-
tiefunctie ingeschakeld om te vermijden dat
de uitlaatgassen of onaangename geuren het
interieur binnenkomen. 169
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 172 of 348

Bedienen
Interieurvoorverwarming (extra
v er
warmin
g)
Inleiding tot thema De interieurvoorverwarming werkt met brand-
stof
uit
de tank van de auto en kan tijdens
het rijden of bij stilstand worden gebruikt.
De interieurvoorverwarming kan worden in-
geschakeld met de snelverwarmtoets van het
aircobedieningselement, met de radiografi-
sche afstandsbediening of door vooraf een
uur van vertrek te programmeren in het menu
van het infotainmentsysteem.
In de winter kunt u met ingeschakelde interi-
eurvoorverwarming de voorruit ontwasemen
en vrij maken van ijs en sneeuw (indien het
gaat om een dunne laag) voordat u begint te
rijden.
Indien de buitentemperatuur zeer hoog is,
kan het interieur worden geventileerd met
stilstaande motor dankzij de interieurvoor-
verwarming. ATTENTIE
Het inslikken van een 20 mm grote batterij of
andere knoopcel k
an op zeer korte termijn le-
vensgevaarlijke letsels veroorzaken.
● Houd de radiografische afstandsbediening,
sleutelh
angers op batterijen, vervangende
batterijen, knoopcellen en andere batterijen groter dan 20 mm steeds buiten het bereik
van kinder
en.
● Indien u
vermoedt dat iemand mogelijk een
batterij heeft
ingeslikt, raadpleeg dan onmid-
dellijk een arts. ATTENTIE
De gassen van de interieurvoorverwarming
bev atten k oo
lmonoxide, een giftige, kleur- en
geurloze substantie. Koolmonoxide kan tot
bewusteloosheid leiden en dodelijk zijn.
● Schakel de interieurvoorverwarming nooit
in en laat z
e ook niet aan staan in gesloten
ruimtes of plaatsen zonder ventilatie.
● Programmeer de interieurvoorwarming
nooit zo d
at ze ingeschakeld wordt en func-
tioneert in een gesloten ruimte of plaats zon-
der ventilatie. ATTENTIE
De onderdelen van de interieurvoorverwar-
ming wor den
zeer warm en kunnen brand ver-
oorzaken.
● Parkeer de auto zo dat geen enkel onder-
deel van het
uitlaatsysteem in contact komt
met licht ontvlambare materialen onder de
auto, zoals bijvoorbeeld droog gras. VOORZICHTIG
Zet nooit voedingsmiddelen, medicijnen of
andere v oor
werpen die gevoelig zijn voor
koude of warmte vóór de luchtroosters. De lucht die uit de roosters komt kan voedings-
middelen, medic
ijnen of
gevoelige voorwer-
pen aantasten of onbruikbaar maken. Let op
Nadat u de motor hebt gestart met volledig
l eg e of
recent vervangen accu van 12 volt, of
na een noodstart, kunnen een aantal instel-
lingen van het systeem (zoals de tijd, datum,
gepersonaliseerde comfortinstellingen en
programmeringen) slecht afgesteld of gewist
zijn. Controleer en corrigeer die instellingen
nadat de accu voldoende is opgeladen. De interieurvoorverwarming in- en uit-
s
c
h ak
elen
Inschakelen van de interieurvoorverwarming:
Handmatig met de snelverwarmtoets van het
aircobedieningselement. Het controlelampje in
de toets gaat branden
››› pag. 164.
Handmatig met de radiografische afstandsbe-
diening
››› pag. 171.
Automatisch met programmering en activering
van een uur van vertrek ››› pag. 172.
Uitschakelen van de interieurvoorverwarming:
Handmatig met de snelverwarmtoets van het
aircobedieningselement. Het controlelampje in
de toets gaat uit
››› pag. 164. 170
Page 173 of 348

AirconditioningUitschakelen van de interieurvoorverwarming:
Handmatig met de radiografische afstandsbe-
diening
››› pag. 171.
Automatisch nadat het geprogrammeerde ver-
trekuur is bereikt of na afloop van de gepro-
grammeerde werkingstijd ››› pag. 172.
