Page 297 of 348

Controleren en bijvullen
Let op
Wagens die rijden op diesel zijn voorzien van
een beveiligin g om t
e voorkomen dat een ver-
keerd tankpistool wordt ingevoerd 1)
. Zo kan
er alleen worden getankt met dieselvulpisto-
len.
● Indien het vulpistool afgesleten, bescha-
digd of erg kl
ein is, is het mogelijk dat daar-
mee de beveiliging tegen verkeerde vulpisto-
len niet kan worden geopend. Voordat u met
het pistool gaat draaien bij het invoeren, pro-
beer bij een andere pomp te tanken of vraag
de pomphouder om te assisteren.
● Als u een jerrycan wilt vullen, wordt de be-
veiliging niet
geopend. Dit kunt u oplossen
door heel voorzichtig diesel in de jerrycan te
vullen. Brandstof
B en
zine
soortenWelke benzinesoort voor uw wagen geschikt
i
s, s
taat
aan de binnenzijde van de tankklep.
De wagen is met een katalysator uitgerust en
mag alleen op loodvrije benzine rijden. De
benzine moet voldoen aan de Europese norm
EN 228 resp. de Duitse norm DIN 51626-1 en
moet loodvrij zijn. U mag brandstoffen tan- ken die maximaal 10% ethanol (E10) bevat-
ten. De diver
se types benzine verschillen qua
octaangetal (RON) .
De volgende benamingen komen overeen
met die op de sticker op de tankklep:
Loodvrij super met octaangetal 95 of loodvrij
normaal met octaangetal van min. 91
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 95 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij normaal
met een octaangetal van 91, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Loodvrij super met octaangetal van min. 95
U moet loodvrij super met een octaangetal
van min. 95 gebruiken.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval
mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tallen en geringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet. Loodvrij super met octaangetal 98 of loodvrij
super met octaan
getal van min. 95
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 98 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij super
met een octaangetal van 95, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval
mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tallen en geringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet.
Benzinetoevoegingen
De brandstofkwaliteit beïnvloedt het soepel
draaien van de motor, het vermogen en de le-
vensduur van de motor. Daarom moet me-
taalvrije kwaliteitsbenzine getankt worden
met geschikte additieven, reeds toegevoegd
door de aardolie-industrie. Deze toevoegin-
gen beschermen tegen corrosie, reinigen het
brandstofsysteem en voorkomen aanslag in
de motor. »1)
Afhankelijk van het land
295
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 298 of 348

Aanwijzingen
Wanneer er geen kwaliteitsbenzine met me-
t aalvrij
e ad
ditieven beschikbaar is of er mo-
torstoringen voorkomen, moet u de noodza-
kelijke additieven bij het tanken toevoegen
››› .
Het i
s g
ebleken dat niet alle benzine-additie-
ven goed werken. Het gebruik van ongeschik-
te additieven voor de benzine kan aanzienlij-
ke schade veroorzaken aan de motor en de
katalysator beschadigen. Gebruik nooit me-
taalhoudende additieven voor de benzine!
De metaalhoudende additieven kunnen ook
in de benzine-additieven zitten om de klop-
vastheid te verbeteren en het octaangehalte
te verhogen ››› .
S EA
T raa
dt de "Originele additieven van de
groep Volkswagen voor benzinemotoren"
aan. Bij de SEAT-specialisten kan u deze ad-
ditieven kopen en informatie inwinnen be-
treffende het gebruik. VOORZICHTIG
● Tank niet a
ls op de pomp aangegeven staat
dat de brandstof metaal bevat. LRP-brand-
stoffen (loodvervangende benzine of lead re-
placement petrol ) bevatten metaalhoudende
additieven in hoge concentraties. Het gebruik
hiervan kan de motor beschadigen!
● U mag geen brandstoffen tanken die een
grote hoeveelheid eth
anol (bijv. E50, E85) be- vatten. Dit leidt tot schade aan het brandstof-
syst
eem.
● Eén k
eer tanken van loodhoudende brand-
stof of
ander metaaltoevoegingen leidt al tot
een blijvende afname van het rendement van
de katalysator.
● U mag uitsluitend additieven voor benzine
gebruiken die
zijn goedgekeurd door SEAT.
