Page 265 of 610

Voorwaarden voor werking van de
functie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Het LTA-systeem signaleertrijstrookmarkeringen of de koers van
andere voertuigen in de buurt
(behalve bij kleine voertuigen, zoals
een motorfiets).
• Het Dynamic Radar Cruise Control-systeem is ingeschakeld.
• De breedte van de rijstrook is ongeveer 3-4m.
• De richtingaanwijzer wordt niet bediend.
• De auto maakt geen scherpe bocht.
• De auto accelereert of decelereert niet meer dan een bepaalde waarde.
• Het stuurwiel wordt niet met grote kracht bediend.
• De waarschuwing handen van het stuurwiel (→blz. 263) is niet
geactiveerd.
• De auto rijdt in het midden van een rijstrook.
Tijdelijk uitschakelen van functies
• Als niet langer aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 263)
• Als niet langer aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan
terwijl de functie in werking is, klinkt
er mogelijk een zoemer om aan te
geven dat de functie tijdelijk is
uitgeschakeld.
• De bediening van het stuurwiel door de bestuurder krijgt prioriteit ten
opzichte van de stuurregeling van de
functie. Lane Departure Warning-functie bij
ingeschakelde LTA
• Zelfs als de waarschuwingsmethode
van de LDA is ingesteld op trillen van
het stuurwiel, zal de
waarschuwingszoemer klinken
wanneer de auto de rijstrook verlaat
terwijl de LTA is ingeschakeld.
• Als het stuurwiel voldoende wordt bediend om de koers van de auto te
herstellen, zal de waarschuwing niet
worden gegeven.
Werking van waarschuwing handen
van het stuurwiel
In de volgende situaties wordt op het
multi-informatiedisplay een melding
weergegeven om de bestuurder aan te
sporen het stuurwiel vast te houden.
Tevens wordt het in de afbeelding
weergegeven symbool op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Zodra het systeem signaleert dat het
stuurwiel wordt vastgehouden zal de
waarschuwing verdwijnen. Houd bij
gebruik van het systeem het stuurwiel
altijd goed vast, ook als de
waarschuwing niet wordt weergegeven.
• Wanneer het systeem signaleert dat de bestuurder rijdt zonder het
stuurwiel vast te houden terwijl de
functie in werking is.
Als er gedurende een bepaalde tijd geen
handelingen worden gesignaleerd zal er
een zoemer klinken, wordt de
waarschuwing weergegeven en wordt
de functie tijdelijk uitgeschakeld. Deze
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
263
5
Rijden
Page 266 of 610

waarschuwing kan ook worden gegeven
als de bestuurder het stuurwiel weinig
bedient gedurende een langere periode.
Afhankelijk van de omstandigheden, de
manier van bedienen en de conditie van
de weg, wordt er mogelijk geen
waarschuwing gegeven.
In-/uitschakelen van het systeem
De LTA-functie wordt afwisselend in- en
uitgeschakeld, telkens wanneer de toets
LTA wordt ingedrukt.
Het controlelampje LTA gaat branden als
de LTA-functie wordt ingeschakeld.
WAARSCHUWING!
Situaties waarin de functies mogelijk
niet goed werken
In de volgende situaties werken de
functies mogelijk niet goed, waardoor
de auto zijn rijstrook zou kunnen
verlaten. Vertrouw niet te veel op deze
functies. Als bestuurder blijft u
verantwoordelijk voor de veiligheid
door de omgeving in de gaten te
houden en het stuurwiel te bedienen.
• Als een voorligger van rijstrookwisselt (uw auto kan de voorligger
volgen en ook van rijstrook wisselen)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als een voorligger slingert (uw auto kan ook gaan slingeren en mogelijk
de rijstrook verlaten)
• Als een voorligger de rijstrook verlaat (uw auto kan de voorligger volgen en
ook de rijstrook verlaten)
• Als een voorligger dicht langs de rand van de rijstrook rijdt (uw auto
kan de voorligger volgen en mogelijk
de rijstrook verlaten)
• Als er een bewegend voorwerp in de buurt is (afhankelijk van de positie
van het voorwerp ten opzichte van
uw auto, gaat uw auto mogelijk
slingeren)
• Als de auto last heeft van zijwind of turbulentie van passerende auto's
• Situaties waarin de sensoren mogelijk niet goed werken:
→blz. 248
• Situaties waarin de rijstrook mogelijk niet wordt gesignaleerd: →blz. 250
• Wanneer het nodig is om het systeem uit te schakelen: →blz. 243
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
264
Page 267 of 610