Automatisch wanneer het controlelampje (brandstofmeter) gaat branden ››› pag. 294.
Automatisch wanneer de lading van de accu
van 12 volt overmatig afneemt ››› pag. 307. Bijzonderheden
Na het
uits
ch
akelen blijft de interieurvoorver-
warming nog korte tijd werken om de brand-
stof die in het systeem is overgebleven te
verbranden en de uitlaatgassen naar de bui-
tenlucht te brengen. Radiografische afstandsbediening Afb. 162
Interieurvoorverwarming: radiografi-
s c
he af s
tandsbediening.
afb.
162Betekenis
Interieurvoorverwarming inschakelen
Interieurvoorverwarming uitschakelen
1Controlelampje
Indien de toetsen van de afstandsbediening
onnodig w
or
den in g
edrukt, kan de interieur-
voorverwarming onbedoeld worden inge-
schakeld, zelfs wanneer men zich buiten de
actieradius bevindt of wanneer het controle-
lampje knippert. Controlelampje op de radiografische af-
stands
bediening
Wanneer de toetsen worden ingedrukt, ver-
strekt de afstandsbediening verschillende
soorten informatie aan de gebruiker:
Controlelampje 1Betekenis
Het lampje brandt 2 se-
conden groen.De interieurvoorverwar-
ming werd ingeschakeld
met de toets
.
Het lampje brandt 2 se-
conden rood.De interieurvoorverwar-
ming werd uitgeschakeld
met de toets
.
Knippert traag gedurende
ca. 2 seconden groen (ca.
4 maal per seconde).Er is geen inschakelsig-
naal ontvangena)
.
Knippert snel gedurende
ca. 2 seconden groen (ca.
10 maal per seconde).
De interieurvoorverwar-
ming is geblokkeerd.
Mogelijke oorzaken: de
brandstoftank is bijna
leeg, de spanning van de
accu van 12 volt is zeer
laag of er is een storing.
Knippert ca. 2 seconden
rood (ca. 4 maal per se-
conde).Er is geen uitschakelsig-
naal ontvangen a)
.
Het lampje brandt 2 se-
conden oranje, daarna
groen of rood.De batterij van de af-
standsbediening is bijna
leeg. Het inschakel- of uit-
schakelsignaal werd ech-
ter ontvangen.
» 171
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 174 of 348

BedienenControlelampje
1Betekenis
Het lampje brandt 2 se-
conden oranje, daarna
knippert het groen of
rood.De batterij van de af-
standsbediening is bijna
leeg. Het inschakel- of uit-
schakelsignaal werd niet
ontvangen.
Knippert ca. 5 seconden
oranje.
De batterij van de af-
standsbediening is leeg.
Het inschakel- of uitscha-
kelsignaal werd niet ont-
vangen.
a)
De radiografische afstandsbediening bevindt zich buiten de
actieradius. In dit geval moet de afstand tot de auto verminderd
worden en opnieuw op de betreffende toets worden gedrukt.
De batterij van de radiografische afstandsbe-
diening vervangen
Indien bij het indrukken van de toetsen het
controlelampje van de afstandsbediening 1ongeveer 5 seconden oranje knippert of niet
g
aat
branden, moet
de batterij vervangen
worden.
De batterij bevindt zich aan de achterzijde
van de afstandsbediening, achter een dek-
sel.
● Om het deksel te openen, tilt u het voor-
zichtig op aan de onderz
ijde en schuift u het
naar onderen.
● Haal de batterij weg.
● Plaats een nieuwe batterij. Let daarbij op
de polariteit
en gebruik batterijen van het-
zelfde type ››› . ●
Zet
het dek
sel terug door de nokken van de
bovenzijde te plaatsen en op de onderzijde
te duwen.
Bereik
De ontvanger zit in het interieur van de wa-
gen. De maximale actieradius van de af-
standsbediening bedraagt enkele honderden
meter met nieuwe batterij. Door obstakels
tussen de afstandsbediening en de auto,
slechte weersomstandigheden en leeg raken-
de batterij kan het bereik aanzienlijk minder
worden. VOORZICHTIG
● De ra diogr
afische afstandsbediening bevat
elektronische onderdelen. Vermijd daarom
vocht, stoten of direct zonlicht.
