De essentieMenu Assis-
tentenFunctie
Lane Assist
*Rijstrookassistent in- en uitschake-
len ››› pag. 228.
Detectie van
verkeersbor-
denVerkeersborden weergeven ››› pag.
241:
Vermoei-
dheidsdetec‐
tie *Vermoeidheidsdetectie in- en uit-
schakelen (aanbeveling om te pau-
zeren) ››› pag. 244. Ritgegevens
Geheug en De multifunctie-indicatie geeft de afgelegde
af
s
tand en het
brandstofverbruik weer.
Wisselen tussen de weergavefuncties op de
multifunctie-indicatie
● Bij wagens zonder multifunctiestuurwiel:
druk op de tuimels
chakelaar van de rui-
t en
wi
sserhendel ››› afb. 42.
● Bij wagens met multifunctiestuurwiel: draai
aan het kar
telwieltje ››› afb. 43.
Geheugen van de multifunctie-indicatie
De multifunctie-indicatie is voorzien van drie
geheugen die automatisch werken: Multi-
functie-indicatie vanaf het vertrek, Multifunc- tie-indicatie vanaf het tanken, Multifunctie-
indicatie berekenin
g totaal. Op het display
kunt u aflezen welk geheugen momenteel
wordt getoond.
● Wisselen tussen geheugens met ingescha-
keld cont
act en getoond geheugen: druk op
de toets van de ruitenwisserhendel of
de t oets
op het multifunctiestuurwiel.
MenuFunctie
Multifunc-
tie-indi-
catie van‐
af het
vertrek
Weergave en opslag in het geheugen
van de afgelegde afstand en het brand-
stofverbruik vanaf het moment dat de
ontsteking werd ingeschakeld totdat
deze weer werd uitgeschakeld.
Als u binnen 2 uur na uitschakelen van
het contact weer gaat rijden, worden de
nieuwe gegevens toegevoegd aan de
opgeslagen gegevens. Bij een ritonder-
breking van meer dan twee uur wordt
het geheugen automatisch gewist.
Multifunc-
tie-indi-
catie van‐
af het
tankenAanduiding en in geheugen opslaan
van waarden van afgelegd traject en
brandstofverbruik. Na brandstof tanken
wordt geheugen automatisch gewist.
MenuFunctie
Multifunc-
tie-indi-
catie be‐
rekening
totaal
In het geheugen worden de waarden
van een bepaald aantal deeltrajecten
geregistreerd, tot een totaal van 19 uur
en 59 minuten of 99 uur en 59 minuten
ofwel 1.999,9 km of 9.999 km, afhan-
kelijk van het model van het instrumen-
tenpaneel. Bij het bereiken van deze li-
mietwaarden a)
, wordt het geheugen au-
tomatisch gewist en telt het systeem
opnieuw vanaf 0.
a) Dit is afhankelijk van het model van het instrumentenpaneel.
Een geheugen handmatig wissen
● Selecteer het geheugen dat u wenst te wis-
sen.
● Houd de toets van de ruitenwisser-
hendel of
de t oets
op het multifunctie-
s t
uur w
iel ca. 2 seconden ingedrukt.
De aanwijzingen personaliseren
In het Easy Connect-systeem kunt u instellen
welke gegevens voor de multifunctie-indica-
tie (MFA) moeten worden weergegeven op
het display in het instrumentenpaneel; ge-
bruik hiertoe de toets en de functietoets
Set up
› ›
›
p
ag. 113.34
Veiligheidsgordels
model) indien de bestuurder of bijrijder de
v ei
ligheid sg
ordel niet heeft vastgegespt.
Als men begint te rijden met een snelheid
boven 25 km/u (15 mph) zonder de veilig-
heidsgordels vast te gespen of indien men
de gordels losmaakt tijdens het rijden, klinkt
gedurende enkele seconden een akoestisch
signaal. Daarnaast gaat ook het waarschu-
wingslampje knipperen.
Het controlelampje gaat uit als de bestuur-
der en de bijrijder hun gordel bij ingescha-
keld contact vastgespen.
