Page 265 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
kunnen ongevallen en ernstige letsels veroor-
zaakt w
or
den. Ondanks het systeem moet de
bestuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
● Snelheid en rijstijl aanpassen aan het
weer, het w
egdek, het zicht en de verkeers-
omstandigheden.
● Laat u niet afleiden van het verkeer door de
beelden op het sc
herm.
● Houd altijd de omgeving van de wagen in
het oog, aangez
ien de camera's kleine kinde-
ren, dieren en bepaalde voorwerpen niet in
alle situaties perfect opmerkt.
● De plaatsing van een kentekenplaathouder
kan de weerg
aven op het scherm verstoren,
aangezien het gezichtsveld van de camera's
mogelijk op die manier beperkt wordt.
● Het systeem kan wellicht niet alle zones
duidelijk weerg
even. VOORZICHTIG
● De beelden v
an de camera op het scherm
zijn enkel tweedimensionaal. Door gebrek
aan ruimtelijk dieptezicht is het mogelijk dat
uitstekende voorwerpen of putten in het weg-
dek moeilijk of helemaal niet waar te nemen
zijn.
● In bepaalde omstandigheden neemt de ca-
mera voor
werpen zoals stangen, vangrails,
palen en dunne bomen niet waar, hetgeen
kan leiden tot schade aan de wagen.
● Het systeem toont de hulplijnen en -vakken
onafhankelijk
van de omgeving van de wa-
gen, er worden geen voorwerpen gedetec- teerd. De bestuurder moet zelf beoordelen of
de wagen p
a
st in de parkeerplaats. VOORZICHTIG
Om een degelijke werking van het systeem te
g arander en, houdt
u de camera's schoon, ijs-
en sneeuwvrij en plakt u er niets op.
● Gebruik nooit schurende schoonmaakmid-
delen voor het
schoonmaken van de lens.
● Gebruik nooit lauw of warm water voor het
verwijder
en van sneeuw of ijs van de lenzen
van de camera's. Anders kunnen de lenzen
beschadigd raken. Systeem voor perifeer gezichtsveld
Afb. 212
Weergave van het systeem voor peri-
f eer g
ezic
htsveld: luchtperspectief. Er kan gekozen worden tussen vier verschil-
l
ende w
eerg
aven:
Legenda van afb. 212:
SymboolBetekenis
AGebied van camera vooraan
BGebied van camera rechts
CGebied van camera achteraan
DGebied van camera links
Actuele voorstelling verlaten.
Driedimensionale weergaven
Afhankelijk van de wagenuitrusting: ge-
luid van ParkPilot in- en uitschakelen.
Weergave aanpassen: helderheid, con-
trast en kleur.
Door de beelden van alle camera's te combi-
ner
en, w
ordt
het luchtperspectief gegene-
reerd ››› afb. 212. Het luchtperspectief
kan worden geselecteerd door te drukken op
de wagen binnen de zone.
Door te drukken op de verschillende gebie-
den ››› afb. 212 A tot
D van het luchtper-
s pectief
of beperkt
e luchtperspectief kan de
overeenkomstige weergave worden geselec-
teerd. »
263
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 266 of 348

Bedienen
Nodige voorwaarden om het systeem voor
perif eer g
ezic
htsveld te gebruiken
● De portieren en achterklep moeten geslo-
ten zijn.
● Het
beeld moet duidelijk en betrouwbaar
zijn. Zo moet
bijvoorbeeld de lens van de ca-
mera schoon zijn.
● Het gebied rond de wagen moet duidelijk
en vol
ledig worden getoond.
● De zone om te parkeren of manoeuvreren
moet een effen opper
vlak zijn.
● De wagen mag niet zwaar belas
t zijn aan
de achterzijde.
● De bestuurder moet vertrouwd zijn met het
systeem.
● D
e wagen mag geen schade vertonen in de
buurt
van de camera's. Als de stand of de in-
bouwhoek van de camera's is veranderd, bij-
voorbeeld na een aanrijding van achteren,
moet een gespecialiseerde werkplaats het
systeem nakijken.
