Page 89 of 348

Zelfhulp
Noodgevallen
Z elfhu
lp
W ag
engereedschap, bandenafdicht-
set* Het wagengereedschap en de bandenrepara-
tieset* zitt
en in de b
agageruimte onder de
afdekking van de laadvloer.
Ga als volgt te werk om toegang te verkrijgen
tot het boordgereedschap:
– Til de laadvloer op via het kunststof oog
totd at
u deze kunt vastzetten aan de nok-
ken aan beide zijden.
Naargelang de uitrusting vindt u de banden-
reparatieset* onder de afdekking van de
laadvloer.
Het wagengereedschap bestaat uit de vol-
gende onderdelen: ● Krik*
● Haak voor verwijderen van de grote wiel-
doppen*/ klem
voor de doppen van de wiel-
bouten.
● Wielsleutel*
● Sleepoog
● Adapter voor de boutbeveiliging van het
wiel* ●
Trekh
aak voor aanhangwagen
Enkele van de vermelde onderdelen horen al-
leen bij bepaalde uitvoeringen of zijn optio-
neel. Let op
De krik heeft doorgaans geen onderhoud no-
dig. Indien dit nodig is, moet g
esmeerd wor-
den met universeel vet. Bandenreparatie
B anden
afdic
htset TMS (Tyre Mobility
System)* Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 55
Dankzij de bandenafdichtset* (Tyre Mobility
System) kan een beschadiging of een lek ver-
oorzaakt door scherpe voorwerpen met een
maximale doorsnede van ca. 4 mm deugde-
lijk worden gerepareerd. Haal het scherpe
voorwerp, bijv. de schroef of spijker, niet uit
de band.
Na het aanbrengen van de afdichtingspasta
op de band, moet u de bandenspanning al-
tijd 10 minuten na het hernieuwd starten
controleren.
Gebruik de bandenafdichtkit alleen om een
band op te vullen nadat u de wagen op een veilige plaats hebt geparkeerd en als u ver-
trouwd bent met
de nodige werkzaamheden
en veiligheidsvoorschriften én over de juiste
bandenafdichtkit beschikt! Roep anders de
hulp van vakmensen in.
Het bandenafdichtmiddel mag niet worden
gebruikt:
● Bij beschadigingen aan de velg.
● Voor buitentemperaturen lager dan -20°C
(-4°F).
● Bij sneden en gaatjes in de band groter
dan 4 mm.
● Als
u met zeer lage bandenspanning of le-
ge band hebt
gereden.
● Als de houdbaarheidsdatum van de fles af-
dichtkit i
s verstreken. ATTENTIE
Het gebruik van de bandenafdichtset kan ge-
vaarlijk z
ijn, met name bij het vullen van de
band op de vluchtstrook of in de berm. Let op
het volgende om het gevaar voor verwondin-
gen te beperken:
● Breng de wagen tot stilstand zodra dit op
een veilig
e wijze mogelijk is. Parkeer de wa-
gen op een veilige afstand van het langsrij-
dende verkeer om de band te vullen.
● Let erop dat de ondergrond vlak en stevig
is. » 87
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 90 of 348

Noodgevallen
●
All e in
zittenden, en met name kinderen,
moeten zich op een veilige afstand van de
werkzaamheden bevinden.
● Zet de alarmlichten aan om andere wegge-
bruikers t
e waarschuwen.
● Gebruik de bandenafdichtset alleen als u
vertrou
wd bent met de uit te voeren werk-
zaamheden. Roep anders de hulp van vak-
mensen in.
● De afdichtset is alleen bedoeld om in geval
van nood een werkpl
aats te kunnen bereiken.
● Vervang de met de afdichtbandenset gere-
pareerde b
and zo snel mogelijk vervangen.
● Het dichtmiddel is schadelijk voor de ge-
zondheid en moet onmiddel
lijk worden
schoongemaakt als het de huid in aanraking
komt.
● Bewaar de bandenafdichtset altijd buiten
het bereik
van kinderen.
● Alleen een krik gebruiken die door SEAT
voor uw wag
en is goedgekeurd.
● Zet de motor altijd af, trek de handrem he-
lemaal
aan en zet hem in een versnelling bij
wagens met een handgeschakelde versnel-
lingsbak om het risico op onbedoeld verrij-
den te reduceren. ATTENTIE
Een met dichtmiddel gevulde band heeft niet
dezelfde rij eig
enschappen als een gewone
band. ●
Rij hiermee nooit snel l
er dan 80 km/h (50
mph).
