Page 209 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurderFunctieStand van de knipperlichthendel
››› afb. 173 of de derde hendel
››› afb. 174Effect
Snelheidsbegrenzer inschakelenDruk op de toets 2 van de knipperlichthendel of de toets 2 van de derde
hendel.Het systeem wordt ingeschakeld. De laatst geprogrammeer-
de snelheid van de snelheidsbegrenzer is opgeslagen. Er
vindt nog geen regeling plaats.
Wisselen tussen de snelheidsbegrenzer
en het snelheidsregelsysteem (GRA) of de
automatische afstandsregeling (ACC)
(met ingeschakelde snelheidsbegrenzer)Druk op de toets 2 van de knipperlichthendel of de toets 2 van de derde
hendel.Er wordt gewisseld tussen de snelheidsbegrenzer en het
GRA of de automatische afstandsregeling (ACC).
Snelheidsbegrenzer activerenDruk op de toets 3 van de knipperlichthendel of de toets 1 van de
derde hendel.De huidige snelheid wordt opgeslagen als maximumsnel-
heid en de begrenzer wordt geactiveerd.
De beperking van de snelheidsbegrenzer
tijdelijk uitschakelenZet de schakelaar 1 van de knipperlichthendel in stand of zet de
derde hendel in stand .De regeling wordt tijdelijk uitgeschakeld. De snelheid blijft
geprogrammeerd.
De beperking van de snelheidsbegrenzer
tijdelijk uitschakelen door het gaspedaal
volledig in te trappen (kick-down)Trap het gaspedaal helemaal in tot voorbij het weerstandspunt (bijv. om in
te halen). Wanneer de geprogrammeerde snelheid wordt overschreden,
wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld.De regeling wordt tijdelijk uitgeschakeld. De snelheid blijft
geprogrammeerd. De regeling wordt weer automatisch geac-
tiveerd zodra u rijdt met een lagere snelheid dan gepro-
grammeerd.
De regeling van de snelheidsbegrenzer
opnieuw activerenDruk op de toets 3 van de knipperlichthendel of zet de derde hendel in
de stand .
Zodra u rijdt met een lagere snelheid dan de geprogram-
meerde maximumsnelheid, wordt de snelheid beperkt tot de
geprogrammeerde waarde.
De geprogrammeerde snelheid van de be-
grenzer verhogen
Druk kort op de toets 3 van de knipperlichthendel aan het deel of
druk op 1 in de derde hendel om de snelheid te verhogen in kleine
stappen van 1 km/u (1 mpu) en te programmeren.
De snelheid wordt beperkt tot de geprogrammeerde waardeDruk op van de derde hendel om de snelheid te verhogen in stappen
van 10 km/u (5 mpu) en te programmeren.
Houd de toets 3 van de knipperlichthendel ingedrukt aan het deel of houd ingedrukt om de snelheid ononderbroken te verhogen in
stappen van 10 km/u (5 mpu) en te programmeren.» 207
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 210 of 348

BedienenFunctieStand van de knipperlichthendel
››› afb. 173 of de derde hendel
››› afb. 174Effect
De geprogrammeerde snelheid van de be-
grenzer verlagen
Druk kort op de toets 3 van de knipperlichthendel aan het deel of
zet de derde hendel in de stand om de snelheid te verlagen in kleine
stappen van 1 km/u (1 mpu) en te programmeren.
De snelheid wordt beperkt tot de geprogrammeerde waardeDruk op van de derde hendel om de snelheid te verlagen in stappen
van 10 km/u (5 mpu) en te programmeren.
Houd de toets 3 van de knipperlichthendel ingedrukt aan het deel of houd ingedrukt om de snelheid ononderbroken te verhogen in
stappen van 10 km/u (5 mpu) en te programmeren.