Weergave van de camerabeelden
● Luchtperspectief (vogelvlucht) : voor een
panor
amisch zicht van de wagen , driedi-
mensionale weergaven, vanuit verschillende
standpunten van de camera's.
● Voorcamera (vooraanzicht): om het verk
eer
voor de wagen te volgen (kruisende voertui-
gen) , schuin vooruit in te parkeren , bijhet naderen van een obstakel en rijden op
het terrein
.
● Zijcamera's (zijaanzicht) : voor weer
gave
van de zone aan de zijkanten van de wagen
links en rechts , of een combinatie van
beide zijden .
● Achtercamera (achteraanzicht): om het ver
-
keer achter de wagen te volgen (voertuigen
die worden gekruist) , schuin achteruit in
te parkeren , recht achteruit in te parkeren
en om een aanhangwagen aan te koppe-
len .
De geselecteerde weergave wordt rechts op
het scherm getoond. In het beperkte lucht-
perspectief aan de linkerkant verschijnt de
weergave geel gemarkeerd. Daarnaast wor-
den in de rechtermarge van het beeld de mo-
gelijke menuopties en weergaven (de zoge-
naamde "modi") van de camera in kwestie
getoond. De op dat moment actieve weerga-
ve (modus) wordt duidelijk aangegeven.
Het beperkte luchtperspectief kan worden
verborgen door te drukken op het symbool ,
op die manier kan de geselecteerde weerga-
ve op het gehele scherm worden getoond. Gebruiksaanwijzingen
Afb. 213
Middenconsole: toets voor het hand-
m atig activ
eren/de
activeren van het systeem
voor perifeer gezichtsveld wanneer het in
combinatie met het parkeerhulpsysteem ( )
of het Park Pilot-systeem achteraan ( ) wordt
gebruikt.
Het systeem voor perifeer gezichtsveld in- en
uitschakelen
Handmatig in-
schakelen van
de weergave:
Druk eenmaal op de toets ››› afb.
213.
Op het scherm van het infotainment-
systeem wordt het luchtperspectief
getoond ››› afb. 212. Als u drukt op
de toets
bij meer dan 15 km/u (9
mph), wordt het beeld niet getoond.
Automatisch in-
schakelen van
de weergave:
Schakel de achteruitversnelling in.
Het camerabeeld achter de wagen
wordt getoond in de modus van
schuin parkeren met beperkt lucht-
perspectief. 264
Page 267 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurderHet systeem voor perifeer gezichtsveld in- en
uitschakelen
Handmatig uit-
schakelen van
de weergave:
Druk
opnieuw op de toets ››› afb.
213.
OF: druk op een toets van het af fa-
briek gemonteerde infotainmentsys-
teem, bijvoorbeeld de toets RADIO
.
OF: druk op de functieknop .
Automatisch
uitschakelen
van de weerga-
ve:Rijd achteruit met meer dan ca. 15
km/u (9 mph).
OF: schakel het contact uit. Het menu
van het systeem voor perifeer ge-
zichtsveld verdwijnt meteen.Bijzonderheden
Voorbeelden van gezichtsbedrog veroorzaakt
door de camera's:
De camerabeelden van het systeem voor perifeer ge-
zichtsveld zijn enkel tweedimensionaal. Door gebrek
aan ruimtelijke diepte is het moeilijk of zelfs onmogelijk
om putten in de weg of voorwerpen die uitsteken uit de
bodem of uit andere voertuigen te herkennen op het
scherm.
Voorbeelden van gezichtsbedrog veroorzaakt
door de camera's:
Bij de volgende omstandigheden lijkt het of voorwerpen
of andere voertuigen dichterbij of verder weg zijn op het
scherm dan in werkelijkheid:
– Bij het overgaan van een vlakke ondergrond naar een
helling.
– Bij het overgaan van een helling naar een vlakke on-
dergrond.
