Page 57 of 348

De essentie
Een band repareren met de bandenaf-
dic ht
set Afb. 67
Standaardweergave: inhoud van de
b anden
afdic
htset. De bandenafdichtset zit in de bagageruimte
onder de l
aa
dvloer af
dekking.
De band afdichten
● Draai het dopje en het inzetstuk van het
ventiel los. Ge
bruik het apparaat ››› afb. 67
1 om het inzetstuk te verwijderen. Leg het
op een s c
hoon op per
vlak.
● Schud de fles met afdichtmiddel ››› afb
. 67
10 goed.
● Draai de pompslang ››
›
afb
. 67 3 vast op
de fl es
met
afdichtmiddel. De verzegeling
van de fles wordt automatisch gebroken. ●
Verwijder de dop
van de vulslang ››› afb. 67
3 en draai het open einde van de fles op het
b andv
entiel .
● Houd de fl
es met de bodem omhoog en vul
de band met de inhoud v
an de fles.
● Haal de fles van het ventiel.
● Breng het inzetstuk opnieuw aan op het
bandventiel met
het apparaat ››› afb. 67 1 .
D e b
and op pompen
● Dr
aai de vulslang van de compressor
››› afb
. 67 5 vast op het bandventiel.
● Controleer of de ontluchtingsbout gesloten
i s
› ›
› afb. 67 7 .
● Start de motor en laat hem draaien.
● Sluit de steker ››
›
afb
. 67 9 aan op het 12
v o
lt -
stopcontact van de wagen ›››
pag.
156.
● Zet de luchtcompressor aan met de
ON/OFF-sch
akelaar ››› afb. 67 8 .
● Laat de luchtcompressor draaien tot een
druk
v an 2,0-2,5 b
ar (29-36 psi/200-250
kPa) wordt bereikt. Maximaal 8 minuten .
● Sluit de luchtcompressor af.
● Indien de aangegeven druk niet wordt be-
reikt, draait u de
vulslang los van het ventiel.
● Beweeg de wagen 10 m zodat het afdicht-
middel wor
dt verdeeld in de band.
● Draai de vulslang van de compressor op-
nieuw op het v
entiel. ●
Herhaal het pr
oces voor het oppompen.
● Als ook dan de druk niet wordt bereikt, ver-
keert de b
and in slechte staat. Zet de wagen
stil en roep de hulp in van gespecialiseerd
personeel.
● Sluit de luchtcompressor af. Draai de vul-
slang lo
s van het bandventiel.
● Wanneer de bandenspanning tussen
2,0-2,5 bar ligt, rijdt u
verder met een snel-
heid onder 80 km/u (50 mph).
● Controleer de bandenspanning opnieuw na
10 minuten ›››
pag. 89.
››› in Bandenafdichtset TMS (Tyre Mo-
bility System)* op pag. 87
››› pag. 87 55
Page 58 of 348

De essentie
Een wiel verwisselen W ag
eng
ereedschap Afb. 68
Onder de afdekking van de laadvloer
v an de b
agag
eruimte: wagengereedschap. Adapter voor de wielboutbeveiliging*
Sl
eepoog
W iel s
leutel*
Krikhendel
Krik*
Haak voor centrale wieldoppen*
Klem voor de doppen van de wielbouten.
››› in Voorafgaande stappen op pag. 54
››› pag. 87 1
2
3
4
5
6
7 Centrale wieldop*
Om bij de wielbouten te komen, moeten de
central
e w
ieldoppen verwijderd worden.
Verwijderen
● Zet de draadhaak (wagengereedschap) in
een van de uitsp
aringen van de centrale wiel-
dop.
● De wielsleutel plaatsen op de haak, op de
band afst
eunen en de wieldop lostrekken.
Aanbrengen
● Plaats door te drukken de centrale wieldop
op de vel g.
● Pl
aats vervolgens de rest van de centrale
wieldop.
Dop
pen van wielbouten* Afb. 69
Wiel: wielbouten met doppen. Verwijderen
●
Plaats de kunststof klem (boordgereed-
s ch
ap ›
›› afb. 68 7 ) op de dop totdat deze
v a
stk
likt ››› afb. 69.
● Verwijder de dop met de kunststof klem.
Antidiefstalwielbouten Afb. 70
Wielbout met diefstalbeveiliging,
v oor
zien
van dop en adapter. ●
Verwijder de wieldop* of dop*.
