De essentie
Service-intervallen De service-intervalindicatie wordt weergege-
ven in het in
s
trumentenpaneel ›››
afb.
115 3 .
Bij SEA T w
ordt een onderscheid gemaakt tus-
sen servicebeurten met motorolieverversing
(bijv. Kleine Onderhoud service) en service-
beurten zonder motorolieverversing (bijv. in-
spectiebeurt).
In wagens met Service volgens de tijd of de
kilometerstand zijn de service-intervallen al
vooraf ingesteld.
In wagens met LongLife Service worden de
intervallen afzonderlijk bepaald. Dankzij de
technische vooruitgang is het onderhouds-
werk aanzienlijk verminderd. Met de techno-
logie die SEAT toepast hoeft met deze service
enkel de olie ververst te worden wanneer de
wagen dat nodig heeft. Om deze verversing
te berekenen (max. 2 jaar), wordt rekening
gehouden met de gebruiksomstandigheden
van de wagen en de persoonlijke rijstijl. De
aankondiging van de service verschijnt voor
het eerst 20 dagen voor de berekende datum
voor de overeenkomstige service. De nog res-
terende kilometers worden steeds op 100 km
afgerond en de tijd op volledige dagen. Het
actuele servicebericht kan niet geraadpleegd
worden tot 500 km na de laatste service. Tot
dan verschijnen enkel streepjes op de indica-
tor. Herinnering voor onderhoudsbeurt
Wanneer het b
ijn
a tijd is voor een service,
verschijnt bij het inschakelen van het contact
een Serviceherinnering.
Voertuigen zonder tekstberichten : op het dis-
play van het instrumentenpaneel wordt een
steeksleutel getoond en een indicatie in
km .
Het aangegeven aantal km is de maximale af-
stand die nog kan worden afgelegd tot de
volgende service. Na enkele seconden veran-
dert de weergavefunctie. Er verschijnt een
kloksymbool en het aantal dagen tot de ko-
mende servicebeurt.
Voertuigen met tekstberichten : op het display
van het instrumentenpaneel wordt Service
in --- km of --- dagen weergegeven.
Datum van de onderhoudsbeurt
Wanneer de datum van de service bereikt
wordt, weerklinkt een akoestisch signaal bij
het inschakelen van het contact en knippert
de steeksleutel op het display gedurende
enkele seconden.
Voertuigen met tekstberichten : op het display
van het instrumentenpaneel wordt Service
nu weergegeven.
Een servicemededeling raadplegen
Wanneer het contact is ingeschakeld, de mo-
tor niet draait en de wagen stilstaat, kan de actuele servicemededeling geraadpleegd
worden:
Houd de knop ›
›› afb. 115
4 langer dan
5 sec onden in
gedrukt
om de servicemedede-
ling weer te geven.
Na het overschrijden van de servicedatum ,
wordt een minteken weergegeven voor de in-
dicatie van de kilometers of dagen.
Voertuigen met tekstberichten : op het display
wordt het volgende getoond: Service
sinds --- km of --- dagen .
De klok kan ook worden ingesteld via toets en de functieknop
Set
up in het Easy Con-
nect -
sy s
teem ›››
pag. 113.
Terugzetten van de service-intervalindicatie
Als de service niet uitgevoerd is in de werk-
plaats van een officiële SEAT dealer, kan de
indicatie op de volgende wijze gereset wor-
den: ● Zet het contact uit en houd de toets
››› afb
. 115 4 ingedrukt.
● Contact opnieuw inschakelen.
● Laat de toets 4
› ›
›
afb
. 115 los en ver-
v
olgens weer 20 seconden ingedrukt. Let op
● De serv ic
emelding verdwijnt na enkele se-
conden, bij het starten van de motor of het
drukken op de toets OK/RESET op de
» 37
De essentie
ruitenwisserhendel resp. de toets
OK op het
multifu nctie
stuurwiel.
● In wagens met LongLife Service waarvan de
accu gedur
ende langere tijd losgekoppeld is
geweest, kan de datum van de volgende ser-
vice niet berekend worden. Daarom kunnen
de service-indicaties soms verkeerde bereke-
ningen tonen. Houd u in dat geval aan de
maximaal toegestane onderhoudsintervallen
››› brochure Onderhoudsprogramma.