Display werking van ondersteuning stuurwielbediening
De bedrijfsstatus van het LTA-systeem wordt aangegeven.
ControlelampjeWeergave
rijstrook Stuurwielicoon
Situatie
WitGrijsGrijsLCA staat stand-by
GroenGroenGroen LTA is in werking
Oranje knippe-
rendOranje knippe-rendGroen De auto verlaat de rijstrook aan de
zijde waar de weergave van de rij-
strook knippert
5.4.6 LDA (Lane Departure Alert)
Basisfuncties
Het LDA-systeem waarschuwt de
bestuurder wanneer de auto de huidige
rijstrook of de rijbaan
*dreigt te verlaten.
Het systeem kan ook het stuurwiel
enigszins bedienen om te helpen
voorkomen dat de rijstrook of rijbaan
*
wordt verlaten.
De camera voor wordt gebruikt om de
rijstrookmarkering of rijbaan
*te
registreren.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz.
Lane Departure Alert-functie
Wanneer het systeem vaststelt dat de
auto de rijstrook of de rijbaan
*dreigt te
verlaten, wordt een waarschuwing
weergegeven op een display en klinkt er
een waarschuwingszoemer of trilt het
stuurwiel om de bestuurder te
waarschuwen.
Controleer het gebied rondom de auto en
stuur de auto voorzichtig terug naar het
midden van de rijstrook of de rijbaan
*. Wanneer het systeem vaststelt dat de
kans op een aanrijding met een auto in de
naastgelegen rijstrook groot is, treedt de
Lane Departure Alert in werking, zelfs
wanneer de richtingaanwijzers zijn
ingeschakeld.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
265
5
Rijden
Page 268 of 610

Stuurassistentie
Wanneer het systeem vaststelt dat de
auto de rijstrook of de rijbaan
*dreigt te
verlaten, wordt het stuurwiel bediend om
te helpen de koers van de auto te
herstellen.
Als het systeem signaleert dat het
stuurwiel gedurende enige tijd niet is
bediend of dat het stuurwiel niet stevig
wordt vastgehouden, wordt er mogelijk
een waarschuwingsmelding
weergegeven en klinkt er mogelijk een
waarschuwingszoemer.
Wanneer het systeem vaststelt dat de
kans op een aanrijding met een auto in de
naastgelegen rijstrook groot is, treedt de
stuurassistentie in werking, zelfs wanneer
de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz. Suggestie rustpauze bestuurder
Als de auto slingert wordt er een
boodschap weergegeven en klinkt er een
waarschuwingszoemer om de bestuurder
aan te sporen om een rustpauze te
nemen.
WAARSCHUWING!
Voordat u het LDA-systeem gebruikt
• Vertrouw niet alleen op het
LDA-systeem. Het LDA-systeem
biedt automatische ondersteuning
tijdens het rijden. Het systeem
vermindert echter niet de hoeveel
aandacht die nodig is om veilig te
kunnen rijden. Als bestuurder blijft u
verantwoordelijk voor de veiligheid
door de omgeving in de gaten te
houden en het stuurwiel te
bedienen. Zorg ook voor voldoende
pauzes als u moe bent, bijvoorbeeld
als u langere tijd hebt gereden.
• Als u niet op de juiste manier rijdt en niet goed oplet, kan dit een ongeval
tot gevolg hebben.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
266
Page 269 of 610