Snelheidsbegrenzer uitschakelenSchuif de schakelaar 1 van de knipperlichthendel naar de stand of zet
de derde hendel in stand .Het systeem wordt uitgeschakeld. De snelheid blijft gepro-
grammeerd. De waarden in de tabel tussen haakjes, in
mp
u, w
orden enk
el getoond in het instru-
mentenpaneel met aanwijzingen in mijl.
Hellingen afdalen met de snelheidsbegren-
zer
Indien de geprogrammeerde snelheid van de
snelheidsbegrenzer wordt overschreden bij
het bergaf rijden, gaat kort erna het waar-
schuwings- en controlelampje ››› pag. 205
knipperen en klinkt mogelijk een waarschu-
wingssignaal. Rem in dat geval de auto met
de voetrem af en schakel eventueel terug.
Tijdelijk uitschakelen
Indien u de snelheidsbegrenzer tijdelijk
wenst uit te schakelen, bijv. om in te halen,
zet u de schakelaar ››› afb. 173 1 van de
knip perlic
hthendel in de s
tand , zet u de derde hendel in de weerstand of
drukt u op de t
oets 2 van eender welke hen-
del .
Na het inhal
en kan de snelheidsbegrenzer
geactiveerd worden met de eerder gepro-
grammeerde snelheid door te drukken op de
toets 3 van de knipperlichthendel aan het
deel
of
door de derde hendel in de
weerstand te zetten.
Tijdelijk uitschakelen door het gaspedaal
volledig in te trappen (kick-down)
Indien de bestuurder het pedaal helemaal in-
trapt (kick-down) en de geprogrammeerde
snelheid op zijn wens wordt overschreden,
wordt de regeling tijdelijk uitgeschakeld.
Om het uitschakelen te bevestigen, klinkt
eenmaal een geluidssignaal. Zolang de rege- ling is uitgeschakeld, knippert het waarschu-
wings- en c
ontrolelampje .
Wanneer het gaspedaal niet langer volledig
wordt ingetrapt en de snelheid daalt tot on-
der de geprogrammeerde waarde, wordt de
regeling weer geactiveerd. Het controlelamp-
je gaat branden en blijft ingeschakeld.
Automatisch uitschakelen
De regeling van de snelheidsbegrenzer wordt
automatisch uitgeschakeld:
● Als het systeem een storing detecteert die
de werking
van de begrenzer negatief kan
beïnvloeden.
● Als de airbag geactiveerd wordt.
208
Page 211 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
VOORZICHTIG
Bij automatische uitschakeling wegens sto-
ringen v
an het systeem wordt de snelheids-
begrenzer om veiligheidsredenen enkel volle-
dig uitgeschakeld wanneer de bestuurder op
een bepaald moment het gaspedaal niet lan-
ger intrapt of het systeem bewust uitzet. Adaptive Cruise Control ACC
(automati
s
che afstandsrege-
ling)*
Inleiding tot thema Afb. 175
Detectiegebied.
››› T
ab. op pag. 2
De automatische afstandsregeling (ACC) is
een uitbreiding van het snelheidsregelsys-
teem van de wagen (GRA) ››› .Met de ACC-functie kan de bestuurder een
k
rui
ss
nelheid instellen tussen 30 en 210
km/u (18 en 150 mph) en ook de gewenste
tijdelijke afstand t.o.v. de voorligger. De ACC-
functie past de kruissnelheid van de wagen
op elk ogenblik aan en houdt een veilig-
heidsafstand t.o.v. de voorligger.
De ACC-functie is gebaseerd op een radarsen-
sor die het mogelijk maakt de afstand tot de
voorliggers te meten.
Als de wagen uitgerust is met automatische
versnellingsbak, kan de ACC deze afremmen
en volledig tot stilstand brengen bij een
voertuig dat tot stilstand gebracht wordt.
Oproep tot ingreep door bestuurder
Tijdens het rijden kent de ACC een aantal be-
perkingen eigen aan het systeem. Dit bete-
kent dat de bestuurder onder bepaalde om-
standigheden zelf de snelheid en de afstand
tot andere wagens moet regelen.
