Page 385 of 610

De voorruitverwarming kan worden
gebruikt wanneer
• Het contact AAN staat.
• Als de buitentemperatuur lager is dan5°C (Als de buitentemperatuur 5°C of
hoger is, brandt alleen het
controlelampje gedurende
5 seconden.)
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
• De functie werkt niet als het glas van de voorruit heet is.
• De functie kan worden geactiveerd als de airconditioning automatisch wordt
geactiveerd of als op de toets van de
voorruitontwaseming wordt gedrukt.
(In dat geval gaat het controlelampje
niet branden.)
• Bij een lage buitentemperatuur kan het even duren tot de voorruit
ontdooid is.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van brandwonden
Raak de voorruit niet aan. Het glas kan
erg heet zijn en brandwonden
veroorzaken als de voorruitverwarming
is ingeschakeld.
6.1.3 Op afstand bedienbare
airconditioning
De op afstand bedienbare airconditioning
gebruikt de in de tractiebatterij
opgeslagen energie en maakt bediening
van de airconditioning via de
afstandsbediening mogelijk.
Als de op afstand bedienbare
airconditioning wordt gebruikt terwijl de
laadkabel is aangesloten op de auto,
wordt de afname van de lading in de
tractiebatterij onderdrukt, zodat u
elektriciteit vanaf een externe
voedingsbron kunt gebruiken.
Het laden wordt automatisch uitgevoerd
nadat de op afstand bedienbare
airconditioning is uitgeschakeld. Voor het verlaten van de auto
Controleer de temperatuurinstelling van
de airconditioning. (→Blz. 377)
De op afstand bedienbare airconditioning
werkt op basis van de
temperatuurinstelling van de
airconditioning.
Activeren van de op afstand bedienbare
airconditioning
Houd A/C op de afstandsbediening
ingedrukt om de op afstand bedienbare
airconditioning te bedienen.
Het systeem wordt uitgeschakeld
wanneer er een portier wordt geopend.
Druk tweemaal op A/C om het systeem
uit te schakelen.
Voorwaarden voor werking
Het systeem werkt alleen als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
• Het contact staat UIT.
• Alle portieren zijn gesloten.
• De motorkap is gesloten.
Automatische uitschakeling van de op
afstand bedienbare airconditioning
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld onder de volgende
omstandigheden:
• Ongeveer 20 minuten na activering
• Als niet aan een van de voorwaarden
wordt voldaan
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
383
6
Voorzieningen in het interieur
Page 386 of 610