● Plaats de speciale adapter (wagengereed-
s c
h ap) t
ot de aanslag over de wielbout met
diefstalbeveiliging.
● Plaats de wielsleutel (wagengereedschap)
op de adapter t
ot aan de aanslag.
● Verwijder de wieldop ››› p
ag. 57.56
Page 59 of 348

De essentie
Let op
Noteer het codenummer van de wielboutbe-
veiligin g en ber
g deze op een veilige plaats
op, maar nooit in de wagen. Als u een vervan-
gingsadapter nodig heeft, kunt u deze bestel-
len bij uw officiële SEAT dealer; deze zal u
naar het codenummer vragen. Wielbouten losdraaien
Afb. 71
Wiel: de wielbouten losdraaien. ●
Plaats de wielsleutel (boordgereedschap)
t ot
aan de aan s
lag op de wielbout. U hebt
voor het los- en vastdraaien van de wielbou-
ten met diefstalbeveiliging de betreffende
adapter nodig ›››
pag. 56.
● Draai de wielbout ca. 1 slag naar links
››› afb
. 71 (pijl). Om het vereiste koppel uit te
kunnen oefenen, pakt u de wielsleutel bij het
uiteinde vast. Als een wielbout niet los komt,
duw dan voorzichtig met een voet op het uit- einde van de wielsleutel. Houd u aan de wa-
gen va
st en zorg ervoor dat u stevig staat. ATTENTIE
Draai de wielbouten (1 slag) een beetje los
voord at
u de wagen omhoog brengt met de
krik* Als u dit niet doet, kan dit leiden tot on-
gelukken! Wagen opkrikken
Afb. 72
Dwarsbalk: markeringen. Afb. 73
Langsligger: plaatsing van de wagen-
krik. ●
Plaats de krik* (wagengereedschap) op een
s t
ev ig
e ondergrond. Gebruik indien nodig
een stabiele plaat met een groot oppervlak.
Bij een gladde ondergrond, zoals bijv. een te-
gelvloer, een stroeve drager (bijv. een rubber
mat) gebruiken ››› .
● Zoek het bevestigingspunt op de langslig-
g er (v
erz
onken gedeelte) dat zich het dicht-
ste bij het te vervangen wiel bevindt ››› afb.
72.
● Draai aan de krik* die u onder het bevesti-
gingsp
unt op de langsligger hebt geplaatst,
om deze hoog te verplaatsen tot de flens 1 ›››
afb. 73 z ich onder de betreffende uitspa-
rin
g bevindt.
● Lijn de krik* zodanig uit dat de flens 1 "ingrijpt" in de uitsparing voor de langsligger
en d
at de bew
ee
gbare grondplaat 2 plat op
de gr ond lig
t. D
e grondplaat 2 moet zich
v er
tic aal
t.o.v. het steunpunt 1 bevinden.
» 57
Page 60 of 348

De essentie
● Dr aai de k
rik* ver
der omhoog tot het wiel
iets van de grond komt. ATTENTIE
● Let er op d
at de krik* stabiel blijft staan. Als
het oppervlak glad of zacht is, kan de krik*
verschuiven of verzinken - gevaar op verwon-
dingen!
● Breng de wagen uitsluitend omhoog met de
krik* die af fabriek
is meegeleverd. Anders
kan de wagen wegschuiven - gevaar op ver-
wondingen!
● Plaats de krik* uitsluitend onder de daar-
toe best
emde bevestigingspunten op de
langsligger en lijn de krik uit. Als dit niet ge-
beurt, dan kan de krik* wegschuiven omdat
ze niet voldoende grip op de wagen heeft. ge-
vaar op verwondingen!
● Door temperatuurschommelingen of wijzi-
gingen in de bela
sting kan de hoogte van de
geparkeerde wagen veranderen. VOORZICHTIG
De wagen mag niet omhoog worden gebracht
onder een dwars b
alk. Plaats de krik* uitslui-
tend onder de daartoe bestemde plaatsen op
de langsligger. Anders kan de wagen bescha-
digd worden. Een wiel demonteren en monteren
Nadat u de bouten hebt losgedraaid en de
wagen met
de k
rik hebt opgekrikt, verwisselt
u het wiel.
Wiel verwijderen
● De wielbouten losdraaien met de wielsleu-
tel en de bouten aan de k
ant leggen op een
schoon oppervlak.
