Page 105 of 610

Voor en tijdens het laden1. Leg de AC-laadkabel klaar. ( →Blz. 81)
2. Steek de AC-laadkabel in de contactdoos van de externe
voedingsbron.
Houd de stekker goed vast en steek
hem stevig in de contactdoos.
Als de contactdoos via een schakelaar
is verbonden met het lichtnet, zet de
schakelaar dan aan.
Hang het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
met bijvoorbeeld een snoer aan een
haak of iets dergelijks wanneer de
contactdoos en de stekker worden
belast als gevolg van de
installatiehoogte van de contactdoos.
Het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan worden opgehangen met behulp
van de opening aan de achterkant.
Bevestig het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
niet aan de wand met schroeven. 3. Ontgrendel de portieren en open de
klep van de laadaansluiting.
(→Blz. 78)
De verlichting van het laadcontact
Agaat branden.
4. Open de afdekkap van het AC-laadcontact.
5. Verwijder de kap van de laadstekker en zet hem vast op de kabel.
2.2 Laden
103
2
EV-systeem
Page 106 of 610

6. Houd de laadstekker goed vast ensteek hem stevig en volledig in het
AC-laadcontact.
Zorg er bij het aansluiten van de
laadstekker op het AC-laadcontact
voor dat de identificatiesymbolen
hetzelfde zijn.
Als de laadstekker rechtstandig zo ver
mogelijk in de aansluiting wordt
gestoken, wordt hij automatisch
vergrendeld.
Controleer of de laadindicator gaat
branden. Als de laadindicator niet
gaat branden, is de laadstekker niet
vergrendeld.
*
*
Als de laadstekker niet goed naar
binnen gestoken is, zal de
vergrendelingsprocedure een paar
keer worden uitgevoerd.
7. Controleer of de laadindicator van de laadaansluiting brandt.
Als de laadindicator niet gaat branden
wanneer de laadstekker wordt
aangesloten, wordt het laden niet
gestart. (→Blz. 81) Als de laadindicator knippert, is het
laadschema geregistreerd.
(→Blz. 105)
Als de laadstekker niet vergrendeld is,
wordt het laden niet gestart.
Afhankelijk van het type lader bij het
openbare laadstation wordt de
laadstekker echter niet vergrendeld
als de procedure voor het starten van
het laden niet wordt uitgevoerd.
Als het waarschuwingslampje storing
van het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
tijdens het laden knippert, raadpleeg
dan blz. 86 en volg de juiste
procedure.
De laadindicator dooft zodra het
laden is voltooid.
De laadindicator dooft ook als het
laden om de een of andere reden
wordt onderbroken voordat het laden
is voltooid. Zie in dat geval blz. 131.
Bij het aansluiten van de
AC-laadstekker
Als het portier wordt geopend of het
contact AAN wordt gezet terwijl de
AC-laadstekker is aangesloten, gaat de
indicator van de laadkabel branden om u
te informeren dat de AC-laadstekker is
aangesloten.
2.2 Laden
104
Page 107 of 610

Als de laadindicator van de
laadaansluiting knippert na het
aansluiten van de AC-laadkabel
Er is een laadschema (→blz. 115)
geregistreerd en het laden kan niet
worden uitgevoerd. Om het laden middels
het laadschema uit te schakelen en te
beginnen met laden moet een van de
onderstaande procedures worden
uitgevoerd.
• Zet “Nu opladen” aan (→blz. 119,blz. 123)
• Verwijder de laadstekker en sluit hem direct weer aan terwijl de
laadindicator knippert.
Als de laadstekker niet in het
AC-laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 92
Veiligheidsfunctie
Het laden wordt niet gestart als de
laadstekker niet vergrendeld is.
Als de laadindicator niet gaat branden
nadat de laadstekker aangesloten is,
verwijder dan de stekker en sluit hem
opnieuw aan. Controleer of de
laadindicator van de laadaansluiting nu
wel brandt.
De laadtijd kan toenemen
→Blz. 101 Laden bij een openbaar laadstation
met autorisatiefunctie
Als tijdens het laden een portier wordt
ontgrendeld, wordt de laadstekker
ontgrendeld en wordt het laden
onderbroken.
In dat geval wordt de autorisatie van het
laadstation geannuleerd en kan het
laden mogelijk niet weer worden
gestart. Sluit de laadstekker weer aan en
voer de autorisatie voor het laadstation
uit.
Als de stroomonderbreker in werking
treedt tijdens het laden
De bovenste limiet van de laadstroom
kan worden gewijzigd op het
multi-informatiedisplay of het scherm
van het multimediasysteem.
• Instellingen uitvoeren op het
multi-informatiedisplay
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Current” (laadstroom) te selecteren
en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Current”
(laadstroom) wordt weergegeven.
2.2 Laden
105
2
EV-systeem
Page 108 of 610

5. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “16A” of
“8A” te selecteren en druk vervolgens
op
.
• Instellingen uitvoeren op het scherm van het multimediasysteem
1. Selecteer
.
2. Selecteer “Vehicle customize” (voertuig aanpassen).
3. Selecteer “Charging” (laden).
4. Selecteer “Charging current” (laadstroom).
5. Selecteer “16A” of “8A”.
De maximale laadstroom is beperkt tot
minder dan of gelijk aan de geselecteerde
stroom.
*
Als de stroomonderbreker nog steeds in
werking treedt tijdens het laden, ook al is
de bovenste limiet van de laadstroom
gewijzigd, controleer dan of de
aangesloten voedingsbron voldoet aan
de voorgeschreven laadcondities.
(→Blz. 94)
*Het begrenzen van de laadstroom
verlengt de laadtijd.
Wijzigen van de instellingen voor
“Charging Limit” (laadlimiet)
De bovenste limiet van de laadcapaciteit
kan worden gewijzigd op het
multi-informatiedisplay of het scherm
van het multimediasysteem.
De geselecteerde bovenste limiet geldt
voor zowel AC-laden als DC-laden.
• Instellingen uitvoeren op het multi-informatiedisplay
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt. 3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Limit” (laadlimiet) te selecteren en
druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Limit”
(laadlimiet) wordt weergegeven.
5. Selecteer “Full” (volledig), “90%”, “80%”, “70%”, “60%” of “50%” en
druk vervolgens op
.
• Instellingen uitvoeren op het scherm van het multimediasysteem
1. Selecteer
.
2. Selecteer “Vehicle customize” (voertuig aanpassen).
3. Selecteer “Charging” (laden).
4. Selecteer “Charging limit” (laadlimiet).
5. Selecteer “Full” (volledig), “90%”, “80%”, “70%”, “60%” of “50%”.
Als de instelling wordt gewijzigd tijdens
DC-laden, wordt het laden mogelijk
onderbroken door werking van de
DC-laadtimer en kan de tractiebatterij
niet volledig geladen worden.
Beschermingsfunctie tegen
oververhitting AC-laadcontact
Door de plaatsing van een thermosensor
in het AC-laadcontact wordt voorkomen
dat onderdelen smelten wanneer de
temperatuur stijgt ten gevolge van
verontreinigingen in de laadstekker.
Als een bepaalde temperatuurstijging
wordt gesignaleerd, stopt het laden
onmiddellijk.
Hierna wordt er, terwijl het contact UIT
staat, een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay (→blz. 136)
2.2 Laden
106
Page 109 of 610