● Indien de indicatie handmatig op nul wordt
gezet, wor
dt het volgende service-interval
weergegeven zoals in wagens met vaste ser-
vice-intervallen. Geadviseerd wordt daarom
om de service-intervallenindicatie uitsluitend
te laten resetten door een officiële SEAT-dea-
ler. Snelheidsregelsysteem
B edienin
g v
an het snelheidsregelsys-
teem (SRS)* Afb. 47
Links van de stuurkolom: bedienings-
s c
h ak
elaar en -elementen van de GRA. Afb. 48
Links van de stuurkolom: derde hen-
del
v oor bedienin
g van de GRA. Bediening met knipperlichthendel
● GRA aanzetten: schakelaar ››
›
afb
. 47 1 zetten op . Het
sy
st
eem is ingeschakeld.
Het systeem regelt niet omdat geen enkele
snelheid is geprogrammeerd.
● GRA activeren: knop ››› afb
. 47 2 indruk-
k en in het
deel
. De huidige snelheid
wordt opgeslagen en geregeld.
● GRA tijdelijk uitzetten: schakelaar ››› afb
.
47 1 zetten op
of r
em intrappen. Het
snelheidsregelsysteem wordt tijdelijk uitge-
schakeld.
● GRA opnieuw aanzetten: knop ››› afb
. 47 2 indrukken in
. D
e opgeslagen snelheid
wordt opnieuw bewaard en geregeld.
● Geprogrammeerde snelheid verhogen tij-
dens GRA-re
geling: drukken op de knop 2 in
. De wagen versnelt tot de nieuwe op-
g e
slagen snelheid.
● Geprogrammeerde snelheid verlagen tij-
dens GRA-re
geling: druk op de knop 2 in
om 1 km/u (1 mph) t e
verminder
en. De
snelheid wordt verlaagd tot de nieuwe opge-
slagen snelheid is bereikt.
● GRA uitschakelen: schakelaar ››› afb
. 47 1 zetten op . Het
sy
st
eem wordt uitgescha-
keld en de opgeslagen snelheid gewist. 38
De essentie
Niet verder rijden!
De motoroliedruk is te laag. Als
het lampje knippert hoewel het
oliepeil in orde is, niet verder rij-
den. De motor mag ook niet sta-
tionair draaien.
››› pag.
302
Storing aan de accu.›››
pag.
307
Rijlicht geheel of gedeeltelijk de-
fect.›››
pag.
97
Fout in het systeem van de boch-
tenverlichting.››› pag.
137
Roetfilter verstopt.›››
pag.
197
Het vloeistofpeil voor het wassen
van de spiegels is te laag.›››
pag.
146
Knippert: storing bij de detectie
van het oliepeil. Handmatig con-
troleren.
›››
pag.
302
Ingeschakeld: motoroliepeil te
laag.
storing aan de versnellingsbak.›››
pag.
194
Grootlichtregeling (Light Assist)
ingeschakeld.›››
pag.
139
Startblokkering actief.
Service-intervalindicatie.›››
pag.
37
Mobiele telefoon gekoppeld via
Bluetooth met origineel hand-
sfree apparaat.›››
bro-
chure Ra-
dio of
››› bro-
chure Na-
vigatie-
systeem
Indicatie ladingstoestand accu
mobiele telefoon. Uitsluitend be-
schikbaar voor apparaten die
zijn gemonteerd af fabriek.
IJzelwaarschuwing. Buitentem-
peratuur is lager dan +4°C
(+39°F).›››
pag.
32
Start-stopsysteem ingeschakeld.›››
pag.
199 Start-stopsysteem niet beschik-
baar.
Staat van rijden met laag ver-
bruik›››
pag.
31 Op het dashboard
Afb. 51
Controlelampje voor het buiten werk-
in g s
tel
len van de bijrijdersairbag.
De voorairbag van de bijrijder is
uitgeschakeld (
).
››› pag.
76
De voorairbag van de bijrijder is
ingeschakeld (
).
››› pag.
76
››› in Controle- en waarschuwingslamp-
jes op pag. 112
››› pag. 111 Versnellingshendel
Handg e
sc
hakelde versnellingsbak Afb. 52
Schema van een handmatige versnel-
lin g met
5 of 6 s
tanden. In de versnellingshendel zijn de standen van
de
v
er s
nellingen aangeduid ››› afb. 52.42
Bedienen
VOORZICHTIG
● Om de motor niet t e be
schadigen, mag de
naald van de toerenteller slechts beperkte
tijd in de rode zone blijven.