Indicatie gordels omgegespt voor de zit-
plaatsen achterin*
Bij het inschakelen van het contact, infor-
meert de gordelstatusindicator ››› afb. 86 de
bestuurder op het instrumentenpaneel of de
inzittenden op de zitplaatsen achterin de
overeenstemmende veiligheidsgordel heb-
ben omgegespt. Het symbool geeft aan dat
de inzittende van die plaats "zijn" veilig-
heidsgordel draagt.
Indien op de zitplaatsen achterin een veilig-
heidsgordel wordt omgegespt of losgemaakt,
dan wordt de gordelstatus aangeduid gedu-
rende ca. 30 seconden. De indicatie kan wor-
den verborgen door te drukken op de toets 0.0/SET op het instrumentenpaneel.
Indien tijden s
het rijden ac
hterin een veilig-
heidsgordel wordt losgemaakt, knippert het
overeenstemmende symbool maximaal 30 seconden. Indien gereden wordt met een
snelheid hoger dan 25 km/u (15 mp
u) dan
klinkt bovendien een akoestisch signaal.
Veiligheidsgordels bieden bescher-
ming Afb. 87
Bestuurders die de veiligheidsgordel
c orr
ect dr
agen zullen niet weggeslingerd wor-
den bij plotseling remmen. Veiligheidsgordels die goed zijn vastgegespt,
houden de in
z
itt enden
van de wagen in de
juiste zitpositie. De veiligheidsgordels hel-
pen ook ongecontroleerde bewegingen te
voorkomen die zwaar lichamelijk letsel kun-
nen toebrengen en ze verminderen het ge-
vaar uit de wagen te worden geslingerd bij
een ongeval.
Inzittenden van de wagen met goed vastge-
gespte veiligheidsgordels profiteren in hoge
mate van het feit dat de kinetische energie optimaal via de gordels wordt geabsorbeerd.
Ook garander
en de structuur van de voorzij-
de en andere passieve veiligheidskenmerken
van uw wagen, zoals bijv. het airbagsysteem,
een absorptie van de vrijgekomen kinetische
energie. De kinetische energie die vrijkomt
wordt op deze wijze verminderd en het risico
op lichamelijk letsel wordt tegelijkertijd be-
perkt. Daarom moet u altijd de gordel omges-
pen voordat u gaat rijden, ook al is het maar
voor een korte rit.
Let er eveneens op dat ook de andere inzit-
tenden goed zijn vastgegespt. Ongevallen-
statistieken hebben uitgewezen dat het juist
omgespen van de veiligheidsgordels het risi-
co op lichamelijk letsel aanzienlijk verkleint
en de kans een zwaar ongeval te overleven
vergroot. Juist vastgegespte veiligheidsgor-
dels verhogen bovendien de optimale be-
schermende werking van airbags die in geval
van een aanrijding worden geactiveerd. Om
deze reden is in de meeste landen het dra-
gen van de veiligheidsgordels wettelijk ver-
plicht.
Hoewel uw wagen met airbags is uitgerust,
moeten de veiligheidsgordels juist worden
vastgegespt. De voorairbags bijvoorbeeld
worden alleen bij bepaalde frontale aanrij-
dingen geactiveerd. De voorairbags worden
niet geactiveerd bij lichte frontale aanrijdin-
gen, lichte aanrijdingen van opzij, aanrijdin-
gen van achteren, over de kop slaan en bij
aanrijdingen waarbij de vooraf afgestelde »
71
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Veilig vervoer van kinderen
●
Bind de vei ligheid
sriem nooit aan een be-
vestigingshaak in de bagageruimte.
● De bagage of andere voorwerpen nooit bij
de onderste (ISOFIX) of
de bovenste veranke-
ringen (Top Tether) vastbinden of vastzetten. Indeling in groepen van de kinderzi-
tjes
Er mogen alleen kinderzitjes worden gebruikt
die zijn g
oedg
ekeurd en voor het kind ge-
schikt zijn.
Voor deze kinderzitjes geldt de norm ECE-R
44 of ECE-R 129. ECE-R betekent: Economic
Commision of Europe-regeling.