– Als achter in de wagen te veel lading ligt.
– Als de wagen in de buurt van uitstekende voorwerpen
komt. Deze voorwerpen kunnen buiten de zichtbaar-
heidshoek van de camera's vallen.
Rijden met een aanhangwagen
Het
sy
st
eem voor perifeer gezichtsveld ver-
bergt in de zone van de achtercamera alle
oriëntatiehulplijnen wanneer de af fabriek
gemonteerde trekhaak elektrisch is verbon-
den met een aanhangwagen ››› pag. 271. Let op
Om vertrouwd te raken met het systeem voor
perifeer gez ic
htsveld en zijn functies, beveelt
SEAT aan om te oefenen met de bediening van het systeem op een plaats met weinig
verkeer of
in een p
arking. 265
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 268 of 348

Bedienen
Menu's van het systeem voor perifeer gezichtsveld (modi) Afb. 214
Weergave op het display van het sys-
teem v oor perif
eer gezichtsveld: Voorcamera:
weergave terreinrijden. Achtercamera: weer-
gave terreinrijden.
Legenda van afb. 214:
SymboolBetekenis
Afhankelijk van de wagenuitrusting: ge-
luid van ParkPilot in- en uitschakelen.
Beperkte weergave tonen.
Beperkte weergave verbergen.
Weergave van het systeem voor perifeer
gezichtsveld verlaten.
Weergave aanpassen: helderheid, con-
trast en kleur. Weergaven van het luchtperspectief (vogel-
vluc
ht)
AanzichtWeergave op het scherm van alle
camera's
Hoofdmo-
dus
De wagen en directe omgeving worden
van boven weergegeven. Naargelang de
uitrusting kan ook het traject van ParkPilot
worden getoond.
Driedimen-sionale
weergaven
De wagen en omgeving worden
van boven weergegeven.
De wagen en omgeving worden
schuin van boven weergegeven.
De wagen en omgeving worden
schuin weergegeven.
Door met uw vinger over het scherm van het
inf
ot
ainmentsy s
teem te gaan in de richting
van de pijlen, kunt u de gezichtshoek wijzi- gen in de driedimensionale weergaven van
de wagen en z
ijn omgeving.
Weergaven van de voorcamera (vooraanzicht)
AanzichtWeergave op het scherm van de
voorcamera
Verkeer in
dwarsrich-
ting aan de voorzijde
Deel links van het scherm: straat in
dwarsrichting aan de linkerzijde.
Deel midden op het scherm: gebied di-
rect voor de wagen.
Deel rechts van het scherm: straat in
dwarsrichting aan de rechterzijde.
Schuin par- keren
Het gebied voor de wagen wordt ge-
toond. Als hulpmiddel worden de oriën-
tatielijnen weergegeven.266
Page 269 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurderAanzichtWeergave op het scherm van de
voorcamera
Terreinrijden
Het gebied direct voor de wagen wordt
van boven weergegeven. Bijvoorbeeld
in een glooiing om het gebied direct
voor de wagen te zien. De rode lijn
wordt getoond op een afstand van ca.
0,4 m ten opzichte van de wagen.
Weergaven van de zijcamera (zijaanzicht)
AanzichtWeergave op het scherm van de
zijcamera's
Links en
rechts
De gebieden direct aan de zijkanten
van de wagen worden van boven weer-
gegeven, om nauwkeuriger rond moge-
lijke obstakels te kunnen rijden. De
oranje hulplijnen worden getoond op
een afstand van ca. 0,4 m ten opzichte
van de wagen.
Links
Het gebied direct naast de wagen aan
de bestuurders- of bijrijderszijde wordt
schuin getoond en de dode hoeken
langs de wagen kunnen worden weer-
gegeven. De oranje hulplijn wordt ge-
toond op een afstand van ca. 0,4 m ten
opzichte van de wagen.