WAARSCHUWING!
Tijdens laden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Sluit de laadkabel aan op eenvoedingsbron die geschikt is voor het
laden. (→Blz. 94)
• Controleer of de AC-laadkabel, de stekker en de contactdoos vrij zijn
van verontreinigingen.
• Controleer vóór het laden of het AC-laadcontact niet vervormd,
beschadigd of gecorrodeerd is en of
het laadcontact vrij is van
verontreinigingen zoals vuil, sneeuw
en ijs. Als er vuil of stof in zit,
verwijder dit dan volledig voordat u
de laadstekker erin steekt.
• Zorg ervoor dat het gedeelte rond de aansluitingen vrij is van vuil en stof
voordat u de laadstekker in de lader
steekt. Als er vuil of stof in zit,
verwijder dit dan volledig voordat u
de laadstekker erin steekt.
• Zorg ervoor dat de aansluitingen van het AC-laadcontact niet nat worden.
• Gebruik alleen contactdozen waarin de stekker goed aangesloten kan
worden.
• Bundel de AC-laadkabel niet tijdens het laden en wikkel hem niet op
omdat dit kan leiden tot
oververhitting.
• Raak de aansluitingen van de laadstekker en het AC-laadcontact
niet aan met scherpe metalen
voorwerpen (naalden, enz.) of de
hand en veroorzaak geen kortsluiting
met vreemde voorwerpen.
• Als het laden buiten plaatsvindt, controleer dan of de contactdoos
waterdicht is en voor gebruik
buitenshuis geschikt is.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Zorg ervoor dat de waterdichte kap
van de contactdoos helemaal
gesloten kan worden. Als de
waterdichte kap van de contactdoos
niet gesloten kan worden, plaats dan
een waterdichte kap die wel gesloten
kan worden.
• Volg de aanwijzingen van de lader om te stoppen met laden bij het
laadstation.
• Als u tijdens het laden hitte, rook, geuren, geluiden of andere
afwijkingen constateert, stop dan
onmiddellijk met laden.
• Steek de stekker niet in de contactdoos als die is
ondergedompeld in water of sneeuw.
• Sluit de stekker niet aan en neem hem niet los als u handen nat zijn
tijdens het laden terwijl het regent of
sneeuwt. Zorg dat de stekker en de
contactdoos niet nat worden.
• Laad de auto niet tijdens onweer.
• Zorg ervoor dat de AC-laadkabel niet klem komt te zitten tussen een
portier of de achterklep.
• Zorg ervoor dat de AC-laadkabel, de stekker, de laadstekker en het CCID
(Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) niet onder een wiel
zitten.
• Steek de stekker goed in de contactdoos.
• Gebruik geen verlengkabel of verloopstekker.
• Sluit de motorkap voordat u het laadsysteem gebruikt.
De koelventilator kan plotseling gaan
draaien. Als u bewegende delen zoals
de ventilator aanraakt of erbij in de
buurt komt, kunnen uw handen of
kleren (met name een stropdas of
sjaal) vast komen te zitten, hetgeen
tot ernstig letsel kan leiden.
2.2 Laden
107
2
EV-systeem
Page 110 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Controleer, nadat u de laadkabel hebtaangesloten, of deze niet ergens
omheen gewikkeld is.
• Als het controlelampje Power op het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) niet gaat branden
nadat de AC-laadkabel in het
laadcontact is gestoken, haal hem er
dan onmiddellijk uit.
Als het waarschuwingslampje storing
van het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
tijdens het laden gaat branden of
knipperen
Er kan een lekspanning zijn in het
voedingscircuit of er kan een storing
aanwezig zijn in de AC-laadkabel of het
CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem).
Zie blz. 85 en volg de
correctieprocedure. Als het
waarschuwingslampje storing niet
uitgaat na het uitvoeren van de
correctieprocedure, stop dan
onmiddellijk met laden, verwijder de
AC-laadkabel en neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Doorgaan met
het laden van de auto kan leiden tot
onvoorziene ongevallen of ernstig
letsel.
Ingebouwde tractiebatterijlader
De ingebouwde tractiebatterijlader
bevindt zich in het
elektromotorcompartiment. Neem de
volgende voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de ingebouwde
tractiebatterijlader in acht. Het niet in
acht nemen van deze
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel, zoals verbrandingen en
elektrische schokken, tot gevolg
hebben.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• De ingebouwde tractiebatterijlader is heet tijdens het laden. Raak de
ingebouwde tractiebatterijlader niet
aan omdat u hierdoor brandwonden
kunt oplopen.
• Haal de ingebouwde tractiebatterijlader niet uit elkaar en
repareer of modificeer hem niet.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
ingebouwde tractiebatterijlader
gerepareerd moet worden.
OPMERKING
Tijdens laden
Steek de stekker niet in het
AC-laadcontact. Het AC-laadcontact kan
beschadigd raken.
Gebruik van generatoren
Gebruik geen generatoren als
voedingsbron voor het laden. Deze
laden mogelijk instabiel of met een te
lage spanning, waardoor de
laadprocedure mogelijk wordt gestopt.
Geschikt temperatuurgebied
• Laad niet wanneer debuitentemperatuur lager is dan -30°C
omdat het laden dan waarschijnlijk
langer duurt.
• Laat de auto of de AC-laadkabel niet achter in gebieden waar de
buitentemperatuur lager is dan -40°C.
Laadstation
Als gevolg van de omgeving waarin de
laadinstallatie aanwezig is, kan het laden
instabiel worden door ruis en kan de
spanning te laag worden, waardoor de
laadprocedure mogelijk stopt.
Na het laden 1. Ontgrendel de portieren om de laadstekker te ontgrendelen.
(→Blz. 92)
2.2 Laden
108
Page 111 of 610