De kinderzitjes zijn ingedeeld in vijf groepen:
Groep 0: tot 10 kg (tot ongeveer 9 maan-
den)
Groep 0+: tot 13 kg (tot ongeveer 18 maan-
den)
Groep 1: van 9 tot 18 kg (tot ongeveer 4
jaar)
Groep 2: van 15 tot 25 kg (tot ongeveer 7
jaar)
Groep 3: van 22 tot 36 kg (boven ongeveer
7 jaar) Kinderzitjes die conform de ECE-R 44 of ECE-R
129 norm zijn g
et
est, zijn voorzien van het
ECE-R 44 of ECE-R 129 keurmerk (grote E in
een cirkel, daaronder het testnummer).
Let voor het inbouwen en het gebruik van
kinderzitjes op de wettelijke bepalingen en
montageaanwijzingen van de fabrikant van
het betreffende kinderzitje.
Wij adviseren u het instructieboekje voor het
kinderzitje bij de wagendocumentatie te voe-
gen en altijd in de wagen mee te nemen.
SEAT adviseert kinderzitjes uit het accessoi-
resprogramma van SEAT te gebruiken. Deze
kinderzitjes zijn voor het gebruik in wagens
van SEAT geselecteerd en getest. Bij uw SEAT
dealer kunt u terecht voor het meest geschik-
te zitje voor uw model wagen en de leeftijds-
categorie waarin uw kind valt.
Kinderzitjes volgens categorieën
De kinderzitjes kunnen universeel, semi-uni-
verseel, specifiek voor een voertuig (allemaal
volgens het voorschrift ECE-R 44) of i-Size
(volgens het voorschrift ECE-R 129) goedge-
keurd zijn.
● Universeel: de kinderzitj
es met universele
goedkeuring kunnen in alle voertuigen ge-
monteerd worden. Het is niet nodig om een
lijst met modellen te raadplegen. Bij een uni-
versele goedkeuring voor ISOFIX is het kin-
derzitje daarnaast ook voorzien van een be-
vestigingsgordel bovenaan (Top Tether). ●
Semi-universeel
: voor de semi-universele
goedkeuring zijn, naast de standaard vereis-
ten van de universele goedkeuring, ook een
aantal veiligheidsinrichtingen nodig om het
zitje vast te zetten; die vereisen aanvullende
testen. De kinderzitjes met semi-universele
goedkeuring staan in een lijst van wagenmo-
dellen waarin ze kunnen worden gemon-
teerd.
● Specifiek voor een voertuig : de specifieke
g
oedkeuring voor een voertuig vereist een
dynamische test van het kinderzitje voor elk
voertuigmodel apart. De kinderzitjes met
specifieke goedkeuring voor een voertuig be-
vatten een lijst van voertuigmodellen waarin
ze kunnen worden gemonteerd.
● i-Size: de kinderzitjes met i-Size goedkeu-
ring moeten
voldoen aan de vereisten van
voorschrift ECE-R 129 met betrekking tot
montage en veiligheid. De fabrikanten van
kinderzitjes kunnen u aangeven welke zitjes
over de i-Size goedkeuring beschikken voor
deze wagen.
Bevestigingssystemen Afhankelijk van het land worden verschillen-
de bev
e
stigin
gssystemen gebruikt om de
kinderzitjes veilig in te bouwen. »
85
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Instrumenten en controlelampjes
Het laatste cijfer geeft elke 100 meter resp.
1/10 mijl w
eer .
● Druk
kort op de knop ››› afb
. 115 4 om de
d agk
ilomet
erteller op 0 te zetten.
● Houd de knop 4 gedurende 3 sec. inge-
drukt om t
erug t e k
eren naar de vorige waar-
de.
Tijd
● Om de tijd in te stellen, houdt u op knop
››› afb
. 115 4 gedurende min. 3 sec. inge-
drukt om n
aar de ur en r
esp. minuten te gaan.
● Om door te gaan met het instellen, drukt u
aan de boven- of onder
zijde op knop 4 .
Houd de t oets
ing
edrukt om de cijfers snel te
veranderen.