In dit geval zal het display van het instrumen-
tenpaneel hem aangeven in te grijpen door
het rempedaal in te trappen en klinkt een
akoestische waarschuwing ››› pag. 210. ATTENTIE
De intelligente techniek van de ACC kan de
door het sys t
eem bepaalde grenzen noch de
natuurkundige grenzen overwinnen. Indien
het systeem nalatig of onbedoeld gebruikt
wordt, kunnen ongevallen en ernstige letsels veroorzaakt worden. Ondanks het systeem
moet de bes
t
uurder te allen tijde opmerk-
zaam blijven.
● De snelheid en de veiligheidsafstand altijd
aanpassen aan de
voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer.
● ACC niet gebruiken bij slecht zicht, op
steil
e hellingen, met veel bochten of op glad-
de wegen zoals bijvoorbeeld bij sneeuw, ijs,
regen of losse steentjes, noch op overstroom-
de wegen.
● ACC ook nooit dwars door het veld of op on-
verharde w
egen gebruiken. ACC is enkel be-
stemd voor gebruik op verharde wegen.
● ACC reageert niet bij het naderen van een
vast
e hindernis, zoals bijvoorbeeld het einde
van een file, een wagen met pech of een voer-
tuig dat stilstaat voor een verkeerslicht.
● De ACC reageert enkel bij personen indien
het syst
eem voor detectie van voetgangers
beschikbaar is. Het systeem reageert ook niet
bij dieren of voertuigen die kruisen of in te-
gengestelde richting over dezelfde rijstrook
komen.
● Indien de ACC de snelheid niet voldoende
vermindert, rem d
an de wagen onmiddellijk
met het rempedaal.
● Bij het rijden met noodreservewiel wordt
het ACC
-systeem mogelijk automatisch uitge-
schakeld tijdens de rit. Schakel het systeem
uit wanneer u begint te rijden.
● Indien de wagen zich onbedoeld blijft ver-
plaatsen n
a de oproep tot ingreep door de » 209
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 212 of 348

Bedienen
bestuurder, rem dan de wagen met het rem-
pedaal
.
● Indien op het
display van het instrumenten-
paneel een opr
oep tot ingreep van de be-
stuurder weergegeven wordt, regel dan zelf
de afstand.
● De bestuurder moet klaar zijn om zelf op
elk ogenblik
te versnellen of te remmen. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
def ect i s, s
chakel dan de ACC uit. Zo vermijdt
u mogelijke schade. Laat hem in dat geval af-
stellen.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere kenni
s en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan. Let op
● Werkt de A C
C niet zoals in dit hoofdstuk
beschreven wordt, gebruik ze dan niet tot ze
in een gespecialiseerde werkplaats nageke-
ken werd. Om die reden beveelt SEAT aan om
naar een SEAT-dealer te gaan.
● De maximumsnelheid met ingeschakelde
ACC bedr
aagt 210 km/u (150 mph).
● Wanneer de ACC ingeschakeld is, kunnen
vreemde geluiden hoorbaar
zijn tijdens het
automatisch remmen, veroorzaakt door het
remsysteem. Aanwijzingen op het scherm, contro-
l
e- en w
aars
chuwingslampjes Afb. 176
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: (A) A C
C tijdelijk inactief, voorlig-
ger gedetecteerd, tijdelijke afstand ingesteld.
(B) ACC actief, voorligger gedetecteerd, tijde-
lijke afstand wordt ingesteld. Statusweergave op het display
W
eer
gav
e op het display ››› afb. 176:
Voorligger, ACC is inactief.
1 Geselecteerde afstandsbereik, ACC is in-
actief
.
V oorlig g
er gedetecteerd. ACC is actief.
Afstelling van de tijdelijke afstand t.o.v.
de voorligger met een geprogrammeerde
snelheid.
Tijdelijke afstand afgesteld t.o.v. de voor-
ligger met een geprogrammeerde snel-
heid.
