Page 273 of 610

Waarschuwingsfunctie
In de volgende situaties waarschuwt het
RSA-systeem de bestuurder.
• Wanneer de rijsnelheid dedrempelwaarde voor de
snelheidswaarschuwing van het
weergegeven verkeersbord met de
maximaal toegestane snelheid
overschrijdt, wordt het verkeersbord
duidelijker zichtbaar gemaakt en
klinkt er een zoemer.
• Als het RSA-systeem een verkeersbord voor verboden in te
rijden herkent en signaleert dat de
bestuurder het inrijverbod negeert op
basis van de kaartinformatie van het
navigatiesysteem, knippert het
verkeersbord voor verboden in te
rijden en klinkt er een zoemer. (Auto's
met navigatiesysteem)
Werkingsvoorwaarden van de
meldingsfuncties
• Meldingsfunctie snelheidsoverschrijding
Deze functie werkt als aan de
volgende voorwaarde wordt voldaan:– Er wordt een verkeersbord met een snelheidslimiet herkend door het
systeem.
• Meldingsfunctie inrijverbod Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:– Het systeem herkent gelijktijdig twee of meer verkeersborden die
een inrijverbod aangeven.
– De auto rijdt tussen door het systeem herkende verkeersborden
die een inrijverbod aangeven door.
– De auto is uitgerust met een ingebouwd navigatiesysteem.
Soorten ondersteunde verkeersborden
• De volgende soorten verkeersborden kunnen worden weergegeven. Niet-officiële of recentelijk
geïntroduceerde verkeersborden
worden mogelijk niet weergegeven.
• Verkeersborden snelheidslimiet
*
Snelheidslimiet begint/zone
maximumsnelheid begint
Snelheidslimiet eindigt/
zone maximumsnelheid
eindigt
*Er wordt geen informatie over de
snelheidslimietweergegeven
wanneer er geen verkeersbord met een
snelheidslimiet of daaraan gerelateerde
informatie beschikbaar is.
• Aan snelheidslimiet gerelateerde informatie
*1, 2
Snelweg
Afrit snelweg
Autoweg
Einde autoweg
Begin bebouwde kom
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
271
5
Rijden
Page 274 of 610
Einde bebouwde kom
Begin erf
Einde erf
Begin erf
Einde erf
*1Wordt weergegeven wanneer een
verkeersbord wordt herkend maar de
informatie over de snelheidslimiet voor
de weg niet beschikbaar is in het
navigatiesysteem (auto's met
navigatiesysteem).
*2Er wordt geen informatie over de
snelheidslimietweergegeven
wanneer er geen verkeersbord met een
snelheidslimiet of daaraan gerelateerde
informatie beschikbaar is.
• Verkeersborden inhaalverbod
Begin inhaalverbod
Einde inhaalverbod
• Andere verkeersborden
Verboden in te rijden*
Einde verboden
Stop
Waarschuwing
*Auto's met navigatiesysteem
• Maximaal toegestane snelheid met aanvullend teken
*1
Nat
Regen
IJs
Aanvullend teken
aanwezig*2
Afrit rechts*3
Afrit links*3
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
272
Page 275 of 610

