Page 177 of 348

Rijden
Trap het rempedaal in.
D ez
e aan w
ijzing verschijnt, als de bestuurder
bij wagens met schakelbak bij het starten
van de motor het rempedaal niet intrapt.
Kies N resp. P Deze aanwijzing verschijnt bij het starten of
stoppen van de motor als de keuzehendel
van de automatische versnellingsbak niet in
stand P of N staat. De motor kan enkel in die
standen gestart of gestopt worden.
In stand P schakelen; de wagen
kan zich verplaatsen; de portie-
ren kunnen uitsluitend worden
vergrendeld in stand P
Deze aanwijzing voor de bestuurder ver-
schijnt om veiligheidsredenen samen met
een waarschuwingssignaal, als de keuzehen-
del van de automatische versnellingsbak na
het stoppen van de motor niet in stand P
staat. Zet de keuzehendel in stand P om te
voorkomen dat de wagen wegrolt.
Versnelling: keuzehendel in
rijstand! Deze aanwijzing voor de bestuurder ver-
schijnt als bij het openen van het portier aan
bestuurderszijde de keuzehendel niet in de
stand P staat. Bovendien hoort u een zoe-
mer. Zet de keuzehendel in stand P om te
voorkomen dat de wagen wegrolt. Contact aan
De aanwijz ing voor de bestuurder wordt ge-
geven, samen met een signaal van een zoe-
mer, als het portier aan bestuurderszijde
wordt geopend terwijl het contact is inge-
schakeld. ATTENTIE
● Motor nooit in af g
esloten ruimtes laten
draaien - gevaar voor vergiftiging! VOORZICHTIG
Hoge toerentallen, volgas en zware motorbe-
las tin
g voorkomen, zolang de motor zijn be-
drijfstemperatuur nog niet heeft bereikt - ge-
vaar voor schade aan de motor! Milieu-aanwijzing
Laat de motor niet met stationair toerental
warmdraaien. Dir ect
wegrijden. Hierdoor
voorkomt u onnodige uitstoot van schadelijke
stoffen. Let op
● Terw ijl
u de contactsleutel in stand 1 draait, draait u tegelijk het stuurwiel naar
beide zijden om de s
t
uurblokkering te ont-
grendelen.
● Na het starten van een koude motor kan er
korte tijd meer mot
orgeluid te horen zijn, om-
dat in de hydraulische klepspelingscompen-
satie eerst oliedruk moet worden opge- bouwd. Dit is normaal en geen reden om u
zorg
en t
e maken.
● Als de accu van de wagen is ontkoppeld en
weer is aan
gesloten, moet u de sleutel ca. 5
sec. in stand 1 houden voordat u start.
● Wagens met automatische versnellingsbak:
als het
contact is uitgeschakeld, kunt u de
sleutel alleen uit het contact trekken als de
keuzehendel in stand "P" (parkeervergrende-
ling) staat. Vervolgens blijft de keuzehendel
geblokkeerd. Motor afzetten met sleutel
Motor afzetten
– De wagen tot stilstand brengen.
– Contactsleutel in stand 1
› ›
› afb . 163
dr
aaien.
Stuurwiel blokkeren
Bij wagens met automatische versnellings-
bak kan de sleutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat.
– Draai de contactsleutel in stand 1
› ›
› afb .
163
››› .
– Draai het stuurwiel en luister of dit vergren-
delt .
E en g e
blokkeerd stuurwiel maakt diefstal
moeilijker. »
175
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 178 of 348

Bedienen
ATTENTIE
● Nooit de motor afz ett
en voordat de wagen
volledig tot stilstand is gekomen. De werking
van de rembekrachtiging en de stuurbekrach-
tiging zijn dan niet meer volledig gegaran-
deerd. U moet dan meer kracht leveren om
het stuurwiel te verdraaien of om te remmen.
Omdat de wagen dus niet zo remt en stuurt
als u gewend bent, kan dit tot ongevallen en
ernstige verwondingen leiden.
● Trek nooit de sleutel uit het contactslot zo-
lang de wag
en in beweging is. Het stuurslot
zou de stuurinrichting kunnen blokkeren en u
bent dan niet meer in staat het stuurwiel te
draaien - gevaar op ongelukken!