● Wiel verwijderen.
Wiel pl
aatsen
Als u banden met verplichte looprichting
monteert, volg dan de richtlijnen in ››› pag.
58.
● Plaats het wiel.
● Wielbouten erin draaien en licht aantrek-
ken.
● Laat de w ag
en zakken met de krik*; ga
hierbij voor
zichtig te werk.
● Trek de wielbouten met de wielsleutel goed
aan.
De wielbout
en moeten schoon zijn en gemak-
kelijk draaien. Contactvlakken tussen wiel en
naaf controleren. Verontreinigingen op deze
vlakken verwijderen alvorens het wiel te
plaatsen. Banden met verplichte looprichting Een draairichtinggebonden bandenprofiel is
herkenbaar aan de pijl
en op de w
ang van de
band, die in de draairichting wijzen. Houd de
zo aangegeven draairichting altijd aan bij het
monteren van de wielen, hierdoor worden de
optimale rij-eigenschappen van de band met
betrekking tot grip, geluid, wrijving en aqua-
planing gegarandeerd.
Als u het reservewiel* noodgedwongen tegen
de draairichting in moet plaatsen, rijd dan
voorzichtig omdat de optimale eigenschap-
pen van de band in deze situatie niet meer
gelden. Dit geldt met name wanneer het weg-
dek nat is.
Verwissel de defecte band zo snel mogelijk
en zorg voor de juiste looprichting bij alle
banden, opdat de voordelen van draairich-
ting gebonden banden weer volledig kunnen
worden benut.
Afsluitende werkzaamheden ●
Lichtmetalen wielen: br en
g de dop pen op
de w
ielbouten aan.
● Wielen met wieldoppen: zet de centr
ale
wieldop terug ›››
pag. 56.
● Het gereedschap op zijn plaats opbergen. 58
Page 61 of 348

De essentie
● Al
s het
vervangen wiel niet past in de ruim-
te voor het reservewiel, berg dit dan op veili-
ge wijze op in de kofferbak ›››
pag. 156.
● Controleer de spanning van het wiel dat u
heeft gemont
eerd zo snel mogelijk.
● Bij wagens met bandenspanningsindicatie
moet u de inst
elling wijzigen en opslaan in
de radio/het Easy Connect*-systeem
››› pag. 314.
● Controleer zo snel mogelijk met een mo-
mentsleutel
of het aanhaalmoment van de
wielbouten 140 Nm is. Rijd tot dan uiterst
voorzichtig.
● Vervang het defecte wiel zo snel mogelijk.
Sneeuwkettingen Gebruik Sneeuwkettingen mogen alleen op de voor
-
wi elen
worden gemonteerd.
Controleer of corrigeer na enkele meter zo no-
dig de bevestiging van de sneeuwkettingen,
volgens de aanwijzingen van de fabrikant.
Let op de maximumsnelheid van 50 km/u
(30 mpu).
Als het gevaar bestaat dat u toch vast komt te
zitten ondanks dat u sneeuwkettingen heeft
gemonteerd, wordt geadviseerd om de anti-
slipregeling op de aangedreven wielen (ASR) in de ESC
›››
pag. 185, De E
SC en ASR
inschakelen/uitschakelen uit te schakelen.
Bij winterse wegomstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen niet alleen de grip, maar
ook het remgedrag.
Het gebruik van sneeuwkettingen is om tech-
nische redenen alleen op bepaalde
velg/band-combinaties toelaatbaar:
215/60 R16Kettingen met schakels van max. 15 mm
215/55 R17Kettingen met schakels van max. 15 mm
215/50 R18Kettingen met schakels van max. 15 mm
De overige afmetingen laten geen kettingen toe Als u sneeuwkettingen gebruikt, moet u
ev
ent
ueel g
ebruikte wieldoppen en velgens-
ierringen verwijderen.
Als u over sneeuwvrije trajecten rijdt, de ket-
tingen verwijderen. Anders beïnvloeden ze
de wegligging, beschadigen ze de banden en
zijn ze snel versleten. Noodslepen van de wagen
Slepen Afb. 74
Voorbumper rechts: vastgeschroefd
s l
eepoog. Afb. 75
Achterbumper rechts: vastgeschroefd
s l
eepoog. Sleepogen
M
aak
de s t
ang of kabel vast aan de sleep-
ogen. » 59
Page 62 of 348

De essentie
De sleepogen zitten in de bagageruimte on-
der de l aa
dvloer af
dekking samen met het
wagengereedschap ›››
pag. 87.