Rechts
Weergaven van de achtercamera (achteraan-
z
ic
ht)
AanzichtWeergave op het scherm van de
achtercamera
Schuin par-
keren
Het gebied achter de wagen wordt ge-
toond. Ter oriëntatie worden hulplijnen
weergegeven.
Recht parke- ren
De initiële positie van de wagen bij het
starten van deze functie is een bepalen-
de factor voor de plaats waarop het
hulpsysteem het manoeuvre zal beëin-
digen.
Terreinrijdenof functie
aanhangwa-
gen aankop- pelen
Het achterste deel van de wagen wordt
getoond. De rode hulplijn geeft de vei-
ligheidsafstand aan.
In wagens met af fabriek gemonteerde
trekhaak worden groene en rode half-
ronde hulplijnen getoond. De hulplijnen
geven de afstand tot de trekhaak aan.
De afstand tussen de hulplijnen (groen
en rood) bedraagt ca. 0,3 m. De oranje
hulplijn geeft naargelang de draaihoek
van het stuur de vooraf berekende rich-
ting van de trekhaak aan.
In wagens zonder af fabriek gemonteer-
de trekhaak bedraagt de afstand van de
rode hulplijn tot de wagen ca. 0,4 m. Er
wordt geen andere hulplijn getoond.
AanzichtWeergave op het scherm van de
achtercamera
Verkeer in
dwarsrich-
ting aan de achterzijde
Deel links van het scherm: straat in
dwarsrichting aan de linkerzijde.
Deel midden op het scherm: gebied di-
rect achter de wagen.
Deel rechts van het scherm: straat in
dwarsrichting aan de rechterzijde. Achteruitrijhulp (Rear View Ca-
mer
a)*
V ei ligheid
saanwijzingen en gebruiks-
instructies ATTENTIE
● De acht eruitrijhu
lp kan niet heel nauwkeu-
rig de afstand tot obstakels meten (personen,
voertuigen enz.) noch kan hiermee meer be-
reikt worden dan zonder de hulp. Daarom be-
staat er mogelijk gevaar voor ongevallen en
zware verwondingen als het achteloos of zon-
der de nodige aandacht wordt gebruikt. De
bestuurder moet altijd de omgeving nauw-
keurig observeren zodat de bewegingen in al-
le veiligheid gebeuren.
● De cameralens vergroot en vervormt het ge-
zichts
veld en dit kan voorwerpen anders en
minder nauwkeurig weergeven op het scherm
dan ze in werkelijkheid zijn. Dit effect zorgt » 267
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 270 of 348

Bedienen
ook voor een vervormde weergave van afstan-
den.
●
Door de schermresolutie of door zwakke
lichtoms t
andigheden kunnen bepaalde voor-
werpen niet of slechts gedeeltelijk zichtbaar
zijn. Let speciaal op palen, afsluitingen, hek-
ken of kleine boompjes die de wagen kunnen
beschadigen doordat ze onzichtbaar zijn op
het scherm.
● De achteruitrijhulp heeft dode hoeken
waarin noch personen of
voorwerpen te zien
zijn (bijv. kleine kinderen, dieren of bepaalde
voorwerpen liggen mogelijk niet in zijn ge-
zichtsveld). Hou altijd goed de omgeving van
de wagen in het oog.
● Houd de cameralens schoon en vrij van
sneeuw en ijs. D
ek ze niet af.
● Ondanks het systeem moet de bestuurder
te all
en tijde opmerkzaam blijven. Controleer
altijd het parkeermanoeuvre en de omgeving
van de wagen. De snelheid en de rijstijl aan-
passen aan het zicht, het weer, het wegdek
en het verkeer.
● Laat u niet afleiden van het verkeer door de
beelden op het sc
herm.
● De beelden van de achteruitrijhulp op het
scherm z
ijn slechts tweedimensionaal. Door
gebrek aan ruimtelijk dieptezicht is het mo-
gelijk dat uitstekende voorwerpen of putten
in het wegdek moeilijk of helemaal niet waar
te nemen zijn.
