Page 321 of 610

zoemer van de Toyota Parking
Assist-sensor om de geschatte afstand
tot het obstakel aan te geven.
Als een accuklem is losgenomen en
weer is aangesloten
Het systeem moet worden
geïnitialiseerd. Rijd om het systeem te
initialiseren gedurende ten minste
5 seconden recht vooruit met een
snelheid van ongeveer 35 km/h of
hoger.
5.4.18 Stilstaande objecten voor
en achter de auto*
*Indien aanwezig
Als de sensoren een stilstaand object,
zoals een muur, signaleren in de
rijrichting van de auto en het systeem
oordeelt dat zich een aanrijding voor kan
doen doordat de auto plotseling naar
voren beweegt doordat het gaspedaal per
ongeluk wordt ingetrapt, wanneer de
auto de verkeerde kant op rijdt doordat
de verkeerde schakelstand wordt
geselecteerd of tijdens het parkeren of
het rijden met een lage snelheid, werkt
het systeem om de gevolgen van een
aanrijding met het gesignaleerde
stilstaande object zo veel mogelijk te
beperken.
Voorbeelden van het in werking treden
van de functie
Deze functie werkt in situaties zoals
hieronder aangegeven wanneer in de
rijrichting van de auto een object wordt
gesignaleerd. Er wordt langzaam gereden en het
rempedaal wordt niet of te laat ingetrapt
Wanneer het gaspedaal diep wordt
ingetrapt
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
319
5
Rijden
Page 322 of 610

Wanneer de auto de verkeerde kant op rijdt
doordat de verkeerde schakelstand is
geselecteerd
Soorten sensoren
→Blz. 298
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 299
Als het PKSB-systeem (Parking
Support Brake) onnodig wordt
geactiveerd, bijvoorbeeld op een
spoorwegovergang
→Blz. 318
Opmerkingen bij het wassen van de
auto
→Blz. 299
Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 144, blz. 465) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem – De Parking Support Brake isingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of lager. – Er bevindt zich een stilstaand object
in de rijrichting van de auto, op een
afstand van ongeveer 2 tot 4 m.
– De Parking Support Brake stelt vast dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
te voorkomen.
• Remfunctieregelsysteem – De begrenzingsregeling van hetEV-systeem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast dat er onmiddellijk moet worden
geremd om een aanrijding te
voorkomen.
De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem – De Parking Support Brake isuitgeschakeld.
– Het systeem stelt vast dat de aanrijding voorkomen kan worden
met normaal remmen.
– Het statische object bevindt zich niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
• Remfunctieregelsysteem – De Parking Support Brake isuitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Het statische object bevindt zich niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
Detectiegebied
Het detectiebereik van het systeem
verschilt van het detectiebereik van de
Toyota Parking Assist-sensor.
(→Blz. 302)
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
320
Page 323 of 610

Daardoor wordt het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) mogelijk niet
geactiveerd, ook al signaleert de Toyota
Parking Assist-sensor een stilstaand
object en wordt er een waarschuwing
gegeven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 300
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 301
5.4.19 Bewegend voertuig achter
de auto*
*Indien aanwezig
Als een radarsensor achter een auto
signaleert die van rechts of links achter
nadert en het systeem bepaalt dat een
aanrijding waarschijnlijk is, activeert deze
functie de remmen om de kans op een
aanrijding met de naderende auto te
verkleinen.
Voorbeelden van het in werking treden
van de functie
Deze functie treedt in werking in situaties
zoals hieronder aangegeven wanneer in
de rijrichting van de auto een auto wordt
gesignaleerd.
Bij het achteruitrijden nadert een auto en
het rempedaal wordt niet of te laat
ingetrapt Soorten sensoren
→Blz. 289
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 289
Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 144, blz. 465) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem – De Parking Support Brake isingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of lager.
– Er naderen voertuigen de auto van rechts of links achter met een
snelheid van ongeveer 8 km/h of
meer.
– De transmissie staat in stand R.
– De Parking Support Brake stelt vast dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
met een naderende auto te
voorkomen.
• Remfunctieregelsysteem – De begrenzingsregeling van hetEV-systeem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een naderende
auto te voorkomen.
De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem – De Parking Support Brake isuitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden voorkomen met normaal remmen.
– Er nadert niet langer een auto van
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
321
5
Rijden
Page 324 of 610

rechts of links achter de auto.
• Remfunctieregelsysteem – De Parking Support Brake isuitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Er nadert niet langer een auto van rechts of links achter de auto.
Detectiegebied
Het detectiebereik voor bewegende
voertuigen achter de auto verschilt van
het detectiebereik van de RCTA
(→blz. 308). Daardoor wordt de functie
voor bewegende voertuigen achter de
auto mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCTA een auto en geeft de
RCTA een waarschuwing.
RCTA-zoemer
Als, ongeacht of de RCTA is ingeschakeld
of uitgeschakeld, het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) niet is
uitgeschakeld en de remregeling in
werking is, klinkt de zoemer om de
bestuurder te waarschuwen.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 309
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 310
5.4.20 Voetgangers achter de
auto*
*Indien aanwezig
Wanneer de camerasensor achter tijdens
het achteruitrijden een voetganger
signaleert achter de auto en het systeem
oordeelt dat de kans op een aanrijding
met de gesignaleerde voetganger groot is, klinkt er een zoemer. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding met de gesignaleerde
voetganger zeer groot is, worden de
remmen automatisch bekrachtigd om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
Voorbeelden van de werking van het
systeem
Wanneer tijdens het achteruitrijden een
voetganger wordt gesignaleerd achter de
auto of het rempedaal niet of te laat
wordt ingetrapt.
Multimedia-display
Geeft een melding weer om de
bestuurder aan te sporen om uit te wijken
wanneer er een voetganger wordt
gesignaleerd in het detectiegebied achter
de auto. (Er wordt ook een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.)
AVoetgangerdetectie-icoon
BBRAKE! (REMMEN!)
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
322
Page 325 of 610

WAARSCHUWING!
Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) werkt terwijl het niet nodig is
Trap het rempedaal in direct nadat het
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
in werking is getreden. (De werking van
de functie wordt geannuleerd door het
rempedaal in te trappen.)
Correct gebruik van het
PKSB-systeem (Parking Support
Brake)
→Blz. 311
Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 144, blz. 465) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem – De Parking Support Brake isingeschakeld.
– De rijsnelheid is 15 km/h of lager.
– De transmissie staat in stand R.
– De camerasensor achter signaleert tijdens het achteruitrijden een
voetganger achter de auto en het
systeem oordeelt dat de kans op
een aanrijding met de
gesignaleerde voetganger groot is.
– Wanneer een voetganger wordt gesignaleerd achter de auto.
– De PKSB (Parking Support Brake) stelt vast dat er harder dan normaal
moet worden geremd om een
aanrijding te voorkomen.
• Remfunctieregelsysteem – De begrenzingsregeling van hetEV-systeem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een voetganger
te voorkomen. De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem
– De Parking Support Brake isuitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden voorkomen met normaal remmen.
– De voetganger wordt niet langer achter de auto gesignaleerd.
• Remfunctieregelsysteem – De Parking Support Brake isuitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– De voetganger wordt niet langer achter de auto gesignaleerd.
Weer inschakelen van de functie
“Voetgangers achter de auto”
→Blz. 318
Detectiegebied
Het detectiegebied van de functie
“Voetgangers achter de auto” verschilt
van het detectiegebied van de
RCD-functie (→blz. 312). Daardoor
wordt de functie “Voetgangers achter de
auto” mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCD-functie een
voetganger en geeft de RCD een
waarschuwing.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 313
Situaties waarin het systeem mogelijk
onverwacht ingeschakeld wordt
→Blz. 314
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
323
5
Rijden
Page 326 of 610
5.4.21 Stilstaande objecten rond de auto (auto's met Advanced Park)
Als een sensor tijdens het parkeren een stilstaand object signaleert, zoals een muur, en de
kans op een aanrijding bestaat, zal het systeem in werking treden om de aanrijding te
voorkomen of de impact te verminderen.
Voorbeelden van het in werking treden van de functie
Het systeem werkt in de volgende situaties wanneer in de omgeving van de auto een
stilstaand object wordt gesignaleerd.
Als er bij vooruitrijden een kans bestaat op een aanrijding met een stilstaand object aan de
binnenzijde van een bocht
Als er bij achteruitrijden een kans bestaat op een aanrijding met een stilstaand object aan de
buitenzijde van een bocht
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
324
Page 327 of 610

Voorwaarden voor werking
Deze functie werkt wanneer niet alleen
aan alle werkingsvoorwaarden ervan
wordt voldaan, maar ook aan alle
onderstaande voorwaarden voor
stilstaande objecten rond de auto.
• Nadat het EV-systeem is gestart,heeft de auto maximaal 7 m gereden
• Stand R is geselecteerd.
• Nadat de transmissie vanuit stand R in stand D is gezet en de auto maximaal
7 m heeft gereden
De werking van het systeem stopt
wanneer
→Blz. 320
Detectie-informatie sensoren
Het detectiebereik van het systeem
verschilt van het detectiebereik van de
Toyota Parking Assist-sensor.
Daardoor wordt het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) mogelijk niet
geactiveerd, ook al signaleert de Toyota
Parking Assist-sensor een stilstaand
object en geeft de Toyota Parking
Assist-sensor een waarschuwing.
Objecten die mogelijk niet goed
worden gesignaleerd door de sensor
→Blz. 300
Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is
Behalve de situaties waarin stilstaande
objecten rond de auto (→blz. 320)
mogelijk niet door de sensoren worden
gesignaleerd, werkt het systeem
mogelijk ook niet in de volgende
gevallen
Bij zijdelingse verplaatsingen, zoals bij
fileparkeren: →blz. 321 Signaleren van objecten naast de auto
• Objecten naast de auto worden niet
onmiddellijk gesignaleerd. De plaats
van objecten ten opzichte van de auto
wordt geschat nadat ze voor het eerst
zijn gesignaleerd door de zijsensoren
voor of achter, of door de zijcamera's.
Daarom zal nadat het contact AAN is
gezet zelfs als er zich een object naast
de auto bevindt, dit object mogelijk
niet worden gesignaleerd totdat de
auto een klein stukje gereden heeft en
de zijsensoren of zijcamera's het
gebied naast de auto volledig gescand
hebben.
• Als een voertuig, persoon, dier, enzovoort wordt gesignaleerd door
een zijsensor of zijcamera, maar
vervolgens uit het detectiegebied van
de zijsensor of zijcamera verdwijnt,
gaat het systeem ervan uit dat de
plaats van het object niet veranderd
is.
5.4.22 Toyota Teammate
Advanced Park*
*Indien aanwezig
Doel van Advanced Park
Advanced Park is een systeem dat helpt
bij het veilig en soepel parkeren in een
beoogd parkeervak door de dode hoeken
rond de auto en de parkeerplaats via een
vogelperspectief weer te geven en de
manoeuvre te begeleiden via
schermweergaves, de werking van een
zoemer, het wijzigen van de stand van de
transmissie en het bedienen van het
stuurwiel, gaspedaal en rempedaal.
Daarnaast kan de Panoramic View
Monitor het gebied voor en achter de
auto en een beeld van boven de auto
weergeven om te helpen de situatie van
het gebied rondom de auto te
beoordelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de
Panoramic View Monitor de handleiding
voor het multimediasysteem.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
325
5
Rijden
Page 328 of 610

Afhankelijk van bijvoorbeeld de staat van
het wegdek of de auto of de afstand
tussen de auto en het parkeervak is het
wellicht niet mogelijk om het parkeren in
het beoogde vak te begeleiden.
Voorbereiding voor gebruik
→Blz. 354
Functie van de
afstandsbedieningsfunctie
De afstandsbedieningsfunctie is een
systeem dat helpt bij het parkeren in of
wegrijden uit een parkeervak dat is
geselecteerd op het multimedia-display
door het wijzigen van de stand van de
transmissie en de bediening van het
stuurwiel, gaspedaal en rempedaal van
buiten de auto via een smartphone
mogelijk te maken.
Advanced Park-functies
Functie haaks inparkeren (vooruit/
achteruit)
De begeleidingsfunctie werkt vanaf het
punt waarop de auto tot stilstand is
gebracht in de buurt van het beoogde
parkeervak tot het moment dat de auto
zich in het parkeervak bevindt.
(→Blz. 336)
Functie wegrijden uit haaks parkeervak
(vooruit/achteruit)
De begeleidingsfunctie werkt vanaf het
punt waarop de auto geparkeerd staat tot
het moment dat de auto zich op een plek
bevindt waar u het parkeervak
gemakkelijk kunt verlaten. (→Blz. 339)
Fileparkeerhulp
De begeleidingsfunctie werkt vanaf het
punt waarop de auto tot stilstand is
gebracht in de buurt van het beoogde
parkeervak tot het moment dat de auto
zich in het parkeervak bevindt.
(→Blz. 341)Functie wegrijden uit fileparkeervak
De begeleidingsfunctie werkt vanaf het
punt waarop de auto geparkeerd staat tot
het moment dat de auto zich op een plek
bevindt waar u het parkeervak
gemakkelijk kunt verlaten. (→Blz. 344)
Geheugenfunctie
De begeleidingsfunctie werkt totdat de
auto in een eerder geregistreerd
parkeervak is begeleid. (→Blz. 346)
Afstandsbedieningsfunctie
Door een smartphone te bedienen wordt
van buiten de auto begeleiding gegeven
bij het parkeren in of wegrijden uit een
beoogd parkeervak in de buurt, dat wordt
bevestigd op het scherm van de
smartphone. (→Blz. 350)
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
De herkennings- en
regelmogelijkheden voor dit systeem
zijn beperkt. Vertrouw niet uitsluitend
op dit systeem. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
• Houd de omgeving in de gaten als de
auto rijdt, net als bij elke andere auto.
• Let altijd op de omgeving van de auto als het systeem in werking is en trap
indien nodig het rempedaal in om
snelheid te minderen of de auto tot
stilstand te brengen.
• Controleer voordat u met parkeren begint of het beoogde parkeervak
groot genoeg is voor de auto.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
326