Het systeem wordt ook uitgeschakeld als
het laadniveau van de tractiebatterij
laag is.
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
In de volgende situaties start het
systeem mogelijk niet:
• Het laadniveau van de tractiebatterijis laag
• Het EV-systeem is afgekoeld (bijvoorbeeld omdat de auto langere
tijd stilstaat bij lage temperaturen)
Voorruitverwarming
Bij het ontwasemen van de voorruit met
de op afstand bedienbare
airconditioning, wordt de voorruit
mogelijk onvoldoende ontwasemd
doordat het vermogen meer wordt
beperkt dan bij de normale
aircowerking. Ook kan de buitenzijde
van de voorruit beslaan ten gevolge van
de buitentemperatuur, de vochtigheid of
de ingestelde aircotemperatuur.
Beveiligingsfunctie
Als het systeem in werking is, worden
ontgrendelde portieren automatisch
vergrendeld.
De alarmknipperlichten knipperen om
aan te geven dat de portieren zijn
vergrendeld.
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 180
Terwijl de op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
• Afhankelijk van de bedrijfsconditie van de op afstand bedienbare
airconditioning draait de elektrische
aanjager mogelijk en kan er geluid
hoorbaar zijn. Dit duidt echter niet op
een storing.
• De werking van de op afstand bedienbare airconditioning wordt
mogelijk tijdelijk gestopt als andere voorzieningen die elektriciteit
gebruiken (zoals de stoelverwarming,
verlichting, ruitenwissers voor)
worden ingeschakeld of als het
laadniveau van de 12V-accu te laag
wordt.
• De koplampen, de ruitenwissers voor, het instrumentenpaneel, enz. werken
niet.
• De inbraaksensor wordt automatisch uitgeschakeld.
Leegraken batterij elektronische
sleutel
→Blz. 156
Als de batterij van de elektronische
sleutel geheel ontladen is
→Blz. 449
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instelling (bijv. bediening via A/C op
de afstandsbediening) kan worden
gewijzigd. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen: →blz. 512)
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen voor de op
afstand bedienbare airconditioning
• Gebruik het systeem niet als er
personen in de auto zitten.
Zelfs als het systeem in werking is, kan de temperatuur in de auto hoog
oplopen of ver dalen als gevolg van
de werking van bepaalde functies,
zoals de automatische uitschakeling.
In de auto achtergelaten kinderen en
dieren kunnen worden bevangen
door de hitte of uitgedroogd of
onderkoeld raken met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
• Afhankelijk van de omgeving kunnen de signalen van de toets op de
afstandsbediening verder reiken dan
verwacht. Let daarom goed op de
omgeving van de auto en druk alleen
op de toets als dit nodig is.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
384
Page 387 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Druk nooit op A/C als de motorkapopenstaat. De airconditioning kan
onbedoeld in werking treden,
waardoor voorwerpen in de
elektrische koelventilator kunnen
worden gezogen.
OPMERKING
Voorkomen dat de tractiebatterij door
verkeerde bediening ontladen raakt
Gebruik A/C alleen wanneer dit nodig is.
6.1.4 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*
*Indien aanwezig
• Stuurwielverwarming Verwarmt het stuurwiel
• Stoelverwarming Verwarmt de stoelbekleding
• Stoelventilatoren Zorgen voor een goede ventilatie van
de stoelbekleding door lucht door de
stoelen te zuigen
WAARSCHUWING!
Voorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit
onderstaande categorieën in contact
komt met het stuurwiel of de stoelen
wanneer de stuurwiel- of
stoelverwarming is ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, ouderepersonen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
• Personen die alcohol hebben gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
stoelverwarming en -ventilatoren
Plaats geen zware voorwerpen met een
ongelijkmatig oppervlak op de stoel en
leg geen scherpe voorwerpen (naalden,
punaises, enz.) op de stoel.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de functies niet wanneer het
EV-systeem niet is ingeschakeld.
Stuurwielverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Automatisch (brandt) →hoog
(2 segmenten branden) →laag
(1 segment brandt) →uit
De AUTO-indicator
Aen/of
niveau-indicator
Bbrandt wanneer de
functie is ingeschakeld.
De stuurwielverwarming kan worden
gebruikt wanneer
Het contact AAN staat.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
385
6
Voorzieningen in het interieur
Page 388 of 610

Stoelverwarming
Voor
Schakelt de stoelverwarming in/uit
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Automatisch (brandt)→hoog
(3 segmenten branden) →midden
(2 segmenten branden) →laag
(1 segment brandt) →uit
De AUTO-indicator
Aen/of
niveau-indicator
Bbrandt wanneer de
functie is ingeschakeld.
Achter (buitenste zitplaatsen achter)
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Hoog (3 segmenten branden) →midden
(2 segmenten branden) →laag
(1 segment brandt) →uit
Zet de schakelaar in de neutrale stand
wanneer de stoelverwarming niet wordt
gebruikt. Het controlelampje
Adooft. De stoelverwarming kan worden
gebruikt als
Het contact AAN staat.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van oververhitting en
lichte brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de stoelverwarming:
• Bedek de stoel niet met een kleed of
kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
• Gebruik de stoelverwarming niet langer dan noodzakelijk is.
Stoelventilatoren (voorstoelen)
Schakelt de stoelventilatoren in/uit
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Automatisch (brandt) →hoog
(3 segmenten branden) →midden
(2 segmenten branden) →laag
(1 segment brandt) →uit
De AUTO-indicator
Aen/of
niveau-indicator
Bbrandt wanneer de
functie is ingeschakeld.
De stoelventilatoren kunnen worden
gebruikt als
Het contact AAN staat.
Aan airconditioning gekoppelde
regelmodus
Wanneer het toerental van de
stoelventilator hoog is, wordt het
toerental hoger overeenkomstig de
aanjagersnelheid van de airconditioning.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
386
Page 389 of 610