● Neem altijd de sleutel mee wanneer u de
wagen v
erlaat. Dit is vooral van belang indien
kinderen in de wagen blijven, want deze zou-
den de motor kunnen starten of elektrische
uitrustingen (bijv. elektrische ruitbediening)
kunnen bedienen - gevaar voor ongelukken! VOORZICHTIG
Nadat de motor langere tijd zwaar is belast,
ontst aat
warmte-ophoping in de motorruimte
als de motor is uitgezet – gevaar voor schade
aan de motor! Daarom de motor nog ca. 2 mi-
nuten stationair laten draaien voordat u deze
uitzet. Let op
● Nadat de mot
or is uitgezet, kan de koel-
luchtventilator - ook bij uitgeschakeld con- tact - nog maximaal tien minuten blijven
draaien. Het i
s
ook mogelijk dat deze op-
nieuw inschakelt wanneer de koelvloeistof-
temperatuur stijgt als gevolg van de opge-
hoopte warmte onder de motorruimte of dat
deze warmer wordt als gevolg van een lang-
durige blootstelling aan zonnestraling.
● Zodra u stopt en het start/stop-systeem*
de motor afzet, blijf
t het contact ingescha-
keld. Controleer of het contact is uitgescha- keld voordat u de wagen verlaat, om te voor-
komen dat de accu wordt ontladen. Startknop*
Afb. 164
Onder in de middenconsole: start-
knop . De motor van de auto kan in werking gesteld
w
or
den met een s
tartknop (Press & Drive).
Daarvoor moet er een passende autosleutel
in het interieur zijn aan de stoelen vooraan of
achteraan. In auto's met Keyless Access-systeem
››› p
ag.
117 kan de motor ook worden gestart als de
sleutel zich in de bagageruimte bevindt.
Door het bestuurdersportier te openen wan-
neer u de auto verlaat , wordt de stuurkolom
elektronisch vergrendeld als het contact is
uitgeschakeld.
Het contact handmatig in- of uitschakelen
Druk de startknop één keer kort in zonder
daarbij het koppelings- of rempedaal in te
trappen ››› .
Z o
w el
in wagens met schakelbak als met au-
tomatische versnellingsbak knippert de tekst
van de startknop START ENGINE STOP zoals een
k lop
pend h ar
t wanneer het systeem gereed
is voor het in- en uitschakelen van het con-
tact.
Automatisch uitschakelen van het contact
Als de bestuurder zich van de auto verwijdert
met de autosleutel bij zich terwijl het contact
nog is ingeschakeld, wordt het contact na
enige tijd automatisch uitgeschakeld. Indien
op dat moment het dimlicht brandde, zal het
stadslicht blijven branden gedurende ca. 30
minuten. Het stadslicht kan worden uitgezet
door de auto te blokkeren ››› pag. 117 of
handmatig ›››
pag. 137.
176
Page 179 of 348

Rijden
Noodstopfunctie
A l
s er in de w
agen geen passende sleutel
herkend wordt, zult u een noodstop moeten
uitvoeren. Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt er dan een waarschu-
wingstekst. Dit kan bijvoorbeeld het geval
zijn wanneer de batterij van de autosleutel
bijna of helemaal leeg is:
● Houd de autosleutel direct na het indruk-
ken van de s
tartknop altijd bij de stuurkolom.
● Het contact wordt automatisch ingescha-
keld en z
o nodig slaat de motor aan.
Nooduitschakeling
Als de motor niet stopt door de startknop
kort in te drukken, dan moet een nooduit-
schakeling worden uitgevoerd:
● Druk binnen 3 seconden de startknop twee
keer in of druk de s
tartknop eenmaal in ge-
durende meer dan 1 seconde ››› .
● De motor gaat automatisch uit.
F u
nctie om de mot or w
eer te starten
Als er eenmaal de motor uitgezet is geen
passende sleutel in de wagen aangetroffen
wordt, kan de motor pas na 5 seconden weer
gestart worden. Op het display van het in-
strumentenpaneel wordt een waarschuwing
hieromtrent weergegeven. Na die vijf seconden kan de motor niet meer
zonder een pas
sende sleutel in de wagen ge-
start worden.