● Vermijd hoge motortoerentallen als de mo-
tor nog koud is, g
eef niet vol gas en belast de
motor niet sterk. Milieu-aanwijzing
Door op voorhand op te schakelen, vermin-
dert z
owel het brandstofverbruik als het la-
waai. Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental per
minuut
aan ›
››
afb. 115 1 .
D e t
oer ent
eller geeft u, samen met de toeren-
talindicatie, de mogelijkheid om de motor
van uw wagen altijd te gebruiken op het
meest geschikte toerental.
Het begin van het rode veld in de toerenteller
geeft het voor alle versnellingen maximaal
toelaatbare motortoerental aan voor een in-
gereden motor die op bedrijfstemperatuur is.
Schakel op voordat dit veld wordt bereikt bij
wagens met schakelbak of plaats de keuze-
hendel in de stand "D", of haal uw voet van
het gaspedaal bij wagens met automatische
transmissie. Beter is het echter om de hoge toerentallen
te mijden en te lett
en op de versnellingsindi-
caties. Voor aanvullende informatie, zie
››› pag. 32, Indicatie van de versnellin-
gen. VOORZICHTIG
De naald van de toerenteller 1
››› afb. 115
m ag de r
ode zone slechts kort bereiken, dit
om te voorkomen dat de motor beschadigd
raakt. Milieu-aanwijzing
Vroeg opschakelen helpt om brandstof te be-
spar en, de uit
stoot te beperken en rijgeluiden
te verminderen! Aanwijzingen op het display
Bij het inschakelen van het contact kan op
het
di
sp
lay van het instrumentenpaneel
››› afb. 115 3 uiteenlopende informatie
w eer
ge
geven worden, naargelang de uitvoe-
ring van de wagen:
● Motorkap, achterklep en portieren geopend
››› p
ag. 33.
● Waarschuwings- en informatieberichten
››› p
ag. 33.
● Afgelegde afstand ›››
p
ag. 110.
● Tijd ›››
p
ag. 109. ●
Navigatieaan
wijzingen.
● Buitentemperatuur ›››
p
ag. 32.
● Kompas ››› pag. 109.
● K
euzehendelstand ››› p
ag. 187.
● Aanbevolen versnelling (handgeschakelde
versnel
lingsbak) ›››
pag. 32.
● Multifunctie-indicatie (MFA) en menu's voor
versc
hillende instellingsopties ›››
pag.
30
● Service-intervalindicatie ›››
p
ag. 37.
● Tweede snelheidsindicatie ›››
p
ag. 30.
● Snelheidssignaal ›››
p
ag. 36.
● Statusindicatie van het start-stopsysteem
››› p
ag. 199.
● Indicatie van de staat van het actieve cilin-
derbeheer (ACT ®
)* ›››
pag. 195
● Borden herkend door het systeem van ver-
keerst
ekenherkenning ››› pag. 241
● Staat van rijden met laag verbruik (ECO)
››› p
ag. 109
● Motorcode (MKB).
Kilometers
tand
De totale kilometerteller registreert de totaal
afgelegde afstand van de wagen.
De dagkilometerteller (trip ) geeft het aantal
kilometers of mijlen weer dat na de laatste
keer terugzetten van de dagteller is afgelegd.
108
Bedienen
Let op
Het lampje dat boven de zonneklep zit, gaat
in bepaal de s
ituaties na een paar minuten au-
tomatisch uit. Dat voorkomt het ontladen van
de accu. Ruitenwisser voor en achter
Ruiten w
isserhendelLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 26 VOORZICHTIG
Als het contact wordt uitgeschakeld terwijl de
ruitenw i
ssers in werking zijn, maken deze de
slag af en keren terug in de ruststand. Wan-
neer het contact weer wordt ingeschakeld,
blijft de ruitenwisser werken in dezelfde wis-
stand. Bij vorst, sneeuw en andere obstakels
op de achterruit kunnen de ruitenwisser en
ruitenwissermotor worden beschadigd.
● Verwijder vóór het wegrijden sneeuw en ijs
van de ruitenw
isser.
● Maak een vastgevroren ruitenwisser voor-
zichtig los
van de ruit. SEAT beveelt daarvoor
een ontdooispray aan.