Tijd
*1Gelijktijdig met snelheidslimiet
weergegeven.
*2Inhoud niet herkend.
*3Als de richtingaanwijzers bij het
wisselen van rijstrook niet worden
bediend, wordt dit teken niet
weergegeven.
• Afhankelijk van de specificaties van de auto kunnen de verkeersborden
overlappend worden weergegeven.
Voorbeeld overlappende
weergave
Wijzigen van de RSA-instellingen
Via de persoonlijke voorkeursinstellingen
kunnen de volgende instellingen van de
RSA worden gewijzigd. (→Blz. 510)
5.4.8 Dynamic Radar Cruise
Control
Het Dynamic Radar Cruise Control-
systeem registreert of er voertuigen voor
u rijden, berekent de afstand tussen uw
auto en de voorligger en handhaaft een
geschikte afstand tussen uw auto en de
voorligger. De gewenste tussenafstand
kan met de afstandsschakelaar worden
ingesteld.
Gebruik het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem alleen op snelwegen en
autowegen.
WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
• De bestuurder is zelfverantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Vertrouw niet blindelings
op dit systeem en let goed op de
omgeving om te zorgen dat u veilig
rijdt.
• Het Dynamic Radar Cruise Control-systeem biedt
ondersteuning bij het rijden om de
bestuurder te ontlasten. Er zijn
echter grenzen aan de geboden
ondersteuning. Lees de volgende
aanwijzingen aandachtig door.
Vertrouw niet blindelings op dit
systeem en rijd altijd voorzichtig.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt: →blz. 279
• Stel de geschikte snelheid in op basis van de snelheidslimiet, de
verkeersintensiteit, de wegcondities,
de weersomstandigheden, enz. De
bestuurder moet de ingestelde
snelheid controleren.
• Zelfs als het systeem correct functioneert, kan de conditie van de
voorligger die het systeem signaleert
afwijken van waarnemingen van de
bestuurder. De bestuurder moet
daarom nog steeds goed opletten,
gevaar inschatten en de veiligheid
waarborgen. Te veel vertrouwen op
dit systeem kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de ondersteunende
systemen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht,
aangezien er grenzen zijn aan de door
het systeem geboden ondersteuning.
Wanneer u uitsluitend op het systeem
vertrouwt, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
273
5
Rijden
Page 276 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Details over de ondersteuning diewordt geboden voor het zicht van de
bestuurder Het Dynamic Radar
Cruise Control-systeem dient alleen
ter ondersteuning van de bestuurder
bij het bepalen van de afstand tussen
de eigen auto en een bepaalde
voorligger. Het systeem is niet
bedoeld om onvoorzichtig of
roekeloos rijgedrag te
rechtvaardigen en kan ook niet
helpen tijdens het rijden bij slecht
zicht. De bestuurder moet de
omgeving van de auto in de gaten
houden, ook als de auto stilstaat.
• Details over de ondersteuning die wordt geboden bij de beoordeling
door de bestuurder Het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem
bepaalt of de afstand tussen de eigen
auto en een bepaalde voorligger
binnen een vastgelegd bereik ligt.
Het systeem kan geen andere
beoordelingen maken. Het is daarom
strikt noodzakelijk dat u zelf alert
blijft en inschat of een situatie
mogelijk gevaarlijk is.
• Details over de ondersteuning die wordt geboden bij de handelingen
van de bestuurder Het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem heeft
geen functies om aanrijdingen met
een voorligger te voorkomen of
vermijden. Daarom dient u wanneer
er gevaar dreigt direct de controle
over de auto te nemen en juist te
handelen om de veiligheid te
garanderen.
Situaties waarin het Dynamic Radar
Cruise Control-systeem beter niet
gebruikt kan worden
Gebruik het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem in de volgende
situaties niet. Aangezien het systeem
dan niet goed werkt, kan het gebruik
ervan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Op wegen met voetgangers, fietsers, enz.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als wordt gereden op een oprit ofafrit van een autosnelweg of
autoweg
• Als de naderingswaarschuwing vaak klinkt
• Situaties waarin de sensoren mogelijk niet goed werken:
→blz. 248
• Situaties waarin de rijstrook mogelijk niet wordt gesignaleerd: →blz. 250
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
274
Page 277 of 610