Automatisch uitschakelen van het contact in
wagens met Start-Stop
Het contact van de wagen wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer de wagen stilstaat en
het automatisch afzetten van de motor actief
is indien:
● de veiligheidsgordel van de bestuurder niet
is v
astgegespt,
● de bestuurder geen enkel pedaal intrapt,
● het bestuurdersportier geopend wordt.
Indien na het autom
atisch uitschakelen van
het contact het dimlicht brandt, blijft het
stadslicht branden gedurende ca. 30 minu-
ten (indien de accu voldoende lading heeft).
Als de bestuurder de wagen vergrendelt of
het licht handmatig uitschakelt, gaat het
stadslicht uit. ATTENTIE
Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan erns tig l
etsel tot gevolg hebben.
● Trap na het inschakelen van het contact
niet op het r
em- of koppelingspedaal omdat
anders de motor meteen gestart kan worden. ATTENTIE
Nalatig of onachtzaam gebruik van de auto-
sleut el
s kan leiden tot ernstige verwondingen
en ongevallen.
● Laat wanneer u het voertuig verlaat nooit
de autosl
eutel in de wagen achter. Anders
kunnen kinderen of onbevoegden de portie-
ren en de achterklep vergrendelen, de motor
starten of het contact inschakelen en op die
manier systemen zoals de elektrische ruitbe-
diening gebruiken. Let op
● Voord at
u de wagen verlaat, moet u het
contact altijd handmatig uitschakelen en
eventueel rekening houden met de aanwijzin-
gen op het scherm van het instrumentenpa-
neel.
● Als de wagen lange tijd blijft stilstaan met
inges
chakeld contact, kan de accu leeg raken
en kan de motor mogelijk niet meer gestart
worden.
● Voor wagens met dieselmotor kan het even
duren voor
dat de motor aanslaat als hij moet
voorverwarmen.
● Als u tijdens de STOP-fase drukt op de
drukknop START ENGINE
STOP , wordt het contact
uitge s
chakeld en knippert de knop.
● Als de aanwijzing verschijnt op het scherm
van het ins
trumentenpaneel "Start-stopsys-
teem uitgeschakeld: motor handmatig star-
ten", zal de drukknop START ENGINE STOP knip-
peren. 177
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 180 of 348

Bedienen
Motor starten 3 Geldig voor wagens: met Keyless AccessStapMotor in werking stellen met de start-
knop
››› pag. 176 (Press & Drive).
1.Trap het rempedaal in en houd het ingedrukt
tot stap 5 uitgevoerd is.
1a.
Bij wagens met handgeschakelde versnel-
lingsbak: trap het koppelingspedaal volledig
in en houd het ingetrapt totdat de motor aan-
slaat.
2.Zet de versnellingshendel in neutrale stand of
zet de keuzehendel in stand P of N.
3.
Druk de startknop ››› afb. 164 kort in zonder
het gaspedaal in te trappen. Om de motor te
kunnen starten moet er een passende sleutel
in de wagen aanwezig zijn.
Na het starten van de motor blijft het licht van
de drukknop START ENGINE STOP
permanent
branden om aan te geven dat de motor gestart
is.
4.
Indien de motor niet begint te draaien, onder-
breekt u de poging en herhaalt u het na onge-
veer 1 minuut. Voer indien nodig een noodstop
uit ››› pag. 177.
5.Schakel de elektronische parkeerrem uit wan-
neer u met de wagen wilt gaan rijden ››› pag.
179. ATTENTIE
Verlaat de wagen nooit terwijl de motor
draait, v oor
al wanneer een versnelling of rijstand is ingeschakeld. De wagen kan plots
in bewegin
g k
omen of er kan iets onver-
wachts gebeuren, met schade, brand of ern-
stige letsels tot gevolg. ATTENTIE
Sprays voor koud starten kunnen ontploffen
of een plot selin
ge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken.
● Gebruik nooit sprays voor koud starten. VOORZICHTIG
● De st ar
tmotor of motor kan beschadigd ra-
ken indien u tijdens het rijden probeert de
motor te starten of de motor meteen na het
uitzetten opnieuw in werking stelt.