● Druk nogmaals op knop 4 om het instel-
l en
van de k
lok te beëindigen.
De klok kan ook worden ingesteld via toets en de functieknop
Set
up in het Easy Con-
nect -
sy s
teem ››› pag. 113.
Kompas
Wanneer het contact is ingeschakeld en het
navigatiesysteem is aangezet, wordt op het
display van het instrumentenpaneel de wind-
streek overeenkomstig de rijrichting van de
wagen weergegeven. Keuzehendelstand
De inge
schakelde rijstand wordt zowel aan-
gegeven naast de keuzehendel als op het
display in het instrumentenpaneel. In de po-
sities D en S, alsook bij de tiptronic, wordt op
het display tevens de overeenkomstige ver-
snelling weergegeven.
Aanbevolen versnelling (handgeschakelde
versnellingsbak)
Tijdens het rijden wordt op het display van
het instrumentenpaneel de aanbevolen ver-
snelling getoond om brandstof te besparen
››› pag. 32.
Tweede snelheidsmeter (mph of km/u)
Naast de gewone weergave van de snel-
heidsmeter kan tijdens het rijden de snelheid
ook in een andere meeteenheid (in mijl of ki-
lometer per uur) getoond worden.
In de modellen die bestemd zijn voor de lan-
den waar de tweede snelheid verplicht weer-
gegeven moet worden, kan deze optie niet
uitgeschakeld worden.
Voor het instellen van de tweede snelheids-
meter gaat u naar het Easy Connect-systeem
via toets en de functieknop
Set
up
› ›
› p ag.
113
.
Snelheidswaarschuwing
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een melding zodra de ingestelde snelheid wordt overschreden. Dat is bijv.
handig als u w
interbanden gebruikt die niet
geschikt zijn voor de maximumsnelheid van
de wagen ›››
pag. 36.
Voor het instellen van de waarschuwings-
functie via de tweede snelheidsmeter gaat u
naar het Easy Connect-systeem via toets en de functieknop
Set
up
› ››
p
ag. 113.
Indic atie
van de start-stopwerking
Op het display van het instrumentenpaneel
wordt actuele informatie weergegeven over
de status ››› pag. 199.
Staat van rijden met laag verbruik (ECO) *
Naargelang de uitrusting verschijnt tijdens
het rijden op het display van het instrumen-
tenpaneel de indicatie "ECO " wanneer de wa-
gen zich in de staat met laag verbruik be-
vindt, dankzij het actieve cilinderbeheer
(ACT ®
)* ››› pag. 195.
Motorcode (MKB)
Houd knop ››› afb. 115 4 langer dan 15 sec.
in g
edrukt om de mot
orcode (MKB) van de
wagen weer te geven. Hierbij dient het con-
tact te zijn ingeschakeld en de motor stil te
staan. »
109
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Motor
A l
n aar g
elang het gekozen profiel, reageert
motor feller of juist rustiger op de verplaat-
sing van het gaspedaal. Bovendien wordt bij
het selecteren van het Eco-profiel automa-
tisch de start-stopfunctie geactiveerd.
Bij wagens met automatische transmissie
worden de momenten waarop wordt gescha-
keld zodanig aangepast dat die bij lagere of
hogere toerentallen komen te liggen. Boven-
dien wordt in de Eco-stand gebruik gemaakt
van de inertie om het brandstofverbruik ver-
der te verlagen.
Bij wagens met schakelbak wijzigen in de
stand Eco de aanbevelingen om te schake-
len die verschijnen in het instrumentenpa-
neel, om de bestuurder ertoe aan te zetten
zuiniger te gaan rijden.
Besturing
De stuurbekrachtiging varieert de rijfuncties
en past zich aan het geselecteerde profiel
aan, waardoor een beter gedrag voor elke si-
tuatie mogelijk wordt gemaakt.
Airconditioning
Bij wagens voorzien van Climatronic is het
mogelijk om deze in de eco-stand op een la-
ger verbruik te laten werken. Automatische afstandsregeling (ACC)
De accel
eratiegradiënt van de automatische
afstandsregeling varieert naargelang het ac-
tieve rijprofiel ››› pag. 209.