Schroef het sleepoog in de schroefdraad
››› afb. 74 of ››› afb. 75 en zet het vast met de
wielsleutel.
Sleepkabel of sleepstang
De sleepstang biedt meer veiligheid en min-
der risico op schade.
De sleepkabel wordt aanbevolen indien er
geen sleepstang is. Hij moet elastisch zijn
om de wagen niet te beschadigen.
Bestuurder van de trekkende wagen
● Pas echt wegrijden, als de kabel strak
staat.
● Ge
bruik de koppeling uiterst voorzichtig bij
het star
ten van de wagen (met schakelbak) of
versnel geleidelijk (met automatische trans-
missie).
Rijstijl
Het afslepen vraagt oefening, in het bijzon-
der bij gebruik van een sleepkabel. Beide be-
stuurders moeten met de bijzonderheden
van het slepen vertrouwd zijn. Ongeoefende
bestuurders moeten hiervan afzien.
Let er bij het rijden steeds op dat er geen on-
geoorloofde trekkrachten en geen schokbe-
lasting ontstaan. Als er over onverharde we- gen wordt gesleept, bestaat het gevaar dat
de bevestigin
gsdelen overbelast raken.
Schakel het contact in zodat de knipperlich-
ten, ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen
werken. Controleer of het stuurwiel ontgren-
deld is en vrij beweegt.
Zet bij wagens met schakelbak de versnel-
lingshendel in de vrijloop. Bij automatische
versnellingsbak de hendel op N.
Om te remmen trapt u het rempedaal goed
in. Bij stilstaande motor werkt de rembekr-
achtiger niet.
De stuurbekrachtiging werkt uitsluitend als
het contact is ingeschakeld en de wagen rolt,
op voorwaarde dat de accu voldoende gela-
den is. Anders moet meer kracht worden uit-
geoefend.
Let erop dat de kabel strak blijft staan.
››› in Inleiding tot thema op pag. 91
››› pag. 90 Starten door aanslepen
Als de motor niet aanslaat, eerst proberen
om de mot
or met
de acc
u van een andere wa-
gen te starten ››› pag. 60. De motor mag en-
kel gestart worden door aanslepen indien het laden van de accu niet werkt. Dit is mogelijk
door gebruik t
e maken van de beweging van
de wielen.
Wagens met benzinemotor mogen alleen
over een kort traject worden aangesleept,
omdat anders onverbrande brandstof in de
katalysator kan komen.
● Schakel de 2e of 3e versnelling in bij stil-
staande wag
en.
● Trap het koppelingspedaal in en houd dit
ingetrapt
.
● Contact inschakelen.
● Laat het koppelingspedaal los zodra beide
wagens
in beweging zijn.
● Zodra de motor aanslaat: koppelingspe-
daal intrap
pen en de versnelling uitschake-
len.
Starthulp
Startkabel
s De startkabels moeten voldoende doorsnede
he
bben.
A ls
de motor niet aanslaat, omdat de accu
ontladen is, kunt u de accu van een andere
wagen voor het starten gebruiken. 60
Page 63 of 348

De essentie
U hebt voor de starthulp st
ar tk
abels volgens
DIN 72553 nodig (zie de gegevens van de ka-
belfabrikant). De doorsnede van de kabel
moet bij wagens met benzinemotor ten min-
ste 25 mm 2
en bij wagens met dieselmotor
ten minste 35 mm 2
bedragen. Let op
● Tus sen de w
agens mag er geen contact be-
staan, anders zou de stroom al kunnen lopen,
als de pluspolen worden verbonden.
● De ontladen accu moet op de juiste wijze op
de elektrisc
he installatie zijn aangesloten. Starthulp: beschrijving
Afb. 76
Verbindingsschema voor wagens zon-
der St
art
-stopsysteem. Afb. 77
Verbindingsschema voor wagens met
Start -
stopsysteem. Startkabels aansluiten
1. Bij beide wagens het contact uitschakelen
››
› .
2. Een uiteinde van de rode
st
arthulpkabel
op de pluspool + van de wagen met de
ontl a
den ac c
u klemmen A
› ›
› afb . 76.
3.
Het andere uiteinde van de rode st
arthulp-
kabel op de pluspool + van de stroomge-
v ende w
agen B klemmen.