Additieven die het octaangetal verhogen of
de klopvastheid verbeteren, kunnen metaal-
deeltjes bevatten die de motor en katalysator
flink kunnen beschadigen. Dergelijke additie-
ven mogen niet worden gebruikt.
● Bij benzine met een laag octaangehalte
kunnen hoge t
oerentallen of een sterke mo-
torbelasting tot schade aan de motor leiden. Let op
● U kunt ben
zine tanken met een hoger oc-
taangehalte dan de motor van uw wagen no-
dig heeft.
● In landen waar geen loodvrije benzine be-
schikb
aar is, kunt u benzine met een laag
loodgehalte tanken. Dieselbrandstof
Let op de informatie aan de binnenzijde van
de t
ankk
lep
. Geadviseerd wordt om
diesel te g
ebruiken
die voldoet aan de Europese norm EN 590.
Mocht u niet beschikken over diesel die vol-
doet aan de Europese norm EN 590, zorg er
dan voor dat het cetaangetal (CZ) minimaal
51 is. Indien de motor is voorzien van een
deeltjesfilter, dan moet verder het zwavelge-
halte van de brandstof lager zijn dan 50 deel-
tjes per miljoen.
Winterdiesel
Zomerdiesel wordt dik in de winter, hetgeen
ertoe leidt dat uw wagen moeilijker start.
Daarom wordt in de winter bij de tankstations
diesel met betere visco-elasticiteit bij kou
(winterdiesel) aangeboden.
Water in het brandstoffilter 1)
Indien uw wagen een dieselmotor heeft en is
uitgerust met een brandstoffilter met water-
bezinkvat, kan op het dashboard een waar-
schuwing verschijnen: Water in het
brandstoffilter. Breng in dat geval uw
wagen naar een gespecialiseerde werkplaats
om het water in het brandstoffilter af te laten. VOORZICHTIG
● De wag en i
s niet geconstrueerd voor het
gebruik van FAME-brandstof (biodiesel). Het 1)
Van toepassing voor de markt: Algerije.
296
Page 299 of 348

Controleren en bijvullen
brandstofsysteem wordt beschadigd, indien
op deze brand
s
tof wordt gereden.
● Brandstoftoevoegingen, zogenaamde
"vloeistof
verbeteraars", benzine of dergelij-
ke middelen mogen niet aan de dieselolie
worden toegevoegd.
● Bij slechte kwaliteit van de diesel kan het
noodzakelijk
zijn om uit het brandstoffilter
ook tussen de in het Serviceplan vermelde in-
tervallen water af te tappen. Geadviseerd
wordt om dit in een gespecialiseerde werk-
plaats te laten uitvoeren. Een ophoping van
water in het filter kan tot motorstoringen lei-
den. Uitlaatgasreinigingssysteem
v
oor w
agen
s met dieselmotor
(AdBlue ®
)
Inleiding tot thema Om de uitstoot van verontreinigende stoffen
t
e beperk
en, ku
nnen in dieselmotoren SCR-
katalysatoren gebruikt worden (SCR = Selec-
tive Catalytic Reduction of Selectieve Katalyti-
sche Reductie). Met behulp van de speciale
ureumoplossing AdBlue ®
zet de SCR-kataly-
sator stikstofoxide om in stikstof en water.
De AdBlue ®
wordt in een afzonderlijke tank
van de wagen opgeslagen ››› pag. 298. ATTENTIE
Als het AdBlue ®
-peil t e l
aag is en het contact
wordt uitgeschakeld, kan de motor niet meer
gestart worden. Ook niet met de starthulp!
● Vul voldoende AdBlue ®
bij wanneer de auto
nog c
a. 1000 km kan rijden, of vroeger.
● Rijd de tank van AdBlue ®
nooit helemaa
l
leeg. ATTENTIE
AdBlue ®
is een irriterende en corrosieve
vloeis t
of die verwondingen kan veroorzaken
als ze in contact komt met de huid, ogen of
luchtwegen.
● Voordat u verpakkingen van AdBlue ®
ge-
bruikt, dient u altijd de g
ebruiksaanwijzing in
acht te nemen. Als de gebruiksaanwijzing
juist gevolgd wordt, is het niet waarschijnlijk
dat de gebruiker in contact komt met de Ad-
Blue ®
.
