Page 185 of 610

Raadpleeg de beschrijvingen voor de
volgende handelingen als het Smart
entry-systeem met startknop is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
• Vergrendelen en ontgrendelen van deportieren: Gebruik de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel. (→Blz. 159, blz. 488)
• Starten van het EV-systeem en wijzigen van de standen van het
contact: →blz. 489
• Uitzetten van het EV-systeem: →blz. 217
WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
beïnvloeding van elektronische
apparatuur
• Mensen met geïmplanteerdepacemakers, CRT-pacemakers of
geïmplanteerde hartdefibrillatoren
moeten voldoende afstand bewaren
tot de antennes van het Smart
entry-systeem met startknop.
(→Blz. 178) De radiogolven kunnen
de werking van dergelijke apparatuur
beïnvloeden. Indien nodig kan de
instapfunctie worden uitgeschakeld.
Neem voor meer informatie over
bijvoorbeeld de frequentie van de
radiogolven en de momenten waarop
deze worden uitgezonden, contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Raadpleeg
vervolgens uw arts om na te gaan of
de instapfunctie moet worden
uitgeschakeld.
• Gebruikers van elektrische medische apparatuur anders dan
geïmplanteerde pacemakers,
CRT-pacemakers en geïmplanteerde
hartdefibrillatoren moeten contact
opnemen met de fabrikant van deze
producten om te informeren of
radiosignalen invloed uitoefenen op
de werking van deze apparatuur.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Radiogolven kunnen onverwachte
effecten hebben op de werking van
dergelijke medische apparatuur.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie over
het uitschakelen van de instapfunctie.
4.3 Verstellen van de
stoelen
4.3.1 Voorstoelen
De stoelen kunnen worden versteld (in
lengterichting, in hoogte, enz.). Verstel de
stoel zodanig dat u de juiste houding
achter het stuur hebt.
Procedure voor het verstellen
Handmatig verstelbare stoel (bestuurders-
en passagiersstoel)
AHendel stoelpositieverstelling
BHendel rugleuningverstelling
CHendel hoogteverstelling
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
183
4
Voordat u gaat rijden
Page 186 of 610

Elektrisch verstelbare stoel (alleen
bestuurdersstoel)
ASchakelaar stoelpositie
BSchakelaar hoekverstelling zitting
(voorzijde)
CSchakelaar rugleuningverstelling
DSchakelaar hoogteverstelling
ESchakelaar lendensteunverstelling
Wanneer de stoel wordt versteld
• Zorg ervoor dat eventuele passagiers of voorwerpen in de buurt niet in
aanraking komen met de stoel.
• Let er bij het verstellen van de stoel op dat de hoofdsteun het dak en de
zonneklep niet raakt.
Power Easy Access-systeem (indien
aanwezig)
De bestuurdersstoel wordt automatisch
versteld in overeenstemming met de
stand van het contact en de status van
de veiligheidsgordel van de bestuurder.
(→Blz. 196)
WAARSCHUWING!
Wanneer de positie van de stoel
wordt versteld
• Let er bij het verstellen van de positie van de stoel op dat de stoel de
overige inzittenden van de auto niet
raakt, omdat deze hierdoor wellicht
letsel zouden kunnen oplopen.
• Houd uw handen niet onder de stoel of in de buurt van bewegende
onderdelen om letsel te voorkomen.
Uw vingers of handen zouden
bekneld kunnen raken in het
stoelmechanisme.
• Zorg ervoor voor dat er voldoende ruimte overblijft voor de voeten,
zodat ze niet vast komen te zitten.
• Alleen handmatig verstelbare stoel: Controleer na het verstellen of de
stoel goed is vergrendeld.
Stoel afstellen
Om te voorkomen dat u bij een
aanrijding onder de veiligheidsgordel
doorschuift, is het raadzaam de leuning
niet verder achterover te zetten dan
strikt noodzakelijk is. Als de rugleuning
te ver achterover staat, kan bij een
ongeval het heupgedeelte over uw
heupen heen schuiven, waardoor er te
veel kracht op uw buik wordt
uitgeoefend, of kan het
schoudergedeelte van de gordel in
contact komen met uw nek, waardoor
ernstig letsel kan ontstaan.
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens
het rijden, aangezien de stoel dan
onverwachts kan bewegen. Hierdoor
kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
4.3 Verstellen van de stoelen
184
Page 187 of 610