● Het gebruik van ongeschikte batterijen kan
de radiografi
sche afstandsbediening bescha-
digen. Vervang daarom de lege batterij altijd
door een nieuwe van dezelfde intensiteit en
afmetingen, en met dezelfde kenmerken. Milieu-aanwijzing
● Lever de g e
bruikte batterijen met het oog
op milieubescherming in bij geschikte inza-
melpunten.
● De batterij van de afstandsbediening kan
perchlor
aat bevatten. Neem de wettelijke be-
palingen voor verwijdering in acht. ●
Zorg er v
oor dat de afstandsbediening niet
per ongeluk bediend kan worden, zodat de in-
terieurvoorverwarming niet ongewenst kan
worden ingeschakeld. Interieurvoorverwarming programme-
ren
Vóór het programmeren controleert u of de
dat
um en tijd jui
st zijn ingesteld in de au-
to ››› .
De interieur v
oorverwarming wordt gepro-
grammeerd in het menu Interieurvoor-
verwarming van het infotainmentsysteem.
Het menu Interieurvoorverwarming
openen
● Druk op de toets van het bedienin
gs-
paneel van de Climatronic.
● Op de functietoets drukken.
Functietoets: functie
Uitsch.: de interieurvoorverwarming wordt meteen uitge-
schakeld.
Verwarmen, Ventileren: wordt ingesteld indien bij inscha-
keling van de interieurvoorverwarming het interieur ver-
warmd of geventileerd moet worden. Door te drukken op
de functieknop
kan de gewenste modus worden ge-
selecteerd. 172
Page 175 of 348

AirconditioningFunctietoets: functie
Instellen: het menu
Interieurvoorverwarming
wordt geopend.
Vertrekuur 1, Vertrekuur 2, Vertrekuur 3: er kunnen
drie verschillende vertrektijden (uu.mm) worden
geprogrammeerd. Indien de interieurvoorverwar-
ming enkel op een bepaalde dag van de week
moet worden ingeschakeld, kan ook dezelfde ver-
trektijd worden geselecteerd.
Duur: de duur bepaalt de werkingstijd van de in-
terieurvoorverwarming wanneer ze wordt inge-
schakeld met de snelverwarmtoets
van het air-
cobedieningselement. Tevens wordt de duur ge-
bruikt om het vertrekuur te berekenen bij hand-
matig geregelde airconditioning. Dit kan worden
ingesteld tussen 10 en 60 minuten in stappen
van 10 minuten.
Er wordt teruggekeerd naar het hoofdmenu.
Het geprogrammeerde vertrekuur bepaalt het
moment
w
aar op de in
gestelde temperatuur
ongeveer bereikt moet zijn in de auto. Het
begin van de werking van de verwarming
wordt automatisch vastgesteld naargelang
de buitentemperatuur.
De programmering controleren
Wanneer een vertrekuur actief is, gaat bij uit-
schakeling van het contact het controlelamp-
je van de snelverwarmtoets branden gedu-
rende ca. 10 seconden. ATTENTIE
Programmeer de interieurvoorwarming nooit
zo dat
ze ingeschakeld wordt en functioneert
in een gesloten ruimte of plaats zonder venti-
latie. De gassen van de interieurvoorverwar-
ming bevatten koolmonoxide, een giftige,
kleur- en geurloze substantie. Koolmonoxide
kan tot bewusteloosheid leiden en dodelijk
zijn. Gebruiksaanwijzingen
Het uitlaatsysteem van de interieurvoorver-
w
armin
g z
it onder de auto en mag niet be-
dekt zijn door sneeuw, modder of andere ma-
terialen. De uitlaatgassen moeten vrij kunnen
ontsnappen. De uitlaatgassen die ontstaan
wanneer de interieurvoorverwarming werkt,
worden afgevoerd via een uitlaatpijp, die aan
de onderzijde van de wagen is aangebracht.