● Komt de AdBlue ®
in contact met
de ogen,
spoel ze dan onmiddellijk met overvloedig
water gedurende minstens 15 minuten en
raadpleeg een arts.
● Komt de AdBlue ®
in contact met
de huid,
spoel het betreffende gebied dan onmiddel-
lijk met overvloedig water gedurende min-
stens 15 minuten en raadpleeg een arts in ge-
val van irritatie van de huid.
● Indien u AdBlue ®
inneemt, spoel dan on-
mid
dellijk uw mond met overvloedig water
gedurende minstens 15 minuten. Het braken niet opwekken zolang een arts het niet aan-
beveelt. R
aa
dpleeg onmiddellijk een arts. VOORZICHTIG
AdBlue ®
tast de laklagen van de wagen,
ku n
ststof, kleren, tapijten enz. aan. Indien u
het product morst, reinig het dan zo snel mo-
gelijk met een vochtige doek en overvloedig
koud water.
● Verwijder gekristalliseerde AdBlue ®
met
warm water en een s
pons. Waarschuwings- en controlelampjes
Gaat rood branden
De motor kan niet
gestart worden!
Het AdBlue-niveau
is te laag.Parkeer de wagen op een geschik-
te en effen plaats, met naleving
van de veiligheidsmaatregelen, en
vul de minimaal vereiste hoeveel-
heid AdBlue
®
››› pag. 298 bij.
Gaat geel branden
Het AdBlue
®
-ni-
veau is laag.
Vul AdBlue ®
bij binnen het aange-
geven aantal kilometer ››› pag.
298. SEAT raadt aan om daarvoor
een gespecialiseerde werkplaats
te raadplegen.
» 297
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 300 of 348

Aanwijzingen
samen met
Gaat rood branden
De motor kan niet
gestart worden!
Er
is een storing in
het systeem van
AdBlue ®
.Ga naar een gespecialiseerde
werkplaats zonder het contact uit-
en weer in te schakelen, en laat
het systeem nakijken.
samen met
Gaat geel branden
Het AdBlue
®
-systeem
heeft een storing of
er werd AdBlue ®
bij-
gevuld die niet vol-
doet aan de normen.Laat het systeem zo snel moge-
lijk door een gespecialiseerde
werkplaats controleren. Na het inschakelen van het contact gaan ter
c
ontr
ol
e kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c
huwingslampjes op pag. 112 in acht
nemen. Informatie over AdBlue
® Het verbruik van AdBlue
®
hang t
af van de
persoonlijke rijstijl, de bedrijfstemperatuur
van het systeem en de omgevingstempera-
tuur wanneer de wagen wordt gebruikt.
AdBlue ®
bevriest vanaf -11°C (+13°F). Het
systeem bevat verwarmingselementen die
ook de werking bij lage temperaturen garan-
deren.
De inhoud van de AdBlue ®
-tank is ca. 12 li-
ter.
De minimale hoeveelheid die moet worden
gevuld (bij lege tank) staat op de sticker van
AdBlue ®
op de bodem van de bagageruimte.
De AdBlue ®
-tank mag nooit leeg zijn. Vanaf
een actieradius van minder dan 2400 km ver-
schijnt op het scherm van het instrumenten-
paneel een indicatie dat AdBlue ®
moet wor-
den bijgevuld ›››
pag. 298. Wordt deze indi-
catie genegeerd, dan zal het later niet meer
mogelijk zijn om de motor te starten ››› in
In l
eidin g t
ot thema op pag. 297. Verschijnt
deze indicatie niet, dan hoeft geen AdBlue ®
te worden toegevoegd.
AdBlue ®
is een gedeponeerd handelsmerk
van de Duitse vereniging van autofabrikan-
ten (VDA) en staat ook bekend als AUS32 of
DEF (Diesel Exhaust Fluid). VOORZICHTIG
Wordt te veel AdBlue ®
bijg ev
uld, dan kan het
tanksysteem beschadigd raken.
● SEAT beveelt aan om AdBlue ®
te laten b
ij-
vullen door een gespecialiseerde werkplaats. AdBlue
®
bijvullen Afb. 220
Dop van de vulopening van de Ad-
Blue-t ank. Handelingen vóór het bijvullen
P
ark
eer de w ag
en op een effen oppervlak.