4.3.2 Achterstoelen
De rugleuningen kunnen met de hendel
worden versteld en neergeklapt.
Procedure voor het verstellen
Trek aan de hendel
Avoor verstelling van
de rugleuning en stel de rugleuning af.
WAARSCHUWING!
Bij het bedienen van de rugleuning
Neem de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht. Het niet in acht nemen
van de voorzorgsmaatregelen kan dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Voorkom dat passagiers door de rugleuning worden geraakt.
• Houd uw handen uit de buurt van bewegende onderdelen en voorkom
dat ze tussen de stoelen komen. Let
ook op dat er geen lichaamsdelen
klem komen te zitten.
• Controleer na het verstellen of de stoel goed is vergrendeld. Als de
rugleuning niet goed vergrendeld is,
is de rode markering zichtbaar. Zorg
dat het rode merkteken niet
zichtbaar is.
Rugleuningen achter neerklappen
Vóór het neerklappen van de
rugleuningen achter
1. Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand.
Activeer de parkeerrem (→blz. 224)
en selecteer stand P. (→Blz. 219)
2. Zet de voorstoel en de rugleuning in de gewenste positie. (→Blz. 183)
Afhankelijk van de positie van de
voorstoel kan de rugleuning ervan,
wanneer die naar achteren wordt
gezet, de werking van de achterstoel
belemmeren.
3. Zet de hoofdsteun van de achterstoel omlaag. (→Blz. 187)
4. Berg de armsteun van de achterstoel op wanneer deze is uitgeklapt.
(→Blz. 406)
Deze stap is niet nodig bij bediening
van alleen de linker achterstoel.
Rugleuningen achter neerklappen
Klap de rugleuning neer terwijl u aan de
hendel voor de rugleuningverstelling
Atrekt.
De rugleuningen achter terugzetten in de
oorspronkelijke positie
Voer, om te voorkomen dat de
veiligheidsgordel bekneld raakt, de gordel
door de gordelgeleider
Aen zet dan de
rugleuning rechtop zodat deze goed
wordt vergrendeld.
4.3 Verstellen van de stoelen
185
4
Voordat u gaat rijden
Page 188 of 610

WAARSCHUWING!
Bij het neerklappen van de
rugleuningen van de achterstoelen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Probeer de rugleuningen tijdens hetrijden niet neer te klappen.
• Breng de auto op een vlakke ondergrond tot stilstand, activeer
de parkeerrem en selecteer stand P.
• Laat geen personen op de neergeklapte rugleuning of in de
bagageruimte zitten tijdens het
rijden.
• Laat kinderen niet in de bagageruimte komen.
• Bedien de achterstoel niet wanneer deze bezet is.
• Let op dat tijdens het bedienen uw handen of voeten niet klem komen
te zitten tussen de bewegende
onderdelen van de stoelen.
• Laat de stoel niet bedienen door kinderen.
Nadat de rugleuning van de
achterstoel rechtop is gezet
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Controleer of de rugleuning goed vergrendeld is door de rugleuning
voorzichtig naar voren en naar
achteren te drukken. Als de
rugleuning niet goed vergrendeld is,
is de rode markering zichtbaar op de
ontgrendelingshendel van de
rugleuningverstelling. Zorg dat het
rode merkteken niet zichtbaar is.
• Controleer of de veiligheidsgordelsniet gedraaid zijn of vastzitten in de
rugleuning.
4.3.3 Hoofdsteunen
Alle zitplaatsen zijn voorzien van een
hoofdsteun.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van de hoofdsteunen
Neem met betrekking tot de
hoofdsteunen de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Plaats de hoofdsteunen altijd op debijbehorende stoel.
• Stel de hoofdsteunen altijd goed af.
• Druk de hoofdsteunen na het plaatsen naar beneden om te
controleren of ze goed vergrendeld
zijn.
• Rijd nooit zonder hoofdsteunen.
4.3 Verstellen van de stoelen
186
Page 189 of 610
Afstellen in verticale richting
Voorstoelen1. Omhoog Trek de hoofdsteunen omhoog.
2. Omlaag Duw de hoofdsteun omlaag en houd
daarbij de ontgrendelknop
Aingedrukt.
Achterstoelen
1. Omhoog Trek de hoofdsteunen omhoog.
2. Omlaag Duw de hoofdsteun omlaag en houd
daarbij de ontgrendelknop
Aingedrukt. Afstellen van de hoogte van de
hoofdsteunen (voorstoelen)
Stel de hoofdsteunen zo in dat het
midden van de hoofdsteun zich zo dicht
mogelijk bij de bovenzijde van uw oren
bevindt.
Afstellen van de hoofdsteun achter
Stel de hoofdsteunen voor gebruik altijd
minimaal in op de op een na laagste
stand.
Verwijderen van de hoofdsteunen
Voorstoelen
Trek de hoofdsteun omhoog en houd
daarbij de ontgrendelknop
Aingedrukt.
Wanneer de hoofdsteun het dak raakt
waardoor het verwijderen ervan wordt
bemoeilijkt, wijzig dan de stoelhoogte of
de -hoek. (→Blz. 183)
4.3 Verstellen van de stoelen
187
4
Voordat u gaat rijden
Page 190 of 610