De laadstekker wordt ontgrendeld en
de verlichting van het AC-laadcontact
gaat branden als de portieren worden
ontgrendeld.
2. Houd de laadstekker goed vast en trek hem naar u toe.
3. Plaats de afdekkap op de laadstekker.
4. Sluit de afdekkap van het AC-laadcontact en sluit de klep van de
laadaansluiting.
Vergrendel de portieren om de klep
van de laadaansluiting te
vergrendelen. (→Blz. 79) 5. Verwijder de stekker uit de
contactdoos wanneer de
laaduitrusting gedurende langere tijd
niet wordt gebruikt.
Houd de stekker vast wanneer u hem
verwijdert.
Berg de kabel meteen op nadat u hem
hebt losgenomen. (→Blz. 110)
Als u de stekker in de contactdoos laat
zitten, controleer de stekker en de
laadstekker dan eens per maand op
vuil en stof.
Als de buitentemperatuur laag of hoog
is
Het niveau dat wordt weergegeven op de
SOC-meter (State Of Charge,
ladingstoestand) (→blz. 146) kan iets
dalen als het contact AAN wordt gezet,
zelfs als het laden voltooid is en de
tractiebatterij volledig geladen is. Dit
duidt echter niet op een storing.
Bij het verwijderen van de laadstekker
Ontgrendel de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening om de laadstekker te
ontgrendelen, controleer of de
vergrendeling gedeactiveerd is en trek
vervolgens de laadstekker naar u toe.
Als de AC-laadstekker niet kan worden
ontgrendeld
→Blz. 93
2.2 Laden
109
2
EV-systeem
Page 112 of 610

WAARSCHUWING!
Na het laden
Verwijder de stekker wanneer u die
gedurende langere tijd niet gebruikt.
Er kan zich vuil en stof ophopen rond
de stekker of de contactdoos, wat kan
leiden tot een storing of brand, met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Na het laden
• Bewaar de AC-laadkabel buiten bereikvan kinderen.
• Bewaar de stekker, nadat u hem uit de contactdoos hebt gehaald, op een
veilige, droge en schone plaats. De
AC-laadkabel en stekker kunnen
beschadigd raken wanneer erop wordt
getrapt of eroverheen wordt gereden.
• Sluit de afdekkap van het AC-laadcontact en sluit de klep van de
laadaansluiting na het losnemen van
de laadstekker van het AC-
laadcontact. Als de afdekkap van het
AC-laadcontact niet wordt gesloten,
kunnen water of vreemde voorwerpen
in het AC-laadcontact terechtkomen,
waardoor de auto beschadigd kan
raken.
2.2.9 Procedure voor DC-laden
In dit hoofdstuk wordt de procedure
uitgelegd voor DC-laden van de
tractiebatterij.
Volg bij het gebruik van een DC-lader de
gebruiksinstructies van de DC-lader.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van een DC-lader
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Gebruik een DC-lader die voldoet aande normen IEC 61815 en IEC 62196.
• Gebruik geen laadkabel die langer is dan 30 meter.
Controleer voorafgaand aan het laden
het volgende
→Blz. 99
Voor en tijdens het laden 1. Ontgrendel de klep van de laadaansluiting door de portieren te
ontgrendelen. (→Blz. 158)
2. Open de klep van de laadaansluiting. (→Blz. 79)
De verlichting van het laadcontact
Agaat branden.
3. Open de afdekkap van het AC-laadcontact en vervolgens de
afdekkap van het DC-laadcontact.
4. Houd de DC-laadstekker goed vast en steek hem stevig en volledig in het
laadcontact.
2.2 Laden
110