● Als de motor koud is, vermijdt u hoge toe-
rental
len, hoge belasting en plotse versnel-
lingen.
● Start de motor niet terwijl de wagen wordt
geduwd of g
esleept. Onverbrande benzine
zou in de katalysator kunnen komen en deze
beschadigen. Let op
● Wacht niet
tot de motor warm is bij stil-
staande wagen; als u een goed zicht hebt
door de ruiten, begin dan onmiddellijk te rij-
den. Hierdoor bereikt de motor sneller zijn
bedrijfstemperatuur en is de uitstoot van
schadelijke gassen lager. ●
Bij het st ar
ten van de motor worden de be-
langrijkste stroomverbruikers tijdelijk uitge-
schakeld.
● Bij het koud starten van de motor kan het
geluid kort
toenemen. Dit is normaal en geen
reden om u zorgen te maken.
● Wanneer de buitentemperatuur lager is dan
+5°C (+41°F), kan er z
ich bij een dieselmotor
rook vormen onder de wagen als de koelvloei-
stofverwarmer met werking op brandstof is
ingeschakeld. Motor afzetten
3 Geldig voor wagens: met Keyless Access
StapMotor uitzetten met de startknop
››› pag. 176.
1.De wagen volledig stilzetten ››› .
2.Rempedaal intrappen en ingetrapt houden tot
de wagen tot stilstand is gekomen 4.
3.Indien uw wagen beschikt over automatische
versnellingsbak, plaatst u de keuzehendel in
stand P.
4.Schakel de elektronisch parkeerrem in ››› pag.
179.
5.
Druk de startknop kort in ››› afb. 164. De knop
START ENGINE STOP knippert opnieuw. Als de
motor niet stopt, voer dan een nooduitschake-
ling uit ››› pag. 177. 178
Page 181 of 348

RijdenStapMotor uitzetten met de startknop
››› pag. 176.
6.Schakel in geval van een handgeschakelde
versnellingsbak de 1e versnelling of de achter-
uitversnelling in. ATTENTIE
Zet de motor nooit uit terwijl de wagen in be-
wegin g i
s. Dit kan leiden tot verlies van con-
trole over de wagen, ongeval en ernstige let-
sels.
● De airbags en gordelspanners zijn buiten
werking a
ls het contact is uitgeschakeld.
● De rembekrachtiger werkt niet bij uitge-
schak
elde motor. Daarom moet u bij uitge-
schakelde motor het rempedaal krachtiger in-
trappen om de wagen tot stilstand te bren-
gen.
● De stuurbekrachtiging werkt niet bij uitge-
schak
elde motor. Wanneer de motor is afge-
zet, heeft u meer kracht nodig om te sturen.
● Als het contact wordt uitgeschakeld, kan de
stuurko
lomvergrendeling geactiveerd worden
waardoor u geen controle meer hebt over de
wagen. VOORZICHTIG
Als de motor veel belast wordt gedurende
lang er
e tijd, kan hij na het uitschakelen over-
verhit raken. Om motorschade te vermijden,
laat u hem na het uitzetten stationair draaien
gedurende ca. 2 minuten in neutrale stand. Let op
Na het uitzetten van de motor kan de koel-
luchtv enti
lator nog enkele minuten blijven
werken in de motorruimte, zelfs met uitge-
schakeld contact. De koelluchtventilator gaat
automatisch uit. Functie "My Beat"
Voor wagens met comfortsleutel is er de func-
tie "My B
e
at". Deze functie biedt een bijko-
mende indicatie van het startsysteem van de
wagen.
Bij toegang tot de wagen, bijv. door het ope-
nen van de portieren met de afstandsbedie-
ning, knippert de knop START ENGINE STOP on
t e w
ijzen op de o
vereenkomstige toets van
het startsysteem.
Bij het in-/uitschakelen van het contact gaat
het licht van de knop START ENGINE STOP knip-
per en. Bij uit
ge
schakeld contact stopt de
knop START ENGINE STOP na enkele seconden
met knip
peren en g
aat hij uit.