4. In wagens zonder start-stopsysteem: een
uit einde
van de
zwart
e startkabel op de
minpool – van de stroomgevende wagen
k l
emmen B
› ›
› afb . 76.
– In wa
gens met start-stopsysteem: een uit-
einde van de zwart
e X startkabel op een
g e
sc
hikt massapunt, een massief metalen
onderdeel van het motorblok of aan het
motorblok zelf klemmen ››› afb. 77 . 5. Sluit het andere uiteinde van de
zwarte
star
tkabel X in de wagen met ontladen
ac c
u aan op een m a
ssief metalen deel
vastgeschroefd aan het motorblok of aan
het motorblok zelf, echter niet in de buurt
van de accu A .
6. Leg de kabels zo, dat ze niet door draaien- de del en in de mot
orruimte k
unnen wor-
den geraakt.
Starten
7. De motor van de stroomgevende wagen start
en en stationair laten draaien.
8. De motor van de wagen met de ontladen accu st
arten en twee tot drie minuten
wachten tot de motor draait.
Startkabels verwijderen
9. Vóór het losmaken van de startkabels het dimlicht - w
anneer dit aan is - uitschake-
len.
10.
In de wagen met de ontladen accu de
aanjager en achterruitverwarming inscha-
kelen, opdat spanningspieken worden af-
gebouwd die ontstaan bij het losmaken.
11.
Kabels bij draaiende motoren verwijderen
in omgekeerde volgorde van het aanslui-
ten.
Let erop dat de klemmen voldoende contact
met het metaal hebben. » 61
Page 64 of 348

De essentie
Als de motor niet aanslaat, na 10 seconden
ophouden met s
tar
ten en daarna na ca. 1 mi-
nuut weer starten. ATTENTIE
● Vol g de w
aarschuwingen op bij werkzaam-
heden in de motorruimte ›››
pag. 300.
● De stroomgevende accu moet dezelfde
spanning (12V) en dez
elfde capaciteit (zie
tekst op de accu) hebben als de lege accu.
Anders bestaat er gevaar voor explosie!
● Voer nooit een starthulp uit als een van de
accu's bevr
oren is – gevaar voor explosie!
Ook wanneer de accu is ontdooid, bestaat er
gevaar voor aantasten van lak en onderdelen
door accuvloeistof dat naar buiten loopt. Be-
vroren accu vervangen.
● Ontstekingsbronnen (open vuur, sigaretten,
enz) zo
ver mogelijk uit de buurt van de accu's
houden. Ontploffingsgevaar!
● Let op de gebruiksaanwijzing van de fabri-
kant v
an de startkabels.
● Minkabel bij de andere wagen niet direct
op de minpool v
an de ontladen accu aanslui-
ten. Door vonkvorming zou het knalgas dat
uit de accu stroomt, kunnen ontsteken - ge-
vaar voor explosie!
● Minkabel bij de andere wagen niet op delen
van het brand
stofsysteem of op de remleidin-
gen vastklemmen.
● De niet-geïsoleerde delen van de pooltan-
gen mogen elkaar niet
raken. Bovendien mag
de op de pluspool van de accu aangesloten kabel niet met elektrisch geleidende delen
van de wag
en in aanr
aking komen - gevaar
voor kortsluiting!
● Kabels zo leggen dat ze niet door draaien-
de delen in de motorruimte k
unnen worden
geraakt.
● Buig u niet over de accu's - u zou verbran-
dingen ku
nnen oplopen! Let op
De wagens mogen elkaar niet aanraken, an-
der s z
ou er al bij de verbinding van de plus-
polen een stroomverbinding zijn. Ruitenwisserbladen vervangen
Ser v
ic e
stand van de ruitenwissers Afb. 78
Ruitenwissers in servicestand. Wanneer de ruitenwissers in de servicestand
s
t
aan, k u
nnen de armen van de wisser omh-
oog worden gezet ››› afb. 78.
● Sluit de motorkap ›››
p
ag. 300.
● Schakel het contact in en vervolgens weer
uit.
● Druk de ruiten
wisserhendel kort omlaag 4 ›››
pag. 26.
V oor d
at u gaat rijden, moet u de wisserarmen
weer omlaag zetten. Door de ruitenwisser-
hendel te bedienen keren de wisserarmen
weer in hun beginstand terug.
››› pag. 90 62