Elektronische stabiliseringscontrole (ESC)
In de rijprofielen Offroad en Snow past de
elektronische stabiliseringscontrole (ESC)
››› pag. 183 zich aan volgens de kenmerken
van het terrein.
Daarnaast wordt in het Offroad-profiel ook
de bergafdaalcontrole (HDC) ››› pag. 201 ge-
activeerd.
Rijprofiel instellen Afb. 197
Middenconsole: draaiknop (Driving
Experienc e b
utton).
››› T ab. op pag. 2
U kunt op de volgende manieren kiezen tus-
sen de profielen Eco , Normal, Sport, In-
dividual , Offroad1)
en Snow 1)
:
● draai aan de draaiknop (Driving Experience
button) t ot
het gewenste profiel brandt op
het display van het Easy Connect-systeem en
ook op de draaiknop zelf ››› afb. 197.
● OF: selecteer het gewenste profiel op het
aanraaks
cherm van het Easy Connect-sys-
teem, in het menu dat wordt geopend door te
draaien aan de draaiknop (Driving
Experience button).
Binnen elk profiel bestaat de mogelijkheid
om de kenmerken ervan weer te geven, door
te drukken op het touchpad van het display
van het Easy Connect-systeem Informatie
profiel.
In het profiel Individual kunnen de ken-
merken van de wagen worden ingesteld via
het touchpad van het display van het Easy
Connect-systeem Instellingen profiel.
Een pictogram op het display van het Easy
Connect-systeem informeert over het actieve
profiel, wanneer dat verschilt van Normal.
De keuzeknop geeft met een rood led-lampje
het geselecteerde profiel aan. »1)
Enkel voor 4Drive-modellen.
239
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
BedienenRijprofielEigenschappen
EcoZorgt ervoor dat de wagen zo min moge-
lijk brandstof verbruikt, passend bij een
zuinige en milieubewuste rijstijl.
NormalVerschaft een uitgebalanceerde rijerva-
ring en is bij uitstek geschikt voor dage-
lijks gebruik.
SportVerschaft de wagen een dynamisch karak-
ter rondom en maakt het mogelijk om
sportiever te rijden.
Indivi-
dualMaakt een persoonlijke configuratie mo-
gelijk. De functies die u kunt aanpassen,
variëren per uitrustingsniveau van de wa-
gen.
Offroad a)Past de wagenparameters aan voor het
optimaal rijden op onverharde wegen.
Snowa)
Past het gedrag van de wagen aan voor
het rijden op een glad wegdek, met opti-
malisering van tractie en bestuurbaar-
heid.
a)
Enkel voor 4Drive-modellen. ATTENTIE
Houd bij de keuze van SEAT Drive Profile op
de eerst e p
laats rekening met het verkeer, om
geen ongelukken te veroorzaken. Let op
● Wanneer de wag en w
ordt uitgezet, bewaart
die altijd het rijprofiel dat was geselecteerd op het moment waarop het contact werd uit-
ges
c
hakeld, behalve in de volgende gevallen:
– Wanneer de wagen opnieuw wordt ge-
start na gebruik van het Sport-profiel,
worden de motor en versnellingsbak niet
gestart in de meest sportieve instelling
om een lager brandstofverbruik te bevor-
deren. Om de motor en versnellingsbak
terug in de meest sportieve stand te zet-
ten, selecteert u opnieuw het rijprofiel
Sport .
– Wanneer de wagen opnieuw wordt ge-
start na gebruik van het profiel Offroad
of Snow , wordt het systeem steeds geac-
tiveerd in profiel Normal.
● De snelheid en rijstijl moeten te allen tijde
worden aang
epast aan het zicht op de weg,
de klimatologische omstandigheden en het
verkeer.
● Bij het rijden met aanhangwagen wordt ge-
bruik van het
Eco -profiel niet aanbevolen. Kickdown
Het kickdown-systeem maakt een maximale
ac
c
el er
atie mogelijk.