Wanneer de motor is gestart, blijft het licht
van de knop START ENGINE STOP vast branden
om aan t e g
even d
at de motor draait. Wordt
de motor stopgezet met de knop START ENGINE STOP , dan gaat die opnieuw
knip per
en. In w
ag
ens
met star
t-stopsysteem biedt de
functie "My Beat" ook bijkomende informa-
tie:
● Wanneer de motor wordt afgezet tijdens de
Stop-fase, b
lijft het licht van de toets
START ENGINE STOP vast branden, want hoewel
de mot or uit
is
blijft het start-stopsysteem ac-
tief.
● Kan de motor niet opnieuw worden gestart
met het st
art-stopsysteem, ››› pag. 199, en
moet hij handmatig worden gestart, dan zal
de knop START ENGINE STOP knipperen om deze
s it
uatie aan t e g
even.
Remmen en parkeren Elektronis
che parkeerrem Afb. 165
Onder in de middenconsole: toets
v an de el ektr
oni
sche parkeerrem. » 179
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 182 of 348

Bedienen
De elektronische parkeerrem vervangt de
h andr
em.
El ektr
onische parkeerrem inschakelen
De elektronische parkeerrem kan wanneer de
wagen stilstaat altijd worden ingeschakeld,
ook wanneer het contact is uitgeschakeld.
Schakel ze altijd in wanneer u de wagen ver-
laat of parkeert.
● Trek aan de toets ››› afb
. 165 en houd
hem in deze stand.
● De parkeerrem is ingeschakeld wanneer
het contro
lelampje van de toets ››› afb. 165
(pijl) en het rode controlelampje op het
scherm van het instrumentenpaneel gaan
branden.
● Toets weer loslaten.
Elektronis
che parkeerrem uitschakelen
● Contact inschakelen.
● Druk op toets ››› afb
. 165. Trap tegelijk
het rempedaal krachtig in of, wanneer de mo-
tor draait, trap het gaspedaal licht in.
● Het controlelampje van de toets ››› afb
. 165
(pijl) en het rode controlelampje van het
scherm van het instrumentenpaneel gaan uit.
Elektronische parkeerrem bij starten auto-
matisch uitschakelen
De elektronische parkeerrem wordt automa-
tisch uitgeschakeld wanneer u begint te rij- den indien bij gesloten bestuurdersportier en
vast
gegespte veiligheidsgordel van de be-
stuurder eender welke van de volgende situ-
aties zich voordoet:
● Bij wagens met automatische versnellings-
bak: een rijst
and wordt ingeschakeld of er
wordt veranderd naar een andere rijstand, en
het gaspedaal wordt licht ingetrapt.
● Bij wagens met handgeschakelde versnel-
lingsb
ak: het koppelingspedaal wordt hele-
maal ingetrapt voordat men begint te rijden
en het gaspedaal wordt licht ingetrapt.
● Om bepaalde manoeuvres makkelijker te
kunnen uitv
oeren, zijn er uitzonderingen die
het automatisch uitschakelen van de parkeer-
rem toelaten zonder dat de veiligheidsgordel
van de bestuurder is vastgegespt.
U kunt vermijden dat de parkeerrem automa-
tisch wordt uitgeschakeld door de toets
››› afb. 165 ononderbroken naar boven te
trekken wanneer u begint te rijden.
De elektronische parkeerrem wordt niet uit-
geschakeld zolang u de toets niet loslaat.
Op die manier kunt u makkelijker wegrijden
wanneer u een aanzienlijk gewicht sleept
››› pag. 271. Elektronische parkeerrem automatisch in-
schak
elen wanneer u de wagen op verkeerde
wijze verlaat
In wagens met automatische versnellingsbak
wordt de elektronische parkeerrem automa-
tisch ingeschakeld wanneer u de wagen op
verkeerde wijze verlaat indien:
● De keuzehendel zich in stand D/S of R be-
vindt
of in Tiptronic-schakelweg.
● EN: de wagen stilstaat.
● EN: het be
stuurdersportier geopend is.
Noodst
opfunctie
Gebruik de noodstopfunctie enkel indien u
de wagen niet tot stilstand kunt brengen met
het rempedaal ››› .