● Schakel de ruitenwisser niet in als de ruit
droog is. Bij het dr
oog wissen kunnen de rui-
tenwisserbladen beschadigd raken. ●
Voord at
u de ruitenwissers bij vorst voor de
eerste keer inschakelt, controleren of de rui-
tenwisserbladen niet zijn vastgevroren. Bij
koud weer kan het helpen de ruitenwissers in
de servicestand te zetten wanneer u de wa-
gen parkeert ›››
pag. 62. Let op
● De v oorruitw
isser en achterruitwisser wer-
ken alleen bij ingeschakeld contact en geslo-
ten motorkap respectievelijk achterklep.
● Het intervalwissen van de ruitenwissers is
afhankelijk
van de snelheid van de wagen.
Hoe hoger de snelheid is, des te vaker de rui-
tenwissers bewegen.
● De achterruitwisser gaat automatisch aan
wanneer de ruitenw
issers aan staan en de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Functies van de ruitenwissers
Reactie van de ruitenwissers op verschillende
situaties
Als de wagen stil-
staatDe geactiveerde stand gaat tijde-
lijk naar de voorgaande stand.
Tijdens de werking
van de wis/was-au-
tomaatDe airco schakelt 30 seconden in
de recirculatiefunctie in om te
voorkomen dat de ruitensproeier-
vloeistof in het interieur van de
wagen te ruiken is.
Reactie van de ruitenwissers op verschillende
situaties
Bij interval-wissenDe intervallen werken volgens de
snelheid. Hoe hoger de snelheid,
des te korter het interval. Verwarmbare ruitensproeiers
De v
er
warming ontdooit alleen de bevroren
sproeiers, niet het water in de slangen. De
verwarmbare ruitensproeiers stellen hun ver-
warmingsvermogen automatisch bij het in-
schakelen van het contact in, afhankelijk van
de omgevingstemperatuur.
Koplampwisser/-sproeiersysteem
Het koplampwisser/-sproeiersysteem dient
om de koplampen schoon te maken.
Na het inschakelen van het contact, en wan-
neer de ruitensproeiers voor het eerst en ie-
dere vijf keer worden ingeschakeld, worden
ook de koplampen schoongemaakt. Daarom
moet de ruitenwisserhendel naar het stuur
worden toegetrokken wanneer het dimlicht of
het grootlicht brandt. Het vuil dat zich moge-
lijk op de koplampen heeft vastgezet (zoals
insectenresten) moet regelmatig worden
schoongemaakt (bijv. bij het tanken).
Om de werking van het koplampsproeiersys-
teem in de winter te garanderen, moet de
sneeuw worden verwijderd die zich in de
146
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen*
Trekhaak voor aanhangwa-
g en en aanh
ang
wagen*
Rijden met aanhangwagen Inleiding tot thema Houd rekening met de specifieke voorschrif-
ten v
an het
land in kwestie met betrekking
tot het rijden met aanhangwagen en het ge-
bruiken van een trekhaak.
De wagen werd in de eerste plaats ontwik-
keld voor het vervoer van personen, maar
kan ook worden gebruikt met aanhangwagen
als de geschikte technische uitrusting aan-
wezig is. Dit extra gewicht heeft invloed op
de levensduur, het brandstofverbruik en de
prestaties van de wagen, en onder bepaalde
omstandigheden kunnen de service-interval-
len korter op elkaar volgen.
Het rijden met aanhangwagen betekent een
extra inspanning voor de wagen en vereist
meer concentratie van de bestuurder.
In de winter moeten winterbanden geplaatst
worden aan de wagen en ook aan de aan-
hangwagen.
Maximaal toegestane disselkogeldruk
De maximaal toegestane disselkogeldruk van
de trekhaak is 85 kg. Wagens met start-stopsysteem
Als
de w
agen beschikt over af fabriek of na-
derhand door SEAT gemonteerde trekhaak,
werkt het start-stopsysteem zoals gebruike-
lijk. Er moeten geen bijzondere factoren in
acht worden genomen.
Als het systeem de aanhangwagen niet her-
kent of de trekhaak niet naderhand is inge-
bouwd door SEAT, moet het start-stopsys-
teem worden uitgeschakeld door te drukken
op de overeenkomstige toets aan de onder-
zijde van de middenconsole; dit moet gebeu-
ren voordat u begint te rijden met de aan-
hangwagen, het systeem moet ook geduren-
de de hele rit uitgeschakeld blijven ››› .