Middelste zitplaats achter
Trek de hoofdsteun omhoog en houd
daarbij de ontgrendelknop
Aingedrukt.
Buitenste zitplaatsen achter 1. Trek aan de ontgrendelingshendel van de rugleuningverstelling
Aen klap
de rugleuning omlaag tot de positie
waarin de hoofdsteunen verwijderd
kunnen worden.
2. Trek de hoofdsteun omhoog en houd daarbij de ontgrendelknop
Bingedrukt. Plaatsen van de hoofdsteunen
Voorstoelen
Breng de hoofdsteun in lijn met de
bevestigingsgaten en schuif hem omlaag
tot hij in de vergrendeling klikt.
Houd de ontgrendelknop
Aingedrukt
wanneer u de hoofdsteun laat zakken.
Middelste zitplaats achter
Breng de hoofdsteun in lijn met de
bevestigingsgaten en schuif hem omlaag
tot hij in de vergrendeling klikt.
Houd de ontgrendelknop
Aingedrukt
wanneer u de hoofdsteun laat zakken.
Buitenste zitplaatsen achter
1. Trek aan de ontgrendelingshendel van de rugleuningverstelling
Aen klap
de rugleuning omlaag tot de positie
waarin de hoofdsteunen geplaatst
kunnen worden.
4.3 Verstellen van de stoelen
188
Page 191 of 610

2. Breng de hoofdsteun in lijn met debevestigingsgaten en schuif hem
omlaag tot hij in de vergrendeling
klikt. Houd de ontgrendelknop
Bingedrukt wanneer u de hoofdsteun
plaatst.
4.4 Verstellen van het
stuurwiel en de
buitenspiegels
4.4.1 Stuurwiel
Procedure voor het verstellen
1. Houd het stuurwiel vast en druk de hendel omlaag. 2. Zet het stuurwiel in de ideale positie
door het in horizontale en verticale
richting te bewegen.
Trek na de verstelling de hendel
omhoog om het stuurwiel te borgen.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel het stuurwiel niet tijdens het
rijden.
Anders kunt u de macht over het stuur
verliezen en een ongeval veroorzaken,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Na het afstellen van het stuurwiel
Zorg ervoor dat het stuurwiel goed
vergrendeld is. Anders kan het
stuurwiel plotseling bewegen,
waardoor een ongeval kan ontstaan
met ernstig letsel tot gevolg.
Claxonneren
Druk op of vlak bij het symbool.
4.3 Verstellen van de stoelen
189
4
Voordat u gaat rijden
Page 192 of 610

4.4.2 Binnenspiegel
De positie van de binnenspiegel kan
worden afgesteld zodat de bestuurder
voldoende zicht naar achteren heeft.
Afstellen van de hoogte van de
binnenspiegel
De hoogte van de binnenspiegel kan
worden afgestemd op uw houding achter
het stuur.
Stel de hoogte van de binnenspiegel af
door de spiegel omhoog of omlaag te
bewegen.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel de spiegel niet tijdens het
rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het
stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken, met mogelijk dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
Antiverblindingsstand
De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt
automatisch gereduceerd op basis van de
helderheid van de koplampen van
achteropkomend verkeer.
Schakel de automatische
antiverblindingsstand in/uit Wanneer de automatische
antiverblindingsstand is ingeschakeld,
brandt het controlelampje
A.De
functie wordt ingeschakeld telkens
wanneer het contact AAN wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit te
schakelen. (Het controlelampje
Agaat
ook uit.)
Voorkomen van een onjuiste werking
van de sensoren
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
4.4.3 Buitenspiegels
De positie van de binnenspiegel kan
worden afgesteld zodat de bestuurder
voldoende zicht naar achteren heeft.
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de buitenspiegels
190