Voorwaarden voor werking van de
functies
• Lane DepartureAlert-functie/stuurassistentie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger. Het systeem werkt al vanaf
een rijsnelheid van ongeveer
40 km/h of hoger wanneer er auto's,
motorfietsen, fietsen of
voetgangers in de buurt van de
rijstrook worden gesignaleerd.
– Het systeem herkent een rijstrook of rijbaan
*. (Wanneer de rijstrook of
rijbaan slechts aan één zijde wordt
herkend, werkt het systeem
uitsluitend voor de herkende zijde.)
– De breedte van de rijstrook is ongeveer 3 m of meer.
– De richtingaanwijzer wordt niet bediend. (Ook wanneer de
richtingaanwijzer wel wordt
bediend, maar er in de
desbetreffende richting een
voertuig wordt gesignaleerd.)
– De auto maakt geen scherpe bocht.
– De auto accelereert of decelereert niet meer dan een bepaalde waarde.
– Het stuurwiel wordt niet voldoende bediend voor een wisseling van
rijstrook.
*Grens tussen weg en berm,
stoeprand, vangrail, enz.
• Suggestie rustpauze bestuurder Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
– De breedte van de rijstrook is ongeveer 3 m of meer.
Tijdelijk uitschakelen van functies
Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 267)
Werking van de Lane Departure
Alert-functie/stuurassistentie
• Afhankelijk van de rijsnelheid, de
omstandigheden op de weg, de hoek
waarmee de rijstrook wordt verlaten,
enz. wordt de werking van de functie
mogelijk niet opgemerkt of werkt de
functie mogelijk helemaal niet.
• Onder bepaalde omstandigheden kan de waarschuwingszoemer klinken
ondanks dat er voor trillen is gekozen
in de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
• Als de rand van de rijbaan
*niet
duidelijk of niet recht is, werkt de Lane
Departure Alert-functie of de
stuurassistentie mogelijk niet.
• De Lane Departure Alert-functie of de stuurassistentie werkt mogelijk niet
als het systeem oordeelt dat het
stuurwiel met opzet wordt bediend
om een voetganger of een geparkeerd
voertuig te ontwijken.
• Het systeem kan mogelijk niet vaststellen of er een gevaar bestaat
voor een aanrijding met een voertuig
op een aangrenzende rijstrook.
• De bediening van het stuurwiel door de bestuurder krijgt prioriteit ten
opzichte van de stuurassistentie.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz.
Werking van waarschuwing handen
van het stuurwiel
In de volgende situaties wordt er een
melding weergegeven om de bestuurder
aan te sporen het stuurwiel vast te
houden en klinkt er een zoemer om de
bestuurder te waarschuwen. Houd bij
gebruik van het systeem het stuurwiel
altijd goed vast, ook als de
waarschuwing niet wordt weergegeven.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
267
5
Rijden
Page 270 of 610

• Wanneer het systeem signaleert datde bestuurder het stuurwiel niet
stevig vasthoudt of wanneer het
stuurwiel niet wordt bediend terwijl
de Lane Departure Alert in werking is
De waarschuwingszoemer klinkt langer
naarmate de stuurassistentie vaker
moet ingrijpen. Zelfs wanneer het
systeem merkt dat de bestuurder het
stuurwiel bedient, zal de
waarschuwingszoemer klinken.
Suggestie rustpauze bestuurder
Als de auto slingert wordt er een
boodschap weergegeven en klinkt er
een waarschuwingszoemer om de
bestuurder aan te sporen om een
rustpauze te nemen.
Afhankelijk van de omstandigheden en
de conditie van de weg, werkt deze
functie mogelijk niet. Wijzigen van LDA-instellingen
• Het LDA-systeem kan worden in- of
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 509)
• De instellingen van de LDA worden gewijzigd via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 509)
WAARSCHUWING!
Situaties waarin de LDA beter niet
gebruikt kan worden
Schakel in de volgende situaties het
LDA-systeem uit. Anders kan zich een
ongeval voordoen.
• Wanneer het nodig is om hetsysteem uit te schakelen: →blz. 243
Situaties waarin het systeem
mogelijk niet goed werkt
In de volgende situaties werkt het
systeem mogelijk niet goed, waardoor
de auto zijn rijstrook zou kunnen
verlaten. Vertrouw niet te veel op deze
functies. Als bestuurder blijft u
verantwoordelijk voor de veiligheid
door de omgeving in de gaten te
houden en het stuurwiel te bedienen.
• Als de grens tussen weg en berm, stoeprand, vangrail, enz. onduidelijk
of onregelmatig is.
• Als de auto last heeft van zijwind of turbulentie van passerende auto's
• Situaties waarin de rijstrook mogelijk niet wordt gesignaleerd: →blz. 250
• Situaties waarin de sensoren mogelijk niet goed werken:
→blz. 248
• Situaties waarin bepaalde functies of alle functies van het systeem niet
werken: →blz. 250
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
268
Page 271 of 610