Als de wagen niet op een effen oppervlak
staat maar bijvoorbeeld op een helling of aan
een kant op een stoeprand, kan de meter mo-
gelijk het vullen niet correct detecteren.
Indien een bericht over het AdBlue ®
-peil
werd getoond op het scherm van het instru-
mentenpaneel, vul dan minstens de mini-
maal vereiste hoeveelheid bij (ca. 5,7 liter) .
298
Page 301 of 348

Controleren en bijvullen
Enkel wanneer u deze hoeveelheid tankt, de-
t ect
eer t
het systeem dat AdBlue ®
werd bijge-
vuld en kunt u de motor opnieuw starten. De
maximale hoeveelheid die u kunt tanken is
12 liter.
Contact uitschakelen. Als het contact niet is
uitgeschakeld tijdens het vullen, verschijnt
op het scherm van het instrumentenpaneel
mogelijk nog steeds de indicatie dat u pro-
duct moet bijvullen.
Vulopening van tank openen
● Tankklep openen.
● Draai de dop van de vulopening van de
tank linksom lo
s.
Bijvullen met een vulfles
Gebruik enkel AdBlue ®
die voldoet aan de
norm ISO 22241-1. Gebruik enkel originele
verpakkingen.
● Houd rekening met de aanwijzingen en ge-
gevens
van de fabrikant van de vulfles.
● Controleer de vervaldatum.
● Draai de dop van de vulfles los.
● Steek de hals van de fles verticaal in de vu-
lopening van de t
ank en schroef de fles met
de hand rechtsom vast.
● Druk de vulfles in de richting van de vulo-
pening en houd ze in die po
sitie.●
Wacht t
ot de inhoud van de fles in de Ad-
Blue ®
-tank gelopen is. De fles mag niet sa-
mengedrukt of gebroken worden!
● Schroef de fles linksom los en trek ze voor-
zichtig naar bo
ven weg ››› .
● De AdBlue ®
-tank
is
vol wanneer geen vloei-
stof meer uit de fles komt.
Vulopening van tank sluiten
● Draai de dop van de vulopening van de
tank rec
htsom in tot hij vastklikt.
● Tankklep sluiten.
Handelingen vóór het
wegrijden
● Na het vullen schakelt u enkel het c
ontact
in.
● Laat het contact minstens 30 seconden in-
gesc
hakeld zodat het systeem de vulling kan
detecteren.
● Zet de motor niet aan tot de 30 seconden
verstr
eken zijn! ATTENTIE
De AdBlue ®
mag enkel bew
aard worden in de
originele verpakking, goed gesloten en op
een veilige plaats.
● Bewaar AdBlue ®
nooit in leg
e blikjes, fles-
sen of vergelijkbare verpakkingen, omdat an-
dere personen zich dan kunnen vergissen.
● Bewaar AdBlue ®
steeds
buiten bereik van
kinderen. VOORZICHTIG
● Gebruik enk el
AdBlue®
die voldoet aan de
norm ISO 22241-1. Gebruik enkel originele
verpakkingen.
● Meng AdBlue ®
nooit met wat
er, brandstof
of additieven. Eender welke storing veroor-
zaakt door een mengsel valt niet onder de ga-
rantie.
● Vul AdBlue ®
nooit in de dieseltank! Doet
u
dit toch dan kan de motor beschadigd raken!
● Neem de vulfles niet continu mee in de wa-
gen. Indien de fles
lekt (door temperatuur-
schommelingen of schade aan de fles), kan
AdBlue ®
het interieur van de wagen bescha-
digen. Milieu-aanwijzing
Lever de vulfles met het oog op milieube-
schermin g in b
ij geschikte inzamelpunten. Let op
Bij de SEAT-dealers kunt u geschikte vulfles-
sen van AdBlue ®
aan s
chaffen. 299
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 302 of 348

Aanwijzingen
Motorruimte Vloei s
tof
niveaus controleren Afb. 221
Afbeelding met de plaats van de elemen-
ten. Het peil van de verschillende vloeistoffen van
de w
ag
en dient r
egelmatig gecontroleerd te
worden. De vloeistoffen niet onderling ver-
wisselen, omdat dit ernstige schade aan de
motor tot gevolg heeft.