● Trek aan de toets › ›
›
afb
. 165 en houd
hem in deze stand om de wagen krachtig te
remmen. Tegelijkertijd klinkt er een waar-
schuwingssignaal.
● U kunt het remmen onderbreken door de
toets lo
s te laten of te accelereren. ATTENTIE
Indien de elektronische parkeerrem op ver-
keerde w ijz
e wordt gebruikt, kunnen ongeval-
len en ernstige letsels het gevolg zijn.
● Gebruik de elektronische parkeerrem nooit
om de wagen te r
emmen, tenzij het om een180
Page 183 of 348

Rijden
noodgeval gaat. De remafstand kan aanzien-
lijk grot
er
zijn, aangezien in bepaalde om-
standigheden enkel de achterwielen worden
geremd. Gebruik altijd het rempedaal.
● Geef nooit gas vanuit de motorruimte wan-
neer een rijstand i
s gekozen of versnelling is
ingeschakeld en de motor draait. De wagen
kan zich verplaatsen zelfs als de elektroni-
sche parkeerrem ingeschakeld is. VOORZICHTIG
Om te vermijden dat de wagen onbedoeld be-
w eeg t
bij het parkeren, schakelt u eerst de
elektronische parkeerrem in en daarna haalt
u uw voet van het rempedaal. Let op
● Als u in w
agens met schakelbak het koppe-
lingspedaal loslaat en tegelijkertijd gas
geeft, wordt de elektronische parkeerrem au-
tomatisch uitgeschakeld.
● Als de wagenaccu leeg is, kan de elektroni-
sche park
eerrem niet uitgeschakeld worden.
Gebruik de starthulp ›››
pag. 60.
● Tijdens het in- of uitschakelen van de elek-
tronisc
he parkeerrem kunnen geluiden te ho-
ren zijn.
● Het systeem voert af en toe automatische
en hoorbare te
sts uit in de geparkeerde wa-
gen indien de elektronische parkeerrem al
enige tijd niet meer is gebruikt. Parkeren
Bij het parkeren moet altijd de elektronische
parkeerr
em in
geschakeld zijn.
Let op het volgende wanneer u de wagen par-
keert:
– Wagen met het rempedaal in stilstand hou-
den.
– Elektronische parkeerrem inschakelen.
– Schakel de 1e versnelling in.
– Motor uitschakelen en de contactsleutel uit
het cont acts
lot trekken. Het stuurwiel licht
draaien, om het stuurslot te vergrendelen.
– Nooit wagensleutels in de auto achterlaten.
Aanvul
lende aanwijzingen voor het parkeren
op hellingen:
Het stuurwiel zo draaien dat de wagen tegen
de stoeprand rolt als de wagen in beweging
zou komen.
● Wanneer de wagen met de voorzijde berg-
afw
aarts staat, de voorwielen naar rechts
draaien zodat ze naar de stoeprand zijn ge-
keerd.
● Wanneer de wagen met de voorzijde berg-
opw
aarts staat, de voorwielen naar links
draaien zodat ze van de stoeprand af zijn ge-
keerd. ●
Wagen z
oals gebruikelijk beveiligen: elek-
tronische parkeerrem ingeschakeld laten en
in de 1e versnelling schakelen. ATTENTIE
● Sluit elk mog elijk
risico uit wanneer u de
wagen onbeheerd achterlaat.
● Wagen nooit parkeren in omgevingen waar-
in het hete uitlaat
systeem in contact kan ko-
men met droog gras, struikgewas, uitgelopen
brandstof of ander licht ontvlambare materia-
len.
● Niet toelaten dat de passagiers in een afge-
sloten wag
en zouden achterblijven omdat zij
de portieren en de ruiten niet van binnenuit
kunnen openen en daardoor in noodgevallen
de wagen niet kunnen verlaten. Bovendien
vertragen vergrendelde portieren de hulpver-
lening van buitenaf.
● Nooit kinderen zonder toezicht in de wagen
achterlat
en. Deze zouden bijvoorbeeld de
elektronische parkeerrem kunnen loszetten
en/of de versnellingshendel/keuzehendel be-
wegen en zo de wagen ongecontroleerd in be-
weging zetten.