Schermen en bediening
De bedrijfsstatus van de Lane Departure Alert en de stuurassistentie voor het voorkomen
van het verlaten van de rijstrook worden weergegeven.
ControlelampjeWeergave
rijstrook Stuurwielicoon
Situatie
Brandt oranjeBrandt niet Brandt niet Systeem uitgeschakeld
Brandt niet
Grijs Brandt niet
Geen rijstrookmarkeringen
gesignaleerd
Brandt niet
Wit Brandt niet Rijstrookmarkeringen gesignaleerd
Oranje
knipperendOranje
knipperend Brandt niet
Lane Departure Alert-functie is in
werking aan de zijde waar de weer-
gave van de rijstrook knippert
GroenOranjeGroenStuurassistentie is in werking aan de
zijde waar de weergave van de rij-
strook brandt
Oranje
knipperendOranje
knipperendGroen Lane Departure Alert-functie/
stuurassistentie is in werking aan de
zijde waar de weergave van de
rijstrook knippert
5.4.7 RSA (Road Sign Assist)
Het RSA-systeem herkent bepaalde
verkeersborden door gebruik te maken
van de camera voor en/of het
navigatiesysteem (indien aanwezig) (als
er informatie over de snelheidslimiet
beschikbaar is) en waarschuwt de
bestuurder via meldingen op het display
en de zoemer.WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Let goed op de omgeving
om te zorgen dat u veilig rijdt.
• Vertrouw niet uitsluitend op het RSA-systeem. Het RSA-systeem
ondersteunt de bestuurder door
informatie over verkeersborden te
geven, maar het is geen vervanging
van het eigen inzicht en de
oplettendheid van de bestuurder. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk
voor een veilig rijgedrag. Let goed op
de omgeving om te zorgen dat u
veilig rijdt.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
269
5
Rijden
Page 272 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Situaties waarin het RSA-systeem
beter niet gebruikt kan worden
Wanneer het nodig is om het systeem
uit te schakelen:→blz. 243
Situaties waarin het systeem
mogelijk niet goed werkt
Situaties waarin de sensoren mogelijk
niet goed werken: →blz. 248
Weergavefunctie
• Wanneer de camera voor een verkeersbord herkent of er informatie
over een verkeersbord beschikbaar is
via het navigatiesysteem (indien
aanwezig), wordt het bord
weergegeven op het display.
• Er kunnen meerdere verkeersborden worden weergegeven.
Het maximum aantal weer te geven
verkeersborden is afhankelijk van de
specificaties van de auto.
Werkingsvoorwaarden voor weergave
verkeersborden
Verkeersborden worden weergegeven
wanneer aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
• Het systeem heeft een verkeersbord gesignaleerd
In de volgende situaties wordt een
verkeersbord mogelijk niet langer
weergegeven:
• Als er gedurende een bepaalde afstand geen nieuw verkeersbord is
gesignaleerd
• Als het systeem vaststelt dat de auto op een andere weg is gaan rijden,
zoals na een afslag naar links of rechts
Situaties waarin de weergave mogelijk
niet goed werkt
In de volgende situaties werkt het
RSA-systeem mogelijk niet goed en
signaleert het geen verkeersborden of
geeft het een verkeerd bord weer. Dit
duidt echter niet op een storing. • Als het verkeersbord vuil of vervaagd
is, scheef staat of krom is
• Als een elektronisch verkeersbord weinig contrast heeft
• Als het verkeersbord geheel of gedeeltelijk verscholen gaat achter
boombladeren, een paal, o.i.d.
• Als het verkeersbord slechts korte tijd zichtbaar is voor de camera
• Als de rijomstandigheden (afslaan, rijstrookwisseling, enz.) onjuist
worden beoordeeld
• Als het verkeersbord direct na een verkeersknooppunt staat of bij een
aangrenzende rijstrook net voordat
rijstroken samenkomen
• Als er stickers op de achterzijde van de voorligger zitten
• Als het verkeersbord lijkt op een verkeersbord dat compatibel is met
het systeem
• Als het een verkeersbord voor een parallelweg betreft dat zich binnen
het detectiebereik van de camera
bevindt
• Tijdens het rijden op een rotonde
• Wanneer een verkeersbord voor vrachtwagens, enz. wordt
gesignaleerd
• Als er met de auto in een land wordt gereden waar het verkeer aan de
andere kant rijdt
• Auto's met navigatiesysteem: Als de kaartgegevens van het
navigatiesysteem niet meer
up-to-date zijn
• Auto's met navigatiesysteem: Als het navigatiesysteem niet kan worden
gebruikt
In dat geval kan de maximumsnelheid
die op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven afwijken van die
op het navigatiesysteem.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
270