Waarschuwings- en controlelampjes
››› in Controle- en waarschuwingslampjes
op p ag. 112
.
De snelheidsafname door de ACC om
de afstand tot de voorligger te behou-
den is onvoldoende.
Rem! trap het rempedaal in! Oproep tot ingreep door be-
stuurder.
ACC is momenteel niet beschikbaar.
a)
Met stilstaande wagen de motor uitschakelen en op-
nieuw inschakelen. Het gebied aan het embleem van
SEAT aan de voorzijde nakijken
››› afb. 177 op vuil, ijs of
schok. Is hij nog altijd onbeschikbaar, vraag dan in een
gespecialiseerde werkplaats om het systeem na te kij-
ken.
a) Het symbool heeft een kleur op het instrumentenpaneel met
kleurendisplay.
2 3
4
5
210
Page 213 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
ACC is actief.
Er wordt geen voorligger gedetecteerd. De geprogram-
meerde afstand blijft constant.
Heeft het symbool een witte kleur:
ACC is actief.
Er is een voorligger herkend. ACC regelt de snelheid en
de afstand tot de voorligger.
Heeft het symbool een grijze kleur:
ACC is niet actief.
Het systeem is ingeschakeld maar regelt niet.
De ACC en snelheidsbegrenzer zijn actief.
De ACC en het snelheidsregelsysteem (GRA) zijn actief.
Gaat groen branden
ACC is actief.
Na het inschakelen van het contact gaan ter
c
ontr
ol
e kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c
huwingslampjes op pag. 112 in acht
nemen. Let op
Bij ingeschakelde ACC kunnen de aanwijzin-
gen v an het
display van het instrumentenpa-
neel verborgen zijn door aanwijzingen van
andere functies, bijvoorbeeld een binnenko-
mende oproep. Radarsensor
Afb. 177
Aan de voorzijde achter het SEAT-
emb l
eem: r a
darsensor. Aan de voorzijde zit achter het SEAT-em-
b l
eem een r a
darsensor gemonteerd om de
verkeerssituatie te herkennen ›››
afb. 177.
Met deze sensor kunnen voorliggers herkend worden op een afstand tot ca. 120 m. Het zicht van de radarsensor kan belemmerd
worden door v
uil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of
nevel. In dit geval werkt de automatische af-
standsregeling (ACC) niet. De informatietekst
op het display in het instrumentenpaneel
luidt: ACC: Sensor zonder zicht! Rei-
nig zo nodig het gebied aan het SEAT-em-
bleem ››› .
W anneer de r
ad
arsensor opnieuw correct
werkt, is de ACC automatisch opnieuw be-
schikbaar. Het bericht van het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC
wordt opnieuw geactiveerd.
De werking van de ACC kan negatief beïn-
vloed worden in geval van sterke weerkaat-
sing van het signaal van de radar. Dit kan bij-
voorbeeld het geval zijn in een gesloten par-
keerruimte of wegens metalen voorwerpen
(bv. rails op de rijbaan of platen gebruikt bij
werkzaamheden).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de ACC aantasten.
Structurele wijzigingen aan de wagen, bijv.
de vering wordt verlaagd of de bekleding
vooraan wordt gewijzigd, kunnen de werking
van de ACC beïnvloeden. Daarom dienen
structurele wijzigingen enkel door gespeciali-
seerde werkplaatsen te worden uitgevoerd. »
211
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 214 of 348

Bedienen
Om die reden beveelt SEAT aan om naar een
S EA
T-de
aler te gaan.
Als reparatiewerkzaamheden aan de voorzij-
de van de wagen niet op geschikte wijze uit-
gevoerd worden, kan de radarsensor ontre-
geld worden en wordt de werking van de ACC
beïnvloed. Daarom dienen reparatiewerk-
zaamheden alleen door gespecialiseerde
werkplaatsen te worden uitgevoerd. Om die
reden beveelt SEAT aan om naar een SEAT-
dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
besc h
adigd is, schakel dan de ACC uit. Zo ver-
mijdt u mogelijke schade. Laat hem in dat ge-
val afstellen.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijvoorbeel
d bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere kenni
s en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan.
● Verwijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met een ont
dooispray zonder oplos-
middelen. Bediening van de Adaptive Cruise
C
ontr
ol
ACC (automatische afstands-
regeling) Afb. 178
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut
omati
sche afstandsregeling te
bedienen. Afb. 179
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut om
ati
sche afstandsregeling te
bedienen. Wanneer de automatische afstandsregeling
(A
C
C) in g
eschakeld is, brandt op het instru- mentenpaneel het groene controlelampje
en wordt op het
display de geprogrammeer-
de snelheid en de toestand van de ACC
››› afb. 176 getoond.
Voorwaarden voor het activeren van de auto-
matische afstandsregeling ● De keuzehendel moet zich bevinden in
stand D
of S of in Tiptronic-schakelweg. Voor
de schakelbak moet een vooruitversnelling
ingeschakeld zijn, behalve de 1e versnelling.
● In wagens met schakelbak moet, indien er
geen snelheid gepr
ogrammeerd is, er gere-
den worden met minstens 30 km/u (18
mph).
Snelheidsregeling
Met ingeschakelde ACC, kan de snelheid wor-
den geprogrammeerd en ingesteld. De gepro-
grammeerde snelheid kan verschillen van de
snelheid waarmee de wagen werkelijk rijdt
indien op dat ogenblik de afstand geregeld
wordt.
Welke functies kunnen worden bediend?
Indien de automatische afstandsregeling ge-
activeerd wordt, kan de actuele snelheid wor-
den geprogrammeerd als "ingestelde snel-
heid".
Tijdens het rijden kan de instelling op elk
ogenblik onderbroken worden en de snelheid
gewijzigd worden.
212
Page 215 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Bovendien kunnen onderstaande afstellin-
g en w
orden uit
gevoerd:
● Afstand.
● Rijprogramma.
● Rijmodus.
In-/uitsch
akelen
Elke snelheid 1)
tussen 30 en 210 km/u (19
en 150 mph) kan ingesteld worden.
De ACC activeren
● Bedieningshendel in stand 1
› ›
› afb . 178
tr
ekken. Op het display in het instrumenten-
paneel verschijnt ACC standby.
De snelheid programmeren en de instelling
activeren
● Om de snelheid te programmeren op toets
SET
› ›
› afb . 179 drukken.
● Aut
omatische versnellingsbak: om de rege-
ling te activer
en bij stilstaand voertuig, dient
u het rempedaal in te trappen.
De ACC deactiveren
● Hendel in stand 0 drukken, tot hij vast-
k likt
. W
eergave van de tekst ACC: off.Snelheid wijzigen
●
Voor het stap voor stap verhogen of verla-
gen van de s
nelheid, de hendel kort naar bo-
ven/beneden ››› afb. 179 drukken.
Elke wijziging van de geprogrammeerde snel-
heid wordt weergegeven linksonder op het
display van het instrumentenpaneel.
Het afstandsniveau instellen
De afstand afhankelijk van de snelheid t.o.v.
de voorligger kan worden ingesteld in het Ea-
sy Connect-systeem in 5 niveaus ›››
pag.
27.
Bij nat wegdek altijd een grotere afstand tot
de voorgaande wagen kiezen dan bij droog
wegdek.
Onderstaande afstanden kunnen vooraf wor-
den ingesteld:
● Heel kort
● Kort
● Media
● Middellang
● Heel lang
In het Easy
Connect-systeem kan het af-
standsniveau aangepast worden dat moet zijn ingesteld bij het inschakelen van de ACC
met toets
en de functietoetsen
Set
up en
B e
st
uurdershulpsysteem
› ››
p
ag. 27.
Rijpr ogr
amma instellen
Voor wagens met selectie van de rijstijl (SEAT
Drive Profile), kan het geselecteerde profiel
het acceleratiegedrag beïnvloeden ››› pag.