Koelvloeistofexpansiereservoir
Peilstok motorolie
Vulopening motorolie
Remvloeistofreservoir
Startaccu onder afdekking
Ruitensproeiervloeistofreservoir
1 2
3
4
5
6 Het controleren en bijvullen van de vloeistof-
f
en w
ordt
bij de eerder genoemde onderde-
len uitgevoerd. Deze handelingen worden be-
schreven op ››› pag. 300.
Overzicht in tabelvorm
Nadere verklaringen, aanwijzingen en beper-
kingen op de technische gegevens vindt u
vanaf ››› pag. 320. Werken in de motorruimte Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 11
Bij werkzaamheden in de motorruimte, bijv.
het controleren en het bijvullen van vloei-
stoffen, kunnen verwondingen, verbrandin-
gen, gevaar voor ongelukken en voor brand
ontstaan. Daarom beslist de volgende aan-
wijzingen en de algemeen geldende veilig-
heidsvoorschriften opvolgen. Het motorcom-
partiment van de wagen is een gevaarlijk ge-
bied! ››› 300
Page 303 of 348

Controleren en bijvullen
ATTENTIE
● Zet de mot or uit, h
aal de sleutel uit het con-
tact en trek de handrem aan. Als de wagen
een schakelbak heeft, zet de versnellings-
hendel dan in de vrijstand; heeft de wagen
een automatische transmissie, plaats de keu-
zehendel dan in de stand P. Laat de motor af-
koelen.
● Houd kinderen ver van het motorcomparti-
ment.
● Mors nooit
vloeistoffen die gebruikt wor-
den voor de werk
ing van de wagen op de mo-
torruimte, want deze vloeistoffen kunnen
vlam vatten (bijv. de antivries die de koel-
vloeistof bevat).
● Kortsluiting in de elektrische installatie
voorkomen - in het b
ijzonder bij de accu.
● Als u werkzaamheden uitvoert in het mo-
torcomp
artiment, houd er dan rekening mee
dat de koelluchtventilator ook bij uitgescha-
keld contact plotseling in werking kan treden
– gevaar voor verwondingen.
● Bedek de motor nooit met extra isolatiema-
terial
en zoals een deken. Brandgevaar!
● Nooit de vuldop van het koelvloeistofreser-
voir openen zo
lang de motor warm is. Het
koelsysteem staat onder druk!
● Vuldop bij het openen met een grote lap af-
dekken om gezic
ht, handen en armen tegen
hete damp of hete koelvloeistof te bescher-
men.
● Als u controlewerkzaamheden moet uitvoe-
ren bij draaiende mot
or, kunnen de draaiende delen (zoals de geribde riem, dynamo en
koelluc
ht
ventilator) alsmede de ontsteking
met de daarin heersende hoogspanning ge-
vaarlijk zijn.
● De hierna vermelde waarschuwingsaanwij-
zingen op
volgen, als werkzaamheden aan het
brandstofsysteem of aan de elektrische in-
stallatie nodig zijn:
– Startaccu altijd losmaken van de elektri-
sche installatie.
– Niet roken.
– Nooit in de buurt van open vuur werken.
– Altijd een goed functionerende brand-
blusser gereedhouden. VOORZICHTIG
Haal de vloeistoffen niet door elkaar bij het
bijv u
llen, anders kunnen ernstige storingen
en motorschade het gevolg zijn. Milieu-aanwijzing
De grond onder de wagen regelmatig contro-
leren, opd at
lekkages op tijd worden opge-
merkt. Als daar vlekken van olie of andere
vloeistoffen te zien zijn, de wagen ter contro-
le naar de werkplaats brengen. Let op
Bij wagens met rechts stuur* zitten bepaalde
reser v
oirs aan de andere zijde van de motor-
ruimte ››› afb. 221. Motorkap openen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 11
De motorkap wordt vanuit het interieur ont-
grendeld.
Zorg ervoor dat de ruitenwisserarmen niet
omhoog staan. Anders kan er lakschade ont-
staan.
De motorkap kan uitsluitend worden ontgren-
deld als het portier aan bestuurderszijde ge-
opend is. ATTENTIE
De motorkap nooit openen indien stoom uit
de motorruimte k omt
of koelvloeistof drupt.
Anders bestaat er gevaar voor brandwonden!
Wachten tot er geen damp of koelvloeistof
meer tevoorschijn komt. Motorkap sluiten
–
De motorkap iets oplichten.