W ag
ens
met rijprofielkeuze
Als u gaat rijden met aangekoppelde aan-
hangwagen, wordt het gebruik van het rijpro-
fiel Eco niet aanbevolen. Selecteer bij voor-
keur een van de andere beschikbare rijprofie-
len voordat u begint te rijden met een aan-
hangwagen. ATTENTIE
Gebruik de aanhangwagen nooit om perso-
nen te v er
voeren, dit kan hun leven in gevaar
brengen en is bovendien mogelijk verboden. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de trekhaak kan licha-
melijk let sel
en ongevallen tot gevolg heb-
ben.
● Gebruik de trekhaak enkel indien hij in per-
fecte st
aat en correct bevestigd is.
● Wijzig of repareer de trekhaak in geen ge-
val.
● Om het
risico op letsels door aanrijdingen
van achter
en te beperken en te vermijden dat
voetgangers of fietsers gewond raken wan-
neer u parkeert, moet u de kogelkop altijd
wegklappen of uitbouwen wanneer u geen
aanhangwagen gebruikt.
● Monteer nooit een trekhaak "met verdeling
van het gew
icht" of "compensatie van de la-
ding". De wagen is niet geschikt voor dit type
trekhaken. De trekhaak kan falen en de aan-
hangwagen kan loskomen van de wagen. ATTENTIE
Het rijden met aanhangwagen en het trans-
porter en
van zware of grote voorwerpen heeft
invloed op de rijeigenschappen, waardoor on-
gevallen kunnen ontstaan.
● De last altijd bevestigen met geschikte rie-
men of banden die in een goede s
taat verke-
ren.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het w
eer, het wegdek en het verkeer.
● Aanhangwagens met hoog zwaartepunt
hebben meer kans
om te kantelen. » 271
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Aanwijzingen
– Mot ork
ap in de v
ergrendeling laten vallen.
Niet nadrukken ››› .
ATTENTIE
● Om vei ligheid
sredenen moet de motorkap
tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn.
Controleer daarom altijd of de kap goed in het
slot is gevallen, nadat u de motorkap hebt
gesloten. Dat is het geval als de motorkap
nergens boven de aangrenzende carrosserie-
delen uitsteekt.
● Als u tijdens het rijden merkt dat de ver-
grendeling niet
vastzit, direct stoppen en de
motorkap sluiten. Anders bestaat er gevaar
voor ongelukken. Motorolie
A l
g emene aan
wijzingenDe motor wordt af fabriek voorzien van een
s
pec
ial
e multigrade-olie geschikt voor elk
jaargetijde.
Omdat het gebruik van een hoogwaardige
olie een voorwaarde is voor het correct functi-
oneren en de duurzaamheid van de motor,
dient uitsluitend olie volgens de VW-normen
gebruikt te worden als u olie bijvult of ver-
verst.
De specificaties die op de volgende bladzijde
staan (VW-normen) moeten op de verpakking vermeld staan; indien op de verpakking van
de olie zo
wel de normen voor zowel benzine-
als voor dieselmotoren vermeld staan, mag
de olie zonder onderscheid voor beide soor-
ten motoren gebruikt worden.
Geadviseerd wordt het verversen van de olie
uit te laten voeren door een Technische
Dienst of een gespecialiseerde werkplaats,
volgens het Onderhoudsprogramma.
De voor de motor in uw wagen geldende olie-
specificaties staan in ›››
pag. 51, Eigen-
schappen van de olie .
Onderhoudsintervallen
De onderhoudsintervallen kunnen flexibel
(service-interval met lange duur) of vast (af-
hankelijk van de tijd of het gereden aantal ki-
lometers).
Als op de binnenkant van de omslag van het
Onderhoudsprogramma de aanduiding PR
QI6 voorkomt, betekent dit dat voor de wa-
gen een service-interval met lange duur van
toepassing is, terwijl de aanduidingen QI1,
QI2, QI3, QI4 of QI7 staan voor een onder-
houdsinterval op basis van tijd of kilometers.
Variabele onderhoudsintervallen (Service-In-
tervallen met Lange Duur*)
Er zijn speciale oliën en controles ontwikkeld
die, afhankelijk van de rijomstandigheden en
rijstijl van de bestuurder, de verversingsinter- vallen kunnen verlengen (service-intervallen
met lang
e duur).
Het gebruik van deze oliën is een voorwaarde
voor het verlengen van deze onderhoudsin-
tervallen, neem daarbij altijd het volgende in
acht:
● Vermeng de olie niet met de voor vaste on-
derhoudsinter
vallen voorgeschreven olie.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil te l
aag is ››› pag. 303 en LongLife-olie
niet beschikbaar is, mag met oliesoorten
voor vaste onderhoudsintervallen
››› pag. 51 maximaal 0,5 liter eenmalig
worden bijgevuld.
Vaste onderhoudsintervallen*
Als er voor de wagen geen "Service-interval
met lange duur" van toepassing is of dit in-
terval op verzoek niet wordt toegepast, ge-
bruik dan olie voor vaste onderhoudsinter-
vallen die wordt vermeld in ›››
pag. 51,
Eigenschappen van de olie . In dit geval geldt
voor uw wagen een vast onderhoudsinterval
van 1 jaar of 15.000 km (wat het eerst wordt
bereikt) ››› brochure Onderhoudsprogramma.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil te l
aag is ››› pag. 303 en de voor uw wa-
gen voorgeschreven olie niet beschikbaar is,
mag met oliesoorten volgens specificatie
ACEA A2 of ACEA A3 (benzinemotoren) resp.
ACEA B3 of ACEA B4 (dieselmotoren) hoog-
stens 0,5 liter eenmalig worden bijgevuld.
302
Aanwijzingen
VOORZICHTIG
Vul geen koelvloeistof bij als geen vloeistof
meer aanwez ig i
s in het expansiereservoir! Er
kan zo lucht in het koelsysteem terechtko-
men. In dat geval, niet verder rijden. Roep de
hulp van vakmensen in. Gevaar voor motor-
schade! VOORZICHTIG
De originele additieven mogen niet worden
gemengd met k
oelvloeistoffen die niet zijn
goedgekeurd door SEAT. Deze mengsels kun-
nen ernstige schade veroorzaken aan de mo-
tor en het koelsysteem.
● Als de vloeistof in het expansiereservoir
niet lila i
s maar bijvoorbeeld bruin, dan is het
additief G13 waarschijnlijk gemengd met een
niet-geschikte koelvloeistof. In dat geval
moet de koelvloeistof direct worden ververst.
Anders kan de werking van de wagen ernstig
verstoord worden en kan de motor defect ra-
ken! Milieu-aanwijzing
De koelvloeistof en de toevoegingen kunnen
het milieu v
ervuilen. Indien een bedrijfsvloei-
stof vrijkomt, moet die op een daartoe ge-
schikte wijze worden opgevangen en op mili-
euvriendelijke wijze worden afgevoerd. Remvloeistof
R em
vloei s
tof bijvullen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 52
Remvloeistofpeil controleren
Het remvloeistofpeil moet tussen de marke-
ringen MIN en MAX liggen.
Als het vloeistofpeil echter in korte tijd sterk
daalt of onder de MIN-markering zakt, kan
het remsysteem lek zijn. Roep de hulp van
vakmensen in. Een controlelampje in het in-
strumentenpaneel bewaakt ook het remvloei-
stofpeil ›››
pag. 111.
Bij wagens met rechts stuur zit het reservoir
aan de andere zijde van het motorcomparti-
ment.
Remvloeistof verversen
In het Onderhoudsprogramma vindt u de re-
guliere intervallen voor vervanging van de
remvloeistof. Het wordt aanbevolen deze
vloeistof te laten vervangen in een erkend
servicecentrum van SEAT, tijdens een inspec-
tieservice. ATTENTIE
● Remvloei s
tof alleen in de gesloten origine-
le verpakking en buiten het bereik van kinde-
ren bewaren - vergiftingsgevaar!
● Bij te oude remvloeistof kan het bij grote
belastin
g van de remmen tot belvorming in
het remsysteem komen. Hierdoor worden de
remwerking en bijgevolg de rijveiligheid ver-
minderd. Gevaar voor ongelukken. VOORZICHTIG
De remvloeistof mag niet in contact komen
met de lak
van de wagen, omdat deze vloei-
stof etsend is. Reservoir ruitensproeiervloei-
s
t
of
R uit
ensproeiervloeistofpeil controle-
ren en vloeistof bijvullen Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 52
Controleer regelmatig het ruitensproeier-
vloeistofpeil en vul dit zo nodig bij.
Het ruitensproeiervloeistofreservoir bevat rei-
nigingsvloeistof voor de voorruit, de achter-
ruit en de koplampsproeiers*.
● Open de motorkap ›››
p
ag. 300.
306