● Vermijd acceleraties, stevig remmen en
snel door bocht
en rijden.
● Rijd slechts 10 minuten op de maximum-
snelheid van 80
km/u (50 mph) en controleer
vervolgens de toestand van de band. Milieu-aanwijzing
Ontdoe u van de gebruikte of niet meer houd-
b are af dic
htpasta volgens de toepasselijke
wettelijke milieuvoorschriften. Let op
Nieuwe flessen bandafdichtmiddel zijn ver-
krijg b
aar bij SEAT-dealers. Let op
Neem de meegeleverde gebruiksaanwijzing
van de fabrik ant
van de afdichtset* in acht. Onderdelen van de bandenafdichtset*
Afb. 95
Standaardweergave: inhoud van de
b anden
afdic
htset. De bandenafdichtset zit in de bagageruimte
onder de
vloerbek
ledin
g. Het bevat de vol-
gende componenten ››› afb. 95:
Ventielsleutel
Sticker die de maximum toegelaten snel-
heid aanduidt "max. 80 km/h" of "max.
50 mph"
Vulpijp met dop
Luchtcompressor
Buis voor bandenspanning
Controlelampje van de bandenspan-
ningscontrole (kan ook opgenomen zijn
in de compressor).
1 2
3
4
5
6
88
Page 91 of 348

Zelfhulp
Ontluchtingsbout (op die plaats kan de
c ompr
es
sor over een knop beschikken).
Schakelaar ON/OFF
12 V steker
Fles met afdichtmiddel
Reserveventiel
Het ventieluitbouwsysteem 1 heeft aan de
onderk ant
een gl euf
voor het ventiel. Het
ventiel kan alleen zo worden in- of uitge-
draaid. Hetzelfde geldt voor het reserveven-
tiel 11 .
ATTENTIE
Bij het oppompen kan de luchtcompressor en
de pompsl an
g heet worden.
● Bescherm handen en huid tegen aanraking
van hete onderdel
en.
● Leg de hete pompslang en de hete lucht-
compres
sor niet op brandbare materialen.
● Laat ze eerst afkoelen alvorens het appa-
raat op te ber
gen.
● Lukt het niet de band tot minstens 2,0 bar
(29 psi / 200 kPa) op t
e pompen, dan is de
band te beschadigd. Het afdichtmiddel is niet
in staat de band af te dichten. Rij niet verder.
Roep de hulp van vakmensen in. VOORZICHTIG
Zet de luchtcompressor na maximaal acht mi-
nuten uit z
odat hij niet oververhit raakt! Laat 7
8
9
10
11 hem eerst enkele minuten afkoelen alvorens
hem weer aan te
z
etten. Controle na 10 minuten rijden
Draai de pompslang weer
››› afb
. 95 5 vast
en contro l
eer de druk op de manometer 6 .
1,3 bar (19 ps i / 130 kP
a) en lager:
● Zet de wagen stil! De band is
niet voldoen-
de afgedicht.
● Roep de hulp van vakmensen in ››› .
1,4 b ar (20 p
si / 140 kP
a) en hoger:
● Corrigeer de bandenspanning opnieuw tot
de juiste w
aarde.
● Rij voorzichtig weer door tot de dichtstbij-
zijnde ges
pecialiseerde werkplaats. Rij niet
harder dan 80 km/h (50 mph).
● Laat daar de defecte band vervangen. ATTENTIE
Rijden met een niet afgedichte band is ge-
vaarlijk en k an on
gevallen en ernstig letsel
veroorzaken.
● Rij niet verder als de bandenspanning
1,3 bar (19 psi / 130 kP
a) of lager is.
● Roep de hulp van vakmensen in. Noodontgrendeling/-vergren-
delin
g
In leidin
g Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 10, ›››
pag. 11.
De portieren, de achterklep en het panorama-
kanteldak kunnen manueel worden vergren-
deld en gedeeltelijk worden ontgrendeld, bij-
voorbeeld als de sleutel of de centrale ver-
grendeling defect is. ATTENTIE
Onvoorzichtig openen of sluiten in geval van
nood kan erns tig
e verwondingen veroorza-
ken.
● Als de wagen van buiten uit vergrendeld is,
kunnen de portier
en en de ruiten niet meer
van binnenuit worden geopend.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen in de wagen ac
hter. Zij zijn in een nood-
geval niet in staat de wagen zelfstandig te
verlaten of zichzelf te redden.
● In een afgesloten wagen kan het, afhanke-
lijk van het
jaargetijde, zo extreem warm of
koud worden dat dit, vooral bij kleine kinde-
ren, tot ernstig letsel, ziekte of zelfs de dood
kan leiden. » 89
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 92 of 348

Noodgevallen
ATTENTIE
De verplaatsing van portieren en de achter-
klep i s
gevaarlijk en kan verwondingen ver-
oorzaken.
● Open of sluit portieren en achterklep alleen
wanneer er zic
h niemand in de actieradius er-
van bevindt. VOORZICHTIG
Bij het sluiten of openen in geval van nood
moet u de onderdel en
voorzichtig en correct
weer inbouwen om schade aan de wagen te
voorkomen. Ruitenwisserbladen vervangen
R uit
enw
isserbladen voor en achter
vervangen Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 63.
De ruitenwisserbladen zijn standaard voor-
zien van een laagje grafiet. Deze laag zorgt
ervoor dat de ruit stil wordt geveegd. Als het
grafietlaagje beschadigd is, wordt de ruit met
meer lawaai schoongeveegd.
Controleer de toestand van de wisserbladen
regelmatig. Als de ruitenwisserbladen het
glas krassen , dan moet u ze bij beschadiging vervangen en bij verontreiniging schoonma-
ken
›››
.
B e
sc
hadigde ruitenwisserbladen direct ver-
vangen. Deze zijn verkrijgbaar in gespeciali-
seerde werkplaatsen. ATTENTIE
Versleten of vieze ruitenwisserbladen vermin-
deren het z
icht en verhogen het risico op on-
gevallen en ernstig letsel.
● Vervang de ruitenwisserbladen altijd wan-
neer ze bes
chadigd of versleten zijn, of wan-
neer ze de voorruit niet meer goed schoonve-
gen. VOORZICHTIG
● Defect e of
vervuilde ruitenwisserbladen
kunnen krassen op de voorruit veroorzaken.
● Gebruik geen producten met oplosmiddel,
ruwe spon
sen of puntige voorwerpen voor het
schoonmaken van de wisserbladen. Anders
beschadigt u de grafietlaag.
● Ruiten nooit met brandstof, nagellakremo-
ver, lak
verdunner e.d. schoonmaken.
● Voordat u de ruitenwissers bij vorst voor de
eerste k
eer inschakelt, controleren of de rui-
tenwisserbladen niet zijn vastgevroren. Bij
koud weer kan het helpen de ruitenwissers in
de servicestand te zetten wanneer u de wa-
gen parkeert ›››
pag. 62. VOORZICHTIG
● Om besc h
adiging van de motorkap en de
wisserarmen te voorkomen, mogen ze alleen
in de servicestand worden terug geklapt.
● Breng de wisserarmen vóór vertrek altijd
omlaag. Motor starten door slepen en
auto we
g
slepen
Inleiding tot thema Motor starten door slepen (of
"aan
sl
epen") is
het aanzetten van de motor van een voertuig
terwijl een ander voertuig eraan trekt.
Wegslepen is het trekken van een voertuig
dat niet in staat is om te rijden.
Houd steeds rekening met de wettelijke be-
palingen over het aan- en wegslepen.
Om technische redenen mag de auto niet ge-
sleept worden met lege accu. Gebruik in
plaats daarvan de starthulp ›››
pag. 60.
Als de wagen uitgerust is met het Keyless
Access-systeem, mag hij enkel gesleept wor-
den met contact ingeschakeld!
De accu van de wagen ontlaadt als de wagen
gesleept wordt met de motor uitgeschakeld
en het contact ingeschakeld. Afhankelijk van
90
Page 93 of 348

Zelfhulp
de batterijstatus kan de afname van de span-
nin g
zo gr
oot zijn, ook al duurt dat slechts
enkele minuten, dat geen enkel apparaat van
de wagen meer werkt, zoals bijv. de alarm-
lichten. Bij wagens met het Keyless Access-
systeem kan het stuur blokkeren ››› .
ATTENTIE
Er mag nooit een wagen gesleept worden die
geen str oom heef
t.
● Schakel tijdens het slepen nooit het con-
tact uit met
de startknop. Anders kan de elek-
tronische stuurkolomvergrendeling plots in
werking treden en kan de wagen niet meer
bestuurd worden. Dit kan leiden tot een onge-
val, ernstige letsels en verlies van controle
over de wagen.
● Als tijdens het slepen de wagen geen
stroom meer heeft, k
oppel dan het slepen on-
middellijk los en vraag hulp aan gespeciali-
seerd personeel. ATTENTIE
Het gedrag en het remvermogen van een wa-
gen wor den aan
zienlijk gewijzigd bij het sle-
pen. Om het risico op ongeval of ernstig let-
sel te verminderen, moet rekening worden
gehouden met het volgende:
● Als bestuurder van de getrokken wagen:
– U dient de rem v
eel krachtiger in te trap-
pen, want de rembekrachtiger werkt niet.
Let er altijd op dat u niet botst tegen het
trekkende voertuig. –
U heeft meer k r
acht nodig aan het stuur-
wiel, want de stuurbekrachtiging werkt
niet met stilstaande motor.
● Als bestuurder van de trekkende wagen:
– Bijzonder voor
zichtig gas geven.
– Vermijd heftige stuur- en remmanoeu-
vres.
– Rem iets vroeger dan gewoonlijk en ook
zachter. VOORZICHTIG
● Om de w agen (bij
v. de laklaag) niet te be-
schadigen, bouwt u de afdichting en het
sleepoog voorzichtig uit en in.
● Onverbrande benzine zou tijdens het sle-
pen in de kataly
sator kunnen komen en deze
beschadigen. Aanwijzingen voor het aanslepen
In het algemeen geldt dat een wagen niet ge-
s
t
ar t
mag worden door hem te slepen. Ge-
bruik in plaats daarvan de starthulp
››› pag. 60.
Om technische redenen kunnen de volgende
wagens niet worden gestart door te slepen:
● Wagens met automatische versnellingsbak.
● Als de accu van de wagen leeg is, omdat in
wagens
met vergrendel- en startsysteem
Keyless Access de stuurinrichting geblok- keerd blijft en de elektronische parkeerrem
en elektronis
che stuurkolomvergrendeling
niet gelost kunnen worden indien ze zijn in-
geschakeld.
● Als de accu volledig ontladen is, werken de
regel
eenheden van de motor mogelijk niet
meer correct.
Wanneer uw wagen toch gestart moet wor-
den door te slepen (enkel handgeschakelde
versnellingsbak):
● De 2e of 3e versnelling inschakelen.
● Koppeling ingetrapt houden.
● Schakel het contact en de alarmlichten in.
● Wanneer beide voertuigen in beweging
zijn, laat u het
koppelingspedaal los.
● Zodra de motor aanslaat, trapt u het koppe-
lingsped
aal in en ontkoppelt u de versnelling
om botsing met het trekkende voertuig te
vermijden. VOORZICHTIG
Er kan onverbrande brandstof in de katalysa-
tor ter ec
htkomen wanneer de wagen door
aanslepen gestart wordt. Dit kan tot bescha-
digingen leiden. Let op
De motor kan enkel gestart worden door sle-
pen indien de elektroni s
che parkeerrem en» 91
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 94 of 348

Noodgevallen
eventueel de elektronische stuurkolomver-
grendeling uit
g
eschakeld zijn. Als de wagen
zonder stroom zit of er een defect is in het
elektrische systeem, moet de motor gestart
worden met de starthulp om de elektronische
parkeerrem en de elektronische stuurkolom-
vergrendeling uit te schakelen. Aanwijzingen voor het slepen
Sleepkabel of sleepstang
De sl
eep
stang is veiliger voor het slepen en
voorkomt schade aan de wagen. Alleen wan-
neer deze niet beschikbaar is, een sleepka-
bel gebruiken.
De sleepkabel moet elastisch zijn opdat met
beide wagens veilig kan worden gereden.
Een kabel van kunstvezel of van materiaal
met vergelijkbare elasticiteit gebruiken.
De sleepkabel of de sleepstang uitsluitend
aan de daarvoor bestemde ogen of aan de
trekhaak bevestigen.
Als de wagen af fabriek is uitgerust met een
trekhaak, mag alleen gesleept worden met
een sleepstang als die specifiek is ontwor-
pen voor montage aan een kogelkop ››› pag.
274. Als de wagen weggesleept moet worden:
Contro
l
eer of de wagen gesleept kan worden
››› pag. 92, Gevallen waarin de wagen niet
gesleept mag worden .
● Contact inschakelen.
● Zet de versnellingshendel in neutrale stand
of zet
de keuzehendel in stand N ››› pag.
186.
● De wagen mag niet gesleept worden met
een snelheid van meer d
an 50 km/h
(30 mph).
● De wagen mag niet gesleept worden over
een afstand
van meer dan 50 km.
● Als een takelwagen wordt gebruikt, mogen
wagens
met automatische versnellingsbak
enkel gesleept worden met opgetilde voor-
wielen.
Wagens met vierwielaandrijving slepen
(4Drive)
De wagens met vierwielaandrijving (4Drive)
kunnen gesleept worden met een sleepstang
of sleepkabel. Indien de wagen wordt ge-
sleept met opgetilde voor- of achteras, moet
de motor worden uitgezet, anders kan de
transmissie beschadigd raken.
Gevallen waarin de wagen niet gesleept mag
worden
● Als de versnellingsbak wegens een defect
niet over smeermid
del beschikt. ●
Als de ac
cu leeg is, aangezien de stuurin-
richting geblokkeerd blijft en de elektroni-
sche parkeerrem en elektronische stuurko-
lomvergrendeling in voorkomend geval niet
gelost kunnen worden.
● Als meer dan 50 km afgelegd moet worden.
● Wanneer, bijvoorbeeld na een ongeval, niet
langer g
egarandeerd kan worden dat de wie-
len probleemloos draaien of de stuurinrich-
ting goed werkt.
Wanneer de wagen een ander voertuig zal
wegslepen:
● Neem de wettelijke bepalingen in acht.
● Houd rekening met de aanwijzingen in het
instructieboek
je over het slepen van voertui-
gen. Let op
Een wagen mag alleen gesleept worden als de
parkeerr em en de el
ektronische stuurkolom-
vergrendeling uitgeschakeld zijn. Als de wa-
gen zonder stroom zit of er een defect is in
het elektrische systeem, moet de motor ge-
start worden met de starthulp ›››
pag. 60
om de elektronische parkeerrem en de elek-
tronische stuurkolomvergrendeling uit te
schakelen. 92
Page 95 of 348

Zelfhulp
Sleepoog vooraan monteren Afb. 96
Aan de rechterzijde van de voorbum-
per: de af dekk
ing
verwijderen. Afb. 97
Aan de rechterzijde van de voorbum-
per: v
a s
tgeschroefd sleepoog. De behuizing voor het opschroefbare sleep-
oog bev
indt
z
ich rechts op de voorbumper,
achter een klep ››› afb. 96.
Sleepoog altijd in de wagen meenemen. Let op de aanwijzingen voor het slepen in
››› p
ag. 92.
Sleepoog vooraan monteren
● Haal het sleepoog uit het wagengereed-
schap
van de bagageruimte ››› pag. 87.
● Haal de afdekking voor het sleepoog weg
met een schr
oevendraaier of vergelijkbaar
gereedschap en door op de zijkant te druk-
ken.
● Verwijder de afdekking en laat ze aan de
wagen han
gen.
● Schroef het sleepoog in de behuizing door
het tot de aan
slag linksom te draaien ››› .
Ge bruik
een g e
schikt voorwerp om het sleep-
oog volledig en stevig in de behuizing te
schroeven.
● Schroef na het slepen het sleepoog rechts-
om
los met een geschikt voorwerp.
● Schuif de clip aan de zijkant van de afdek-
king in de opening
van de bumper en druk
tot de clip vastklikt.
● Reinig zo nodig het sleepoog en berg het
op in de bagageruimt
e samen met het overi-
ge wagengereedschap. VOORZICHTIG
Het sleepoog moet altijd helemaal en stevig
vas t
gedraaid zijn. Anders zou het tijdens het
slepen of het starten door te slepen uit de be-
huizing kunnen raken. Montage van het sleepoog achteraan
Afb. 98
Aan de rechterzijde van de achter-
b umper: de af
dekkin
g verwijderen. Afb. 99
Aan de rechterzijde van de achter-
b umper: v
a
stgeschroefd sleepoog. De behuizing voor het opschroefbare sleep-
oog bev
indt
z
ich rechts op de achterbumper,
achter een afdekking ››› afb. 98. De wagens
die af fabriek zijn uitgerust met een trekhaak
beschikken niet over een behuizing voor het
opschroefbare sleepoog achter de afdekking. »
93
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 96 of 348

Noodgevallen
In dat geval moet de kogelkop verwijderd of
g emont
eerd w
orden en worden gebruikt voor
het slepen ››› pag. 271, ››› .
L et
op de aan w
ijzingen voor het slepen in
››› pag. 92.
Het sleepoog achteraan monteren (wagens
zonder af fabriek gemonteerde trekhaak)
● Haal het sleepoog uit het wagengereed-
schap
van de bagageruimte ››› pag. 87.
● Druk op het bovenste deel van de afdek-
king ››
› afb. 98 om ze los te klikken.
● Verwijder de afdekking en laat ze aan de
wagen han
gen.
● Schroef het sleepoog in de behuizing door
het tot de aan
slag linksom te draaien ››› afb.
99 ››› . Gebruik een geschikt voorwerp om
het s
leepoog
volledig en stevig in de behui-
zing te schroeven.
● Schroef na het slepen het sleepoog rechts-
om
los met een geschikt voorwerp.
● Schuif de bovenste clip van de afdekking in
de opening van de b
umper en druk op het
onderste deel van de afdekking tot de boven-
ste clip vastklikt.
● Reinig zo nodig het sleepoog en berg het
op in de bagageruimt
e samen met het overi-
ge wagengereedschap. VOORZICHTIG
● Het sl eepoog moet
altijd helemaal en ste-
vig vastgedraaid zijn. Anders zou het tijdens
het slepen of het starten door te slepen uit de
behuizing kunnen raken.
● Als de wagen af fabriek is uitgerust met een
trekhaak, m
ag alleen gesleept worden met
een sleepstang als die specifiek is ontworpen
voor montage aan een kogelkop. Wordt een
ongeschikte sleepstang gebruikt, dan kan zo-
wel de kogelkop als de wagen beschadigd ra-
ken. Gebruik in plaats daarvan een sleepka-
bel. Rijadviezen bij het slepen
Het slepen vraagt enige oefening, vooral
w
anneer er een s
leepk
abel wordt gebruikt.
Beide bestuurders moeten met de bijzonder-
heden van het slepen vertrouwd zijn. Onge-
oefende bestuurders moeten hiervan afzien.
Let er bij het slepen steeds op dat er geen
ongeoorloofde trekkrachten en geen schok-
belasting ontstaan. Als er over onverharde
wegen wordt gesleept, bestaat altijd het ge-
vaar dat de bevestigingsdelen overbelast ra-
ken.
Tijdens het slepen moet in de gesleepte wa-
gen de verandering van richting aangegeven
worden, al zijn de noodknipperlichten inge-
schakeld. Daarvoor moet de overeenkomsti-
ge knipperlichthendel met ingeschakeld con- tact worden bediend. Tijdens deze periode
blijven de noodknip
perlichten uit. Wanneer u
de hendel van de knipperlichten opnieuw in
neutrale stand plaatst, zullen de noodknip-
perlichten automatisch opnieuw inschakelen.
Bestuurder van de getrokken wagen:
● Laat het contact ingeschakeld zodat de
stuurinrichtin
g niet geblokkeerd wordt, de
elektronische parkeerrem kan worden uitge-
schakeld en de knipperlichten en wis-wasau-
tomaat werken.
● U heeft meer kracht nodig aan het stuur-
wiel, want de s
tuurbekrachtiging werkt niet
met stilstaande motor.
● U dient de rem veel krachtiger in te trap-
pen, want de rembek
rachtiger werkt niet. Rijd
niet tegen het trekkende voertuig.
● Houd rekening met de informatie en aan-
wijzing
en van het instructieboekje van de wa-
gen die getrokken zal worden.
Bestuurder van de trekkende wagen:
● Bijzonder voorzichtig gas geven. Vermijd
plotselinge m
anoeuvres.
● Rem iets vroeger dan gewoonlijk en ook
zachter
.
● Houd rekening met de informatie en aan-
wijzing
en van het instructieboekje van de ge-
trokken wagen. 94