Basisfuncties
ARijden met een constante snelheid:
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door
de bestuurder is ingesteld.
Als de ingestelde snelheid wordt
overschreden tijdens een afdaling zal
de ingestelde snelheid gaan
knipperen en klinkt er een zoemer.
BDeceleratie en rijden met de
volgregeling:
Wanneer een voorligger langzamer
rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt
gesignaleerd, verlaagt het systeem
automatisch de snelheid van uw auto.
Als de snelheid nog meer moet
worden gereduceerd, schakelt het
systeem het remsysteem in (de
remlichten gaan dan branden). Het
systeem regelt de snelheid van de
auto zo dat de afstand die de
bestuurder heeft ingesteld tot de
voorligger gehandhaafd blijft. Als de
auto niet voldoende afgeremd kan
worden en de voorligger te dichtbij
komt, klinkt de
naderingswaarschuwing.
CAcceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die
langzamer rijden dan de ingestelde
snelheid
De auto accelereert totdat de
geprogrammeerde snelheid weer
bereikt is en handhaaft deze.
DWegrijden: Als de voorligger stopt, zal
uw auto ook stoppen (gecontroleerde
stop). Als uw voorligger begint te
rijden, wordt het rijden met de
volgregeling hervat wanneer u op
toets RES drukt of het gaspedaal
intrapt (wegrijregeling). Als de
wegrijregeling niet wordt geactiveerd
zal de gecontroleerde stop worden
gehandhaafd.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
275
5
Rijden
Page 278 of 610
Systeemonderdelen
Weergave instrumentenpaneel
AMulti-informatiedisplay
BIngestelde snelheid
CControlelampjes
Toetsen
AToets rijondersteuning
BSelectietoets ondersteuningsmodus
CUitschakeltoets
DAfstandsschakelaar
EToets “-”
FToets “+”/toets RES Instellen van de rijsnelheid
1. Druk op de selectietoets voor de ondersteuningsmodus en kies de
Dynamic Radar Cruise Control.
Het controlelampje Dynamic Radar
Cruise Control gaat branden.
2. Accelereer of decelereer met behulp van het gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid (ongeveer 30 km/h of
hoger) en druk op de toets voor
rijondersteuning om de snelheid op te
slaan.
De ingestelde snelheid wordt op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
De rijsnelheid op het moment dat de
toets wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
276
Page 279 of 610

Wijzigen van de ingestelde snelheid
Wijzigen van de ingestelde snelheid met
de toetsen
Druk, om de ingestelde snelheid te
wijzigen, op de toets “+” of “-” totdat de
gewenste snelheid wordt weergegeven.1. Verhoog ingestelde snelheid
2. Verlaag ingestelde snelheid
Wijzigen door kort indrukken: Druk op de
toets
Wijzigen door ingedrukt te houden: Houd
de toets ingedrukt totdat de gewenste
snelheid is bereikt.
De ingestelde snelheid wijzigt als volgt:
Wijzigen door kort indrukken: In stappen
van 1 km/h of 1 mph telkens als de toets
wordt ingedrukt
Wijzigen door ingedrukt houden: Wordt
in stappen van 5 km/h of 5 mph verhoogd
of verlaagd zolang de toets ingedrukt
wordt gehouden
De grootte van de stappen waarmee de
snelheid wordt gewijzigd kan worden
aangepast via de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
Verhogen van de ingestelde snelheid met
het gaspedaal 1. Trap het gaspedaal in om de rijsnelheid te verhogen tot de
gewenste snelheid.
2. Druk op de toets “+”. Onderbreken/hervatten van de cruise
control
1. Druk op de uitschakeltoets of de toets voor rijondersteuning om de regeling
uit te schakelen.
De cruise control wordt ook
uitgeschakeld als het rempedaal
wordt ingetrapt. (Als de auto is
stilgezet door het systeem, wordt de
cruise control niet uitgeschakeld als
het rempedaal wordt ingetrapt.)
2. Druk op toets RES om de regeling te hervatten.
Wijzigen van de tussenafstand
Elke keer dat de toets wordt ingedrukt,
wijzigt de tussenafstand als volgt:
Als er een voorligger wordt gesignaleerd,
wordt het symbool
Avoor een
voorligger weergegeven.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
277
5
Rijden
Page 280 of 610

Nummerafbeel- ding Tussen-
afstand Afstand bij bena-
dering (rijsnel-
heid: 100 km/h)
1 Extra
lang Ongeveer 60 m
2 Lang Ongeveer 45 m
3 Gemid-
deld Ongeveer 30 m
4 Kort Ongeveer 25 m
De werkelijke tussenafstand is afhankelijk
van de rijsnelheid. En wanneer de auto
wordt stilgezet door het systeem, stopt
de auto op een bepaalde tussenafstand,
afhankelijk van de situatie en
onafhankelijk van deze instelling.