6.2 Gebruik van de interieurverlichting
6.2.1 Overzicht interieurverlichting
Plaats van de interieurverlichting
AInstapverlichting spiegelvoet (indien
aanwezig)
BVerlichting binnenportiergrepen
(indien aanwezig)
CInterieurverlichting achter
(→blz. 388)
DVoetenruimteverlichting (indien
aanwezig)
EInterieurverlichting/leeslampjes voor
(→blz. 388, blz. 389)
FSchakeladvieslampjes
GVerlichting extra opbergvak (indien
aanwezig)/verlichting vak draadloze
lader (indien aanwezig)
HVerlichting middenconsole (indien
aanwezig)
ISfeerlampjes portierbekleding (indien
aanwezig)
Automatisch in-/uitschakelen
leeslampjes/interieurverlichting
• Instapverlichting: de verschillende
lampjes in het interieur worden
automatisch in- en uitgeschakeld,
afhankelijk van de stand van het
contact, de aanwezigheid van de
elektronische sleutel, het
vergrendeld/ontgrendeld zijn van de
portieren en het openen/sluiten van
de portieren. • Als de interieurverlichting blijft
branden nadat het contact UIT is
gezet, gaat de verlichting na
20 minuten automatisch uit.
6.2 Gebruik van de interieurverlichting
387
6
Voorzieningen in het interieur
Page 390 of 610

In de volgende situatie gaat de
interieurverlichting automatisch
branden
Als een van de airbags wordt
geactiveerd of bij een harde aanrijding
van achteren wordt de
interieurverlichting automatisch
ingeschakeld. De interieurverlichting
wordt na ongeveer 20 minuten
automatisch uitgeschakeld.
De interieurverlichting kan handmatig
worden uitgeschakeld. Om verdere
aanrijdingen te voorkomen verdient het
echter aanbeveling de verlichting te
laten branden totdat de veiligheid
gegarandeerd is.
(De interieurverlichting wordt mogelijk
niet automatisch ingeschakeld,
afhankelijk van de kracht en de
omstandigheden van de aanrijding.)
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt
voordat de verlichting uit gaat) kunnen
worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 513)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk als het
EV-systeem niet in werking is.Bedienen van de interieurverlichting
Interieurverlichting voor
1. Schakelt de aan het portier gekoppelde functie uit
2. Schakelt de aan het portier gekoppelde functie in (stand DOOR)
De verlichting wordt in-/
uitgeschakeld overeenkomstig het
openen/sluiten van de portieren.
3. Schakelt de verlichting in/uit Druk op de schakelaar om de
interieurverlichting voor/leeslampjes
en de interieurverlichting achter
in/uit te schakelen.
Interieurverlichting achter
1. Schakelt de verlichting in
2. Schakelt de aan het portier gekoppelde functie in (stand DOOR)
6.2 Gebruik van de interieurverlichting
388
Page 391 of 610
De verlichting wordt in-/
uitgeschakeld overeenkomstig het
openen/sluiten van de portieren. De
interieurverlichting achter wordt
samen met de interieurverlichting
voor in-/uitgeschakeld.Bedienen van de leeslampjes
In-/uitschakelen van de verlichting
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
6.3.1 Overzicht van opbergmogelijkheden
Plaats van de opbergmogelijkheden
AFleshouders (→blz. 391)
BPasjeshouders (→blz. 392)
CBekerhouders (→blz. 391)
DExtra opbergvak (indien aanwezig)
(→blz. 392)
EConsolevak (→blz. 390)
FOpen opbergvak (→blz. 392)
6.2 Gebruik van de interieurverlichting
389
6
Voorzieningen in het interieur
Page 392 of 610

WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de auto moeten
worden achtergelaten
Laat geen brillen, aanstekers of
spuitbussen in de opbergvakken liggen.
Als u dat wel doet, kan dat bij hoge
temperaturen leiden tot het volgende:
• Brillen kunnen vervormen als detemperatuur in de auto te hoog
oploopt of barsten als ze in contact
komen met andere voorwerpen.
• Aanstekers en spuitbussen kunnen exploderen. Als ze in contact komen
met andere voorwerpen, kunnen
aanstekers vlam vatten en kunnen
spuitbussen gas gaan lekken,
waardoor brand kan ontstaan.
Wanneer opbergvakken niet in
gebruik zijn
Houd het dashboardkastje en het
consolevak gesloten tijdens het rijden
of wanneer deze niet in gebruik zijn.
Bij plotseling remmen of uitwijken kan
letsel ontstaan doordat een inzittende
wordt geraakt door de open klep of
door voorwerpen in het opbergvak.
Consolevak
1. Schuif de klep naar achteren.
2. Beweeg de klep omhoog en trek gelijktijdig de hendel omhoog om het
slot te ontgrendelen. Klep consolevak
De klep kan naar voren/achteren worden
geschoven.
Inzetbak in het consolevak
De inzetbak kan worden verwijderd.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het consolevak gesloten. Anders
kunt u in geval van een ongeval of
plotseling remmen letsel oplopen.
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan
het consolevak
Oefen geen overmatige kracht uit op de
armsteun.
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
390