● Afhankelijk van het jaargetijde kunnen in
een geparkeer
de wagen levensgevaarlijke
temperaturen bereikt worden. 181
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 184 of 348

Bedienen
Informatie over de remmen Nieuwe remblokken
Nieuwe r
emb
lokken beschikken tijdens de
eerste 400 km nog niet over hun maximale
remcapaciteit. Ze moeten eerst "ingereden"
worden. De iets lagere remkracht kunt u com-
penseren door het rempedaal steviger in te
drukken. Vermijd overbelasting van de rem-
men tijdens het inrijden.
Slijtage
De slijtage van de remblokken is in hoge ma-
te afhankelijk van de gebruiksomstandighe-
den en de rijstijl. Deze ontstaat in het bijzon-
der in stadsverkeer en bij het rijden van korte
afstanden of bij een sportieve rijstijl.
Afhankelijk van de snelheid, de kracht waar-
mee wordt geremd en de omgevingscondi-
ties (bijv. temperatuur en luchtvochtigheid)
kunnen remgeluiden hoorbaar zijn.
Vocht of strooizout
Onder bepaalde omstandigheden (zoals het
waden door ondergelopen straatdelen, bij
hevige regenval of na het wassen van de wa-
gen) kan de remwerking minder zijn doordat
de remschijven en remblokken nat zijn of be-
vroren zijn in de winter. De remmen moeten
eerst worden "drooggeremd".
Bij hoge snelheid en met de ruitenwissers in-
geschakeld worden de remblokken kort in contact gebracht met de remschijven. Dit
wordt, onmerk
b
aar voor de bestuurder, op re-
gelmatige afstanden herhaald om de reactie
van de remmen te verbeteren bij vochtige
omstandigheden.
Ook als u op met zout bestrooide straten
rijdt, kan de volledige remwerking vertraagd
in werking treden indien u vrij lange tijd niet
hebt geremd. De zoutlaag op de remschijven
en remblokken moet bij het remmen eerst
worden afgeslepen.
Corrosie
Corrosie op de remschijven en verontreini-
ging van de remblokken worden bevorderd
als de wagen lang stilstaat, weinig kilome-
ters rijdt en als er weinig prestaties van de
wagen worden gevraagd.
Bij een gering gebruik van het remsysteem
én bij roestaanslag wordt geadviseerd om bij
een hogere snelheid verschillende keren ste-
vig te remmen, opdat de remschijven en rem-
blokken worden gereinigd ››› .
St orin
g remsy
steem
Als u merkt dat de slag van het rempedaal
plotseling is toegenomen, is het mogelijk dat
een van beide remcircuits is uitgevallen. Di-
rect naar de dichtstbijzijnde gespecialiseerde
werkplaats rijden om de storing te laten ver-
helpen. Op weg daarheen met lage snelheid rijden en rekening houden met langere rem-
wegen en hog
ere pedaalkrachten.
Laag remvloeistofpeil
Bij een te laag remvloeistofpeil kunnen er
storingen in het remsysteem voorkomen. Het
remvloeistofpeil wordt elektronisch gecontro-
leerd.
Rembekrachtiger
De rembekrachtiger versterkt de druk die u
met het rempedaal bewerkstelligt. Deze
werkt alleen bij draaiende motor. ATTENTIE
● All een r
emmen met het doel het remsys-
teem te reinigen, als de wegomstandigheden
dit toelaten. Breng andere weggebruikers
niet in gevaar - gevaar voor het veroorzaken
van een ongeval.
● Vermijd dat de wagen in de vrijstand met
stilg
ezette motor beweegt. Anders bestaat er
gevaar voor ongelukken.
● Bij te oude remvloeistof kan een grote be-
lastin
g van de remmen luchtbelvorming in
het remsysteem tot gevolg hebben. Hierdoor
werken de remmen minder goed. VOORZICHTIG
● Nooit de rem l at
en "aanlopen" door het pe-
daal licht in te drukken als u niet werkelijk
hoeft te remmen. Dit leidt tot oververhitting 182