Page 49 of 348

De essentie2VentilatorNiveau 0: uitgeschakelde aanjager en airconditioning (handmatig)
Niveau 6: maximum ventilatorsnelheid.
3LuchtverdelingDraai de regelknop continu om de luchtstroom naar de gewenste plek te leiden.
OntwasemingsfunctieDe luchtstroom wordt naar de voorruit geleid. De luchtcirculatiefunctie wordt automatisch uitgeschakeld of niet gestart. Verhoog het vermogen
van de ventilator om de voorruit zo snel mogelijk te ontwasemen. Het aircosysteem wordt automatisch ingeschakeld om de lucht te drogen.
De lucht wordt via de roosters in het dashboard naar het bovenlichaam geleid.
Luchtverdeling naar het bovenlichaam en de voetenruimte.
Luchtverdeling naar de voetenruimte.
Luchtverdeling naar de voorruit en de voetenruimte.
Achterruitverwarming: werkt alleen wanneer de motor draait en wordt maximaal na 10 minuten automatisch uitgeschakeld.
Luchtrecirculatie
Toets voor de stoelverwarming
Maximaal koelvermogen. De luchtcirculatie en airco worden automatisch ingeschakeld en de luchtverdeling wordt automatisch in stand gezet
››› in Inleiding op pag. 165
›››
pag. 164 47
Page 50 of 348
De essentie
Hoe werkt de verwarming en frisse lucht? Afb. 57
In de middenconsole: bedieningselemen-
ten v oor
verwarming en ventilatie. De betreffende toets indrukken om een con-
c
r
et e f
unctie in te schakelen. Om de functie
uit te schakelen, nogmaals op de toets druk-
ken. De led in elk bedieningselement gaat bran-
den om aan te geven d
at de betreffende
functie van een bedieningselement ingescha-
keld is.
1TemperatuurDraai aan de regelknop om de temperatuur in te stellen. De gewenste temperatuur mag niet lager zijn dan voor buiten, omdat dit systeem de
lucht niet kan koelen of ontvochtigen.
2VentilatorNiveau 0: aanjager en verwarmingssysteem en ventilatie uitgeschakeld
Niveau 6: maximum ventilatorsnelheid
3LuchtverdelingDraai de regelknop continu om de luchtstroom naar de gewenste plek te leiden.
OntwasemingsfunctieDe luchtstroom wordt naar de voorruit geleid.
De lucht wordt via de roosters in het dashboard naar het bovenlichaam geleid.
48
Page 51 of 348
De essentie
Luchtverdeling naar het bovenlichaam en de voetenruimte.
Luchtverdeling naar de voetenruimte.
Luchtverdeling naar de voorruit en de voetenruimte.
Achterruitverwarming: werkt alleen wanneer de motor draait en wordt maximaal na 10 minuten automatisch uitgeschakeld
Luchtcirculatie
››› pag. 168
Toets voor de stoelverwarming
››› in Inleiding op pag. 165
›››
pag. 164 49
Page 52 of 348

De essentie
Controle van niveaus V u
lc ap
aciteiten
Tankinhoud
Benzine- en die-
selmotoren50 l, waarvan ca. 7 l reserve
Wagens met 4-wielaandrijving :
55 l, waarvan ca. 8,5 l reserve
Inhoud van het ruitensproeiervloeistofreservoir
Versies zonder ko-
plampsproeiersca. 3 liter
Versies met ko-
plampsproeiersca. 5 liter Brandstof
Afb. 58
Tankklep met erop geplaatste tank-
dop . Met de knop van de centrale vergrendeling
w
or
dt de t
ankklep ont- of vergrendeld.
Tankdop openen ● Open de klep door op de linkerzijde te du-
wen.
● De tank
dop losschroeven door hem naar
links te dr
aaien.
● Plaats hem in de ruimte aan het scharnier
van de openst
aande klep ››› afb. 58.
Tankdop sluiten
● Dop vastschroeven door hem helemaal
naar rechts
te draaien.
● Doe de klep dicht.
››› in Tanken op pag. 294
››› pag. 294 Olie
Afb. 59
Oliepeilstok. Afb. 60
In de motorruimte: dop van de motor-
o lie-
vu
lopening. Het oliepeil wordt gemeten met de peilstok in
de mot
orruimt
e ››
› pag. 300.
De olie moet een spoor achterlaten tussen de
gebieden A en
C . Ze mag niet voorbij het
g e
b ied A komen.
● Gebied A : geen olie bijvullen.
50
Page 53 of 348

De essentie
● Ge b
ied B : er kan olie worden bijgevuld,
m aar het
peil
moet in dit gebied blijven.
● Gebied C : olie bijvullen tot het gebied
B .
O lie b
ijv
ullen
● Dop van de motorolie-vulopening los-
schroev
en.
● Voeg olie langzaam bij.
● Controleer tegelijk het peil om niet te veel
bij te v
ullen.
● Wanneer het oliepeil minimaal het gebied
B bereikt heeft, draait u de dop van de vul-
mond v
oor z
ichtig vast.
Eigenschappen van de olie
MotorsoortSpecificatie
Benzinemotor zonder variabel
onderhoudsintervalVW 502 00/ VW 504
00
Benzinemotor met variabel on-
derhoudsinterval (LongLife)VW 504 00
Diesel. Motoren zonder roetfil-
ter (DPF)VW 505 01 / VW 506
01 / VW 507 00
Diesel. Motoren met roetfilter
(DPF).
Met of zonder variabel onder-
houdsinterval (met of zonder
lange duur) a)VW 507 00
a)
Enkel aanbevolen olie, zo niet kan schade aan de motor op-
treden.
Toevoegingen aan de motorolie
Aan de motorolie mag geen enkele soort ad-
ditief worden toegevoegd. De door dergelijke
toevoegingen veroorzaakte schade wordt
niet door de garantie gedekt.
››› in Motorolie verversen op pag. 304
››› pag. 302 Koelvloeistof
Afb. 61
Motorruimte: vuldop van het koel-
vloei s
tof
expansiereservoir. Het reservoir van koelvloeistof bevindt zich in
de mot
orruimt
e ››
› pag. 300.
Vul de vloeistof bij koude motor bij wanneer
het peil lager is dan . Koelvloeistofspecificatie
Het koelsy
steem van de motor bevat van in
de fabriek een mengsel van speciaal behan-
deld water en ten minste 40% additief G13
(TL-VW 774 J), met een lila kleur. Dit mengsel
biedt niet alleen bescherming tegen vries-
temperaturen tot -25°C (-13°F), maar be-
schermt ook de lichtmetalen onderdelen van
het koelsysteem van de motor tegen corrosie.
Bovendien voorkomt dit mengsel kalkaan-
slag en wordt het kookpunt van de koelvloei-
stof beduidend hoger.
Om het koelsysteem te beschermen, moet
het percentage additief altijd minstens 40%
zijn, zelfs bij hoge temperaturen en een
warm klimaat, en er geen antivriesbescher-
ming nodig is.
Indien wegens het klimaat meer bescher-
ming nodig is, kan het aandeel van additief
verhoogd worden, maar enkel tot 60%; an-
ders daalt de antivriesbescherming en is de
koeling dus minder goed.
Wanneer u koelvloeistof bijvult, moet er een
mengsel van gedestilleerd water en minstens
40% van het additief G13 of G12 plus-plus
(TL-VW 774 G) worden gebruikt (beide lila)
om een optimale bescherming tegen corrosie
te hebben ››› in Koelvloeistof bijvullen op
p ag. 306
. Het men
gen van G13 met de koel-
vloeistoffen van de motor G12 plus (TL-VW
774 F), G12 (rood) of G11 (groenblauwe
kleur) zal ervoor zorgen dat er een aanzienlijk » 51
Page 54 of 348

De essentie
lagere bescherming tegen corrosie is, het-
g een
vermeden dient
te worden ››› in Koel-
vloei s
tof
bijvullen op pag. 306.
››› in Koelvloeistof bijvullen op
pag. 305
››› pag. 305 Remvloeistof
Afb. 62
Motorruimte: dop van het remvloei-
s tofr
e
servoir. Het reservoir van remvloeistof bevindt zich in
de mot
orruimt
e ››
› pag. 300.
Het peil moet tussen de markeringen en
liggen. Als het lager is dan , wendt u
zich tot een technische dienst.
››› in Remvloeistof bijvullen op
pag. 306
››› pag. 306 Ruitensproeier
Afb. 63
In de motorruimte: dop van het ruiten-
s pr
oeier vloei
stofreservoir. Het reservoir van de ruitensproeiervloeistof
bev
indt
z
ich in de motorruimte ›››
pag.
300.
Om bij te vullen, mengt u water met een pro-
duct aanbevolen door SEAT.
Bij koude temperaturen dient u antivries toe
te voegen.
››› in Ruitensproeiervloeistofpeil con-
troleren en vloeistof bijvullen op
pag. 307
››› pag. 306 Accu
De accu zit in de motorruimte
›››
p
ag.
300. Er is geen onderhoud voor vereist. De
staat ervan wordt gecontroleerd wanneer de
inspectiebeurt plaatsvindt.
››› in Waarschuwingsaanwijzingen voor
accu's op pag. 308
››› pag. 307 52
Page 55 of 348

De essentie
Noodgevallen Z ek
erin g
en
Plaats van de zekeringen Afb. 64
In het dashboard aan bestuurderszij-
de: dek sel
v
an de zekeringenhouder. Afb. 65
In de motorruimte: deksel van de ze-
k erin
genhouder
. Onder het dashboard
D
e z
ek
eringenkast bevindt zich achter de op-
berglade ››› afb. 64.
In de motorruimte
Druk op de vergrendelingsclips voor het ont-
grendelen van de zekeringenhouder ››› afb.
65.
Onderscheid maken met de kleuren van de
zekeringen onder het dashboard
KleurStroomsterkte
Zwart1
Lila3
Lichtbruin5
Bruin7,5
Rood10
Blauw15
Geel20
Wit of transparant25
Groen30
Oranje40
››› in Inleiding tot thema op pag. 95
›››
pag. 95 Een doorgebrande zekering vervangen
Afb. 66
Voorbeeld van een doorgebrande ze-
k erin
g. Voorbereidingen
● Schakel het contact, de lichten en alle elek-
tri s
che ap
paratuur uit.
● Open de desbetreffende zekeringenhouder
››› p
ag. 95.
Een doorgebrande zekering herkennen
U kunt een doorgebrande zekering herken-
nen aan de gesmolten metalen draad ››› afb.
66. » 53
Page 56 of 348

De essentie
● Verlic
ht de
zekering met een zaklamp om te
kijken of ze doorgebrand is.
Een zekering vervangen
● Trek de zekering eruit.
● Vervang de doorgebrande zekering door
een nieuwe z
ekering met dezelfde stroom-
sterkte (gelijke kleur en opschrift) en dezelfde
grootte.
● Monteer het deksel weer of sluit het deksel
van de zek
eringenhouder.
Lampen Gloeilampj
e (12 V)
Lichtbron gebruikt voor elke functie
HalogeenkoplampType
Daglicht/parkeerlichtLed (kan niet vervan-
gen worden)
DimlichtH7 LL
GrootlichtH7 LL
KnipperlichtPY21W
Full-led koplamp
Hierin kan geen lamp worden vervangen. Alle functies
worden verzorgd door led's
MistlampType
Mistlicht / cornering*H8
AchterlichtenType
Remlicht/achterlichtP21W LL
StadslichtP21W LL
KnipperlichtPY21W LL
MistachterlichtP21W LL
AchteruitrijlichtW16W
Achterlichten met ledType
KnipperlichtPY21W LL
AchteruitrijlichtW16W
De overige functies worden verzorgd door led's
›››
pag. 97 Wat te doen bij lekke band
V oor af
g
aande stappen ●
Stop de wagen op een horizontaal opper-
vl ak, op een
vei
lige plaats zo ver mogelijk
buiten de verkeersstroom.
● Handrem aantrekken. ●
Schakel
de alarmlichten in.
● Handgeschakelde versnellingsbak: schak
el
de 1e versnelling in.
● Automatische versnellingsbak: zet de keu-
z
ehendel in stand P.
● Indien u met aanhangwagen rijdt, deze af-
koppelen.
● L
eg het boordgereedschap ›››
p
ag.
87 en het reservewiel* klaar ›››
pag.
317.
● Volg de wettelijke richtlijnen van elk land
op (reflecter
end vest, gevarendriehoek enz.).
● Laat alle passagiers uitstappen en op een
veilige p
laats gaan staan (bijv. achter de van-
grail). ATTENTIE
● Vol g de be
schreven richtlijnen op voor uw
eigen veiligheid en die van andere wegge-
bruikers.
● Als u het verwisselen van het wiel op een
helling uitv
oert, blokkeert u het tegenoverlig-
gende wiel met een steen of iets dergelijks
om ervoor te zorgen dat de wagen niet weg-
rolt. 54