● De lading van de wagen beïnvloed de weer-
gave v
an de geprojecteerde oriëntatielijnen.
De breedte van deze lijnen vermindert vol-
gens het niveau van de lading van de wagen. Speciaal opletten voor de omgeving van de
wagen a
l
s het interieur of de bagageruimte
volgeladen is.
● Bij de volgende omstandigheden lijkt het of
voorwerpen of
andere voertuigen dichterbij of
verder weg zijn op het scherm dan in werke-
lijkheid. Let vooral op in de volgende geval-
len:
– Bij het overgaan van een vlakke onder-
grond naar een helling.
– Bij het overgaan van een helling naar een
vlakke ondergrond.
– Als achter in de wagen te veel lading ligt.
– Als de wagen dichter bij voorwerpen
komt die niet op het grondoppervlak lig-
gen of die uitsteken vanaf een steunpunt
op de grond. Deze voorwerpen kunnen bij
het achteruitrijden buiten de gezichts-
veld van de camera vallen. Let op
● Het is ook
belangrijk om speciaal te letten
en voorzichtig te zijn als de bestuurder nog
niet met het systeem vertrouwd is.
● De achteruitrijhulp is niet beschikbaar in-
dien de achterkl
ep openstaat. Gebruiksaanwijzingen
Afb. 215
In de greep van de achterklep: in-
bou wp
laats
van achteruitkijkcamera. Een in de greep van de achterklep ingebouw-
de c
amer
a helpt de be
stuurder bij het achter-
uit parkeren of manoeuvreren ››› afb. 215.
Het beeld van de camera wordt weergegeven
samen met enkele door het systeem gepro-
jecteerde oriëntatielijnen op het display van
het Easy Connect-systeem. In het onderste
gedeelte van het scherm is een deel van de
bumper te zien die overeenkomt met het ge-
bied van het kenteken als referentie voor de
gebruiker.
Achteruitrijhulp instellen
De achteruitrijhulp biedt de gebruiker de mo-
gelijkheid om helderheid, contrast en kleur
van het beeld in te stellen.
Om die instellingen uit te voeren:
268
Page 271 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● Br en
g de w ag
en op een veilige plaats tot
stilstand.
● Schakel de parkeerrem in.
● Contact inschakelen.
● Schakel zo nodig het Easy Connect-sys-
teem in.
● Schak
el de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in s
tand R.
● Druk op de functietoets aan de rechter
-
kant van het beeld.
● Voer de gewenste instellingen in het menu
uit door te drukken op de f
unctietoetsen –/+,
of door de overeenkomstige schuifknop te
bewegen.
Vereiste omstandigheden om te parkeren en
te manoeuvreren met de achteruitrijhulp
Gebruik het systeem in de volgende gevallen
niet:
● Als geen betrouwbaar beeld te zien is of als
het ver
vormd is, bijvoorbeeld in het geval
van slechte zichtbaarheid of als de lens vuil
is.
● Als het gebied achter de wagen niet helder
zichtb
aar is of slechts onvolledig te zien is.
● Als achter in de wagen te veel lading ligt.
● Als de stand of de inbouwhoek van de ca-
mera is
veranderd, bijvoorbeeld na een aan-
rijding van achteren. Laat het systeem door
een gespecialiseerde werkplaats controleren. Vertrouwd raken met het systeem
Om vertr
ouwd te raken met het systeem, de
oriëntatielijnen en hun functie en hoe te par-
keren en te manoeuvreren met de achteruit-
rijhulp raadt SEAT aan te oefenen op een plek
met weinig verkeer of een parkeerplaats als
de weersomstandigheden en zichtbaarheid
gunstig zijn.
Cameralens schoonmaken
Houd de cameralens schoon en vrij van snee-
uw en ijs:
● De lens met universeel glasreinigingsmid-
del op alcohol
basis bevochtigen en de lens
met een droge doek schoonmaken.
● Sneeuw met een handveger verwijderen.
● Verwijder ijs bij voorkeur met een ontdoois-
pray. VOORZICHTIG
● Gebruik nooit s
churende schoonmaakmid-
delen voor het schoonmaken van de lens.
● Gebruik nooit lauw of warm water voor het
verwijder
en van sneeuw of ijs van de ruiten
en buitenspiegels. Anders kan de lens be-
schadigd raken. Parkeren en manoeuvreren met de
ac
ht
eruitrijhu lp Afb. 216
Weergave op het display van het Ea-
sy C
onnect -
systeem: oriëntatielijnen. Systeem in- en uitschakelen
● De achteruitrijhulp wordt ingeschakeld als
het c
ont act
aan is of de motor draait en wan-
neer de achteruitrijversnelling wordt gekozen
(handgeschakelde versnellingsbak) of wan-
neer de keuzehendel voor de versnelling in
de stand R wordt gezet (automatische ver-
snellingsbak).
● Het systeem wordt uitgeschakeld 8 secon-
den na het ontkop
pelen van de achteruitver-
snelling (handgeschakelde versnellingsbak)
of als de keuzehendel voor de versnelling uit
de stand R wordt gezet (automatische ver-
snellingsbak). Het systeem wordt ook onmid-
dellijk uitgeschakeld bij het uitzetten van het
contact. »
269
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 272 of 348

Bedienen
● Wanneer s
nell
er dan 15 km/u (9 mph) ach-
teruit wordt gereden, stopt de camera met
uitzenden.
In combinatie met het systeem van parkeer-
hulp Plus ››› pag. 259 wordt het beeld van de
camera onmiddellijk stopgezet wanneer uit
de achteruitversnelling wordt geschakeld of
de keuzehendel in stand R wordt gezet; er
wordt dan optische informatie weergegeven
die wordt geleverd door het systeem van par-
keerhulp.
Ook in combinatie met dit systeem bestaat
de mogelijkheid om het beeld van de achter-
uitrijhulp te verbergen:
● Door op het display te drukken op een van
de toetsen van het
infotainmentsysteem.
● OF: door te drukken op de miniatuurweer-
gave v
an de wagen aan de linkerzijde van het
display (het volledige scherm van het opti-
sche systeem van de parkeerhulp plus wordt
dan getoond).
Om terug te keren naar het beeld van de ach-
teruitrijhulp:
● Schakel de achteruitrijversnelling uit of ver-
ander de stand v
an de keuzehendel, en scha- kel dan opnieuw de achteruitversnelling of
zet de keuz
ehendel in stand R.
● OF: druk op de functietoets RVC1)
Betekeni
s van de oriëntatielijnen
››› afb. 216
Zijlijnen: verlenging van de wagen (onge-
veer de breedte van de wagen inclusief
de buitenspiegels) op het oppervlak van
het wegdek.
Einde van de zijlijnen: het in het groen
aangeduide gebied eindigt ongeveer 2 m
achter de wagen op het wegdek.
Middelste lijn: duidt een afstand van on-
geveer 1 m achter de wagen aan op het
wegdek.
Rode horizontale lijn: duidt een veilige
afstand aan van ca. 40 cm tot het achter-
ste deel van de wagen op het oppervlak
van het wegdek.
Parkeermanoeuvre
● Plaats de wagen voor een parkeerplek en
schak
el de achteruitversnelling in (handge-
schakelde versnellingsbak) of zet de keuze-
hendel voor de versnelling in de stand R (au-
tomatische versnellingsbak). 1 2
3
4 ●
Rij l an
gz
aam achteruit en draai het stuur-
wiel zodanig dat de oriëntatielijnen opzij
naar de open parkeerplek leiden.
● Oriënteer de wagen zodanig in de open
parkeerpl
ek dat de oriëntatielijnen opzij
evenwijdig lopen met de wagen. 1)
WAARSCHUWING: de functietoets RVC zal enk el
be
schikbaar zijn wanneer de achteruitrijversnelling
is geschakeld of de keuzehendel zich in stand R be-
vindt.
270