Als u in SEAT Drive Profile* de stand Eco
››› pag. 239 hebt gekozen en plankgas geeft,
wordt het vermogen van de motor automa-
tisch geregeld om maximaal te accelereren. ATTENTIE
Let op dat bij glad wegdek de aangedreven
wielen k u
nnen doorslippen als de kickdown
wordt bediend - slipgevaar! 240
Controleren en bijvullen
● Het ruit
ens
proeiervloeistofreservoir is her-
kenbaar aan het symbool op de dop.
● Controleer of er voldoende ruitensproeier-
vloeistof
in het reservoir zit.
Aanbevolen ruitenwissers
● Voor de warmere jaargetijden adviseren wij
G 052 184 A1, voor helder
e ruiten in de zo-
mer. Mengverhoudingen in het waterreser-
voir: 1:100 (1 deel concentraat op 100 delen
water).
● Voor het gehele jaar rond, G 052 164 A2
voor heldere ruit
en. Mengverhouding bij be-
nadering voor de winter, tot -18°C (0°F): 1:2
(1 deel concentraat op 2 delen water); anders
1:4 in het waterreservoir.
Vulhoeveelheden
De vulhoeveelheid van het reservoir bedraagt
ongeveer 3 liter in versies zonder koplamps-
proeiers en 5 liter in versies met koplamps-
proeiers. ATTENTIE
Als het water voor de ruitensproeiers niet vol-
doende antivries bev at, k
an dit op de voorruit
en achterruit bevriezen en het zicht vooraan
en achteraan beperken.
● Gebruik in de winter alleen ruitensproeiers
met vo
ldoende antivries.
● Gebruik de ruitensproeierinstallatie niet bij
winterse t
emperaturen zonder eerst de voor- ruit met het ventilatiesysteem te verwarmen.
De antivries
k
an op de voorruit bevriezen en
zo het zicht bemoeilijken. ATTENTIE
Nooit antivries of andere soortgelijke toevoe-
gin gen aan de vloei
stof in het ruitensproeier-
vloeistofreservoir toevoegen. Dit kan een vet-
tige laag op het glas achterlaten die het zicht
belemmert.
● Schoon water met een door SEAT aanbevo-
len glasr
einiger gebruiken.
● Indien nodig, een geschikte antivries aan
de vloeist
of in het ruitensproeiervloeistofre-
servoir toevoegen. VOORZICHTIG
● Nooit door S EA
T aanbevolen reinigingsmid-
delen met andere reinigingsmiddelen men-
gen. De onderdelen kunnen gaan vlokken
waardoor de ruitenwissersproeiers verstopt
kunnen raken.
● In geen geval de werkzame vloeistoffen tij-
dens het
vullen niet verwisselen. Anders zijn
ernstige storingen en motorschade het ge-
volg!
● De afwezigheid van ruitensproeiervloeistof
leidt tot
een beperking van het zicht door de
voorruit en, in modellen met koplampsproei-
ers, tot een verlies van zicht in de lichten. Accu
A l
g emeen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 52.
De accu bevindt zich in het motorcomparti-
ment en is nagenoeg onderhoudsvrij. Deze
wordt in het kader van onderhoud gecontro-
leerd. Controleer in de zomer en winter echter
wel of de aansluitingen van de accu schoon
zijn en de klemmen goed vast zitten.
Losmaken van de accukabels
Ontkoppel de accu alleen in uitzonderlijke
gevallen. Bij het ontkoppelen van de accu
gaan enkele functie-instellingen van de wa-
gen "verloren" ( ›››
Tab. op pag. 307). De
functies moeten, nadat de kabels zijn aange-
sloten, weer worden geprogrammeerd.
Alvorens de minkabel van de accu los te ma-
ken, het alarmsysteem* uitschakelen. Anders
wordt het alarm geactiveerd.
FunctieHerprogrammeren
Openings-/sluitauto-
maat van de elektrische
ruitbediening››› pag. 134, Sluit-/ope-
ningsautomaat.
Sleutel met afstandsbe-
dieningAls de wagen niet reageert
op de sleutel, moet deze
worden gesynchroniseerd
››› pag. 126.
» 307
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten