Rijden
●
Als het
controlelampje of oplicht, is er
sprake van een afwijkende situatie ››› pag.
111. De ESC en ASR inschakelen/uitscha-
kelen
ESC wordt automatisch ingeschakeld wan-
neer de motor wor
dt
aangezet en werkt enkel
met draaiende motor; het bevat de systemen
ABS, EDS en ASR.
De ASR-functie moet enkel uitgeschakeld
worden in situaties waarin niet voldoende
tractie wordt gehaald, zoals:
● Bij het rijden door diepe sneeuw of loslig-
gend terr ein.
● Om de
vastgereden wagen "vrij te maken".
Sluit daarna de ASR
-functie opnieuw aan.
Naargelang de afwerking en versie bestaat
de mogelijkheid om enkel ASR uit te schake-
len of ESC in stand Sport te activeren.
ASR uitschakelen
Via het menu van het Easy Connect-systeem
wordt de ASR uitgeschakeld ››› pag. 113. De
antislipregeling blijft gedeactiveerd. Het controlelampje
gaat branden. Bij w
a-
gens met informatiesysteem voor de bestuur-
der* wordt de melding voor de bestuurder ASR gedeactiveerd .
ASR inschakelen
Via het menu van het Easy Connect-systeem
››› pag. 113 wordt de ASR ingeschakeld. De
antislipregeling blijft geactiveerd.
Het controlelampje dooft. Bij wagens met
informatiesysteem voor de bestuurder* wordt
de melding voor de bestuurder ASR geac-
tiveerd .
ESC in "Sportstand"
Via het menu van het Easy Connect-systeem
››› pag. 113 kan de Sport-stand worden geko-
zen. Zowel het ingrijpen van ESC als van ASR
is beperkt ››› .
Het c
ontr o
lelampje gaat branden. Bij wa-
gens met informatiesysteem voor de bestuur-
der* wordt de melding voor de bestuurder
getoond:
Elektronische stabiliseringscon-
trole (ESC): sport. Opgelet! Be‐
perkte stabiliteit "Sportstand" van ESC uitschakelen
Met het menu
van het Easy Connect-systeem
››› pag. 113. Het controlelampje gaat uit.
Bij wagens met informatiesysteem voor de
bestuurder* wordt de melding voor de be-
stuurder getoond:
Elektronische stabiliseringscon-
trole (ESC): aan
ESC in stand "Offroad" 1)
Met de draaiknop (Driving Experience button)
selecteert u de Offroad-functie om ze in te
schakelen ››› pag. 239. Alle tussenkomsten
van de ESC zoals die van ASR, EDS en het
ABS-systeem passen zich aan het terrein met
onregelmatige ondergrond aan.
Het controlelampje gaat branden. Op het
instrumentenpaneel wordt de indicatie voor
de bestuurder getoond:
Elektronische stabiliseringscon-
trole (ESC): Offroad. Opgelet!
Beperkte stabiliteit
In de volgende uitzonderlijke situaties kan
het nuttig zijn om de Offroad-functie te acti-
veren zodat de wielen kunnen slippen:
● Bij het "losschommelen" van de vastgere-
den wagen. »1)
Enkel voor 4Drive-modellen.
185
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bedienen
● Rijden in diepe s neeu
w of b
ij losse onder-
grond.
● Bij het rijden op hobbelige rijbanen met
sterk onbel
aste wielen (diagonale verdraai-
ing van de assen).
● Steile hellingen afrijden met remmen op
onverhar
d terrein.
Voor uw veiligheid wordt het aanbevolen om
de Offroad-functie uit te schakelen zodra ze
niet absoluut noodzakelijk meer is.
Offroad-stand bij ESC uitschakelen
Met de draaiknop (Driving Experience button)
selecteert u een andere rijfunctie ››› pag.
239. Het controlelampje gaat uit. De aan-
wijzing voor de bestuurder wordt getoond:
Elektronische stabiliseringscon-
trole (ESC): aan
ESC in stand "Snow" 1)
Met de draaiknop (Driving Experience button)
selecteert u de functie "Snow" om ze in te
schakelen ››› pag. 239. De tussenkomsten
van de aandrijfslipregeling ASR passen zich
aan de grip van besneeuwde wegen aan. Stand "Snow" van ESC uitschakelen
Met de draaiknop (
Driving Experience button)
selecteert u een andere rijfunctie ››› pag.
239. ATTENTIE
U moet ESC Sport alleen inschakelen als de
rijvaar digheid en de
verkeerssituatie dit toe-
laten. Slipgevaar!
● Met de ESC in Sport-stand is de stabilise-
rende werkin
g beperkt om een meer sportief
rijgedrag mogelijk te maken. De aangedreven
wielen kunnen doorslippen, waardoor ook de
wagen kan slippen. ATTENTIE
De Offroad-functie mag enkel worden inge-
sch ak
eld of de ASR uitgeschakeld als de erva-
ring van de bestuurder en verkeerssituatie dit
toelaten. Slipgevaar!
● Met ingeschakelde Offroad-stand is de sta-
biliserin
gsfunctie beperkt. Vooral bij gladde
en glibberige rijbaan kunnen de aangedreven
wielen doorslippen en kan zo ook de wagen
slippen. Let op
Bij het uitschakelen van de ASR of het selec-
teren v
an de Sportstand van de ESC, wordt
het snelheidsregelsysteem* uitgeschakeld. Schakelbak
V an
ver
snelling veranderen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 42
In bepaalde landen moet het koppelingspe-
daal volledig zijn ingetrapt om de motor te
kunnen starten.
Achteruitversnelling inschakelen
● Kies de achteruit uitsluitend als de wagen
stil s
taat.
Terugschakelen
Tijdens het rijden dient terugschakelen altijd
stapsgewijs te gebeuren, d.w.z. naar de
eerstvolgende lagere versnelling zodra het
motortoerental niet meer zo hoog is ››› .
Eén of meer
dere
versnellingen terugschake-
len bij hoge snelheden of hoge motortoeren-
tallen kan leiden tot beschadiging van de
koppeling en de versnellingsbak, zelfs als
daarbij het koppelingspedaal wordt gebruikt
››› .
1)
Enkel voor 4Drive-modellen.
186
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Motor
A l
n aar g
elang het gekozen profiel, reageert
motor feller of juist rustiger op de verplaat-
sing van het gaspedaal. Bovendien wordt bij
het selecteren van het Eco-profiel automa-
tisch de start-stopfunctie geactiveerd.
Bij wagens met automatische transmissie
worden de momenten waarop wordt gescha-
keld zodanig aangepast dat die bij lagere of
hogere toerentallen komen te liggen. Boven-
dien wordt in de Eco-stand gebruik gemaakt
van de inertie om het brandstofverbruik ver-
der te verlagen.
Bij wagens met schakelbak wijzigen in de
stand Eco de aanbevelingen om te schake-
len die verschijnen in het instrumentenpa-
neel, om de bestuurder ertoe aan te zetten
zuiniger te gaan rijden.
Besturing
De stuurbekrachtiging varieert de rijfuncties
en past zich aan het geselecteerde profiel
aan, waardoor een beter gedrag voor elke si-
tuatie mogelijk wordt gemaakt.
Airconditioning
Bij wagens voorzien van Climatronic is het
mogelijk om deze in de eco-stand op een la-
ger verbruik te laten werken. Automatische afstandsregeling (ACC)
De accel
eratiegradiënt van de automatische
afstandsregeling varieert naargelang het ac-
tieve rijprofiel ››› pag. 209.
Elektronische stabiliseringscontrole (ESC)
In de rijprofielen Offroad en Snow past de
elektronische stabiliseringscontrole (ESC)
››› pag. 183 zich aan volgens de kenmerken
van het terrein.
Daarnaast wordt in het Offroad-profiel ook
de bergafdaalcontrole (HDC) ››› pag. 201 ge-
activeerd.
Rijprofiel instellen Afb. 197
Middenconsole: draaiknop (Driving
Experienc e b
utton).
››› T ab. op pag. 2
U kunt op de volgende manieren kiezen tus-
sen de profielen Eco , Normal, Sport, In-
dividual , Offroad1)
en Snow 1)
:
● draai aan de draaiknop (Driving Experience
button) t ot
het gewenste profiel brandt op
het display van het Easy Connect-systeem en
ook op de draaiknop zelf ››› afb. 197.
● OF: selecteer het gewenste profiel op het
aanraaks
cherm van het Easy Connect-sys-
teem, in het menu dat wordt geopend door te
draaien aan de draaiknop (Driving
Experience button).
Binnen elk profiel bestaat de mogelijkheid
om de kenmerken ervan weer te geven, door
te drukken op het touchpad van het display
van het Easy Connect-systeem Informatie
profiel.
In het profiel Individual kunnen de ken-
merken van de wagen worden ingesteld via
het touchpad van het display van het Easy
Connect-systeem Instellingen profiel.
Een pictogram op het display van het Easy
Connect-systeem informeert over het actieve
profiel, wanneer dat verschilt van Normal.
De keuzeknop geeft met een rood led-lampje
het geselecteerde profiel aan. »1)
Enkel voor 4Drive-modellen.
239
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
BedienenRijprofielEigenschappen
EcoZorgt ervoor dat de wagen zo min moge-
lijk brandstof verbruikt, passend bij een
zuinige en milieubewuste rijstijl.
NormalVerschaft een uitgebalanceerde rijerva-
ring en is bij uitstek geschikt voor dage-
lijks gebruik.
SportVerschaft de wagen een dynamisch karak-
ter rondom en maakt het mogelijk om
sportiever te rijden.
Indivi-
dualMaakt een persoonlijke configuratie mo-
gelijk. De functies die u kunt aanpassen,
variëren per uitrustingsniveau van de wa-
gen.
Offroad a)Past de wagenparameters aan voor het
optimaal rijden op onverharde wegen.
Snowa)
Past het gedrag van de wagen aan voor
het rijden op een glad wegdek, met opti-
malisering van tractie en bestuurbaar-
heid.
a)
Enkel voor 4Drive-modellen. ATTENTIE
Houd bij de keuze van SEAT Drive Profile op
de eerst e p
laats rekening met het verkeer, om
geen ongelukken te veroorzaken. Let op
● Wanneer de wag en w
ordt uitgezet, bewaart
die altijd het rijprofiel dat was geselecteerd op het moment waarop het contact werd uit-
ges
c
hakeld, behalve in de volgende gevallen:
– Wanneer de wagen opnieuw wordt ge-
start na gebruik van het Sport-profiel,
worden de motor en versnellingsbak niet
gestart in de meest sportieve instelling
om een lager brandstofverbruik te bevor-
deren. Om de motor en versnellingsbak
terug in de meest sportieve stand te zet-
ten, selecteert u opnieuw het rijprofiel
Sport .
– Wanneer de wagen opnieuw wordt ge-
start na gebruik van het profiel Offroad
of Snow , wordt het systeem steeds geac-
tiveerd in profiel Normal.
● De snelheid en rijstijl moeten te allen tijde
worden aang
epast aan het zicht op de weg,
de klimatologische omstandigheden en het
verkeer.
● Bij het rijden met aanhangwagen wordt ge-
bruik van het
Eco -profiel niet aanbevolen. Kickdown
Het kickdown-systeem maakt een maximale
ac
c
el er
atie mogelijk.
Als u in SEAT Drive Profile* de stand Eco
››› pag. 239 hebt gekozen en plankgas geeft,
wordt het vermogen van de motor automa-
tisch geregeld om maximaal te accelereren. ATTENTIE
Let op dat bij glad wegdek de aangedreven
wielen k u
nnen doorslippen als de kickdown
wordt bediend - slipgevaar! 240