– De motorkapsteun loshaken en weer onder
druk in de houder p l
aatsen.
– Sluit
de motorkap zonder hem te laten val-
len.
– De motork
ap zo ver omlaag trekken, tot de
kracht
van de gasdrukveer is overwonnen. »
301
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 304 of 348

Aanwijzingen
– Mot ork
ap in de v
ergrendeling laten vallen.
Niet nadrukken ››› .
ATTENTIE
● Om vei ligheid
sredenen moet de motorkap
tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn.
Controleer daarom altijd of de kap goed in het
slot is gevallen, nadat u de motorkap hebt
gesloten. Dat is het geval als de motorkap
nergens boven de aangrenzende carrosserie-
delen uitsteekt.
● Als u tijdens het rijden merkt dat de ver-
grendeling niet
vastzit, direct stoppen en de
motorkap sluiten. Anders bestaat er gevaar
voor ongelukken. Motorolie
A l
g emene aan
wijzingenDe motor wordt af fabriek voorzien van een
s
pec
ial
e multigrade-olie geschikt voor elk
jaargetijde.
Omdat het gebruik van een hoogwaardige
olie een voorwaarde is voor het correct functi-
oneren en de duurzaamheid van de motor,
dient uitsluitend olie volgens de VW-normen
gebruikt te worden als u olie bijvult of ver-
verst.
De specificaties die op de volgende bladzijde
staan (VW-normen) moeten op de verpakking vermeld staan; indien op de verpakking van
de olie zo
wel de normen voor zowel benzine-
als voor dieselmotoren vermeld staan, mag
de olie zonder onderscheid voor beide soor-
ten motoren gebruikt worden.
Geadviseerd wordt het verversen van de olie
uit te laten voeren door een Technische
Dienst of een gespecialiseerde werkplaats,
volgens het Onderhoudsprogramma.
De voor de motor in uw wagen geldende olie-
specificaties staan in ›››
pag. 51, Eigen-
schappen van de olie .
Onderhoudsintervallen
De onderhoudsintervallen kunnen flexibel
(service-interval met lange duur) of vast (af-
hankelijk van de tijd of het gereden aantal ki-
lometers).
Als op de binnenkant van de omslag van het
Onderhoudsprogramma de aanduiding PR
QI6 voorkomt, betekent dit dat voor de wa-
gen een service-interval met lange duur van
toepassing is, terwijl de aanduidingen QI1,
QI2, QI3, QI4 of QI7 staan voor een onder-
houdsinterval op basis van tijd of kilometers.
Variabele onderhoudsintervallen (Service-In-
tervallen met Lange Duur*)
Er zijn speciale oliën en controles ontwikkeld
die, afhankelijk van de rijomstandigheden en
rijstijl van de bestuurder, de verversingsinter- vallen kunnen verlengen (service-intervallen
met lang
e duur).
Het gebruik van deze oliën is een voorwaarde
voor het verlengen van deze onderhoudsin-
tervallen, neem daarbij altijd het volgende in
acht:
● Vermeng de olie niet met de voor vaste on-
derhoudsinter
vallen voorgeschreven olie.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil te l
aag is ››› pag. 303 en LongLife-olie
niet beschikbaar is, mag met oliesoorten
voor vaste onderhoudsintervallen
››› pag. 51 maximaal 0,5 liter eenmalig
worden bijgevuld.
Vaste onderhoudsintervallen*
Als er voor de wagen geen "Service-interval
met lange duur" van toepassing is of dit in-
terval op verzoek niet wordt toegepast, ge-
bruik dan olie voor vaste onderhoudsinter-
vallen die wordt vermeld in ›››
pag. 51,
Eigenschappen van de olie . In dit geval geldt
voor uw wagen een vast onderhoudsinterval
van 1 jaar of 15.000 km (wat het eerst wordt
bereikt) ››› brochure Onderhoudsprogramma.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil te l
aag is ››› pag. 303 en de voor uw wa-
gen voorgeschreven olie niet beschikbaar is,
mag met oliesoorten volgens specificatie
ACEA A2 of ACEA A3 (benzinemotoren) resp.
ACEA B3 of ACEA B4 (dieselmotoren) hoog-
stens 0,5 liter eenmalig worden bijgevuld.
302