238.
Onderstaande rijprogramma's kunnen wor-
den geselecteerd:
● Normal
● Sport
● Eco
● Comfort
Voor wagen
s zonder selectiefunctie van de
rijstijl kan het acceleratiegedrag worden be-
invloed door een rijprogramma te kiezen in
het Easy Connect-systeem met toets en
f u
nctieknop pen Set
up en
B e
st
uurdershulpsysteem
› ›
›
p
ag. 27.
Onder
staande voorwaarden kunnen tot ge-
volg hebben dat de ACC niet reageert:
● Ingetrapt gaspedaal.
● Geen versnelling ingeschakeld. »1)
De snelheidsbeperkingen zijn van kracht voor elk
land en z ijn afh
ankelijk van de eenheid die op de
snelheidsmeter aangegeven wordt. 213
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 216 of 348

Bedienen
● Al
s de E
SC regelt.
● De bestuurder heeft de veiligheidsgordel
niet omge
gespt.
● Verschillende lichten van de wagen of van
de elektrisc
h vastgekoppelde aanhanger zijn
defect.
● Als de wagen achteruit rijdt.
● Men rijdt harder dan 210 km/u (150 mph). ATTENTIE
Er bestaat een risico op botsing aan de ach-
terkant, w anneer de minimum
afstand t.o.v.
de voorligger overschreden wordt en het ver-
schil in snelheid tussen beide wagens zo
groot is dat de snelheidsvermindering door
de ACC onvoldoende is. In dit geval moet on-
middellijk worden geremd met het rempe-
daal.
● Het is mogelijk dat de ACC niet alle situ-
aties corr
ect kan herkennen.
● De voet op het gaspedaal "zetten" kan tot
gevol
g hebben dat de ACC niet ingrijpt om te
remmen. De acceleratie van de bestuurder
heeft voorrang op de ingreep van de snel-
heidsregelaar of de cruise control.
● Blijf altijd paraat om de wagen op elk ogen-
blik te r
emmen.
● Neem de bepalingen van het overeenstem-
mende land in acht betr
effende de verplichte
minimumafstand tot de voorligger. Let op
● Bij het uits c
hakelen van het contact of de
ACC wordt de opgeslagen snelheid gewist.
● Bij het uitschakelen van de aandrijfslipre-
geling (ASR) of het
inschakelen van de ESC in
Sport* modus ( ››› pag. 113), wordt de ACC au-
tomatisch uitgeschakeld.
● Voor wagens met start-stop, wordt de mo-
tor uitge
schakeld tijdens de stopfase van de
ACC en automatisch opnieuw in werking ge-
steld om te vertrekken. Wagens met automatische versnel-
lin
g
sb
ak Als de wagen voorzien is van automatische
v
er
snel
lingsbak, kan de automatische af-
standsregeling (ACC) de wagen remmen en
volledig stilzetten indien de voorligger stopt.
De ACC blijft gedurende enkele ogenblikken
beschikbaar. De wagen vertrekt zelfstandig
indien de voorligger zich verplaatst (assistent
voor fileverkeer).
Criteria voor uitschakeling
De ACC wordt uitgeschakeld wanneer de be-
stuurder het rempedaal intrapt of het be-
stuurdersportier geopend wordt. Opnieuw vertrekken met de ACC handmatig
inges
teld
De ACC kan opnieuw ingeschakeld worden
door de hendel te trekken in stand 2
› ››
afb
.
180 . VOORZICHTIG
● Indien uw wag en met
ACC niet start zoals
verwacht, kan het rijden ingezet worden door
kort het gaspedaal in te trappen.
● Het start-stopsysteem grijpt op de gebrui-
kelijke wijz
e in bij het rijden met ACC. De regeling onderbreken
Afb. 180
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut
omati
sche afstandsregeling te
bedienen. Voorwaarde: ACC is actief.
214