Bij de verwarming van het interieur, wordt de
warme lucht eerst naar de voorruit geleid, af-
hankelijk van de omgevingstemperatuur, en
daarna naar de rest van het interieur via de
luchtroosters. Door de roosters te verstellen,
bijv. naar de zijruiten, kan de luchtverdeling
worden beïnvloed.
Gevallen waarin de interieurvoorverwarming
niet wordt ingeschakeld
● De interieurvoorverwarming heeft ongeveer
evenveel
energie nodig als het dimlicht. In- dien de laadtoestand van de accu van 12 volt
sterk af
neemt, wordt de interieurvoorverwar-
ming automatisch uitgeschakeld en kan ze
niet meer aangezet worden. Zo voorkomt u
problemen bij het starten van de motor.
● De verwarming moet geactiveerd worden
telkens
u ze in werking wenst te stellen. Ook
het vertrekuur moet telkens opnieuw worden
geactiveerd.
● Het controlelampje (brandst
ofmeter)
gaat branden. Let op
● Wanneer de interieur v
oorverwarming is in-
geschakeld, zijn geluiden te horen wegens de
werking ervan.
● Wanneer de luchtvochtigheid buiten hoog
is en de omg
evingstemperatuur laag, is het
mogelijk dat het verwarmings- en ventilatie-
systeem condenswater afkomstig van de wer-
kende interieurvoorverwarming verdampt. In
dat geval kan damp uit de onderzijde van de
auto komen. Dit betekent niet dat er een sto-
ring is.
● Als de auto naar één kant overhelt, bijv. bij
het parker
en op een helling, kan de werking
van de interieurvoorverwarming beperkt wor-
den bij een laag brandstofpeil (juist boven
het reservegebied).
● Als de interieurvoorverwarming gedurende
een langer
e periode meermaals wordt ge-
bruikt, wordt de accu van 12 volt ontladen.
Om de accu weer te laten opladen, rijdt u af » 173
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 176 of 348

Bedienen
en toe een aantal kilometer met de auto. Ter
oriëntatie: rijd ong
ev
eer even lang als de tijd
dat de verwarming ingeschakeld was.
● Bij temperaturen onder +5°C (+41°F) kan
de interieurvoor
verwaming automatisch inge-
schakeld worden bij het aanzetten van de mo-
tor. De interieurvoorverwarming wordt dan na
een tijdje weer uitgeschakeld. Rijden
Knop
v
oor het s
tarten en afzet-
ten van de motor
Contact inschakelen en motor starten
met de sleutel Afb. 163
Standen van de contactsleutel. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 24
Bij dieselwagens kan het voorkomen dat de
motor bij lagere temperaturen iets vertraagd
start. Daarom moet u het koppelingspedaal
(schakelbak) resp. rempedaal (automatische
transmissie) ingetrapt houden totdat de mo-
tor aanslaat. Tijdens het voorgloeien brandt
het controlelampje .
De voorgloeitijd hangt af van de koelvloei-
stoftemperatuur en de omgevingstempera- tuur. Als de motor al op bedrijfstemperatuur
is of al
s de omgevingstemperatuur boven
+8°C ligt, gaat het controlelampje ca. één
seconde branden. Dat betekent dat de motor
onmiddellijk start.
Als de motor niet direct start, onderbreek dan
het startproces en probeer opnieuw om de
motor te starten na ca. 30 sec. Om de motor
opnieuw te starten moet u de contactsleutel
weer in stand 1 brengen.
St ar
t/s t
op-systeem*
Zodra u stopt en het start/stop-systeem* de
motor afzet, blijft het contact ingeschakeld.
Automatische versnellingsbak: zorg ervoor
dat het contact is uitgeschakeld en de keuze-
hendel in de stand P staat voordat u de wa-
gen verlaat.
Aanwijzingen voor de bestuurder op het dis-
play van het instrumentenpaneel
Trap het koppelingspedaal in
Deze aanwijzing verschijnt, als de bestuurder
bij wagens met schakelbak bij het starten
van de motor het koppelingspedaal niet in-
trapt. De motor kan alleen worden gestart als
het koppelingspedaal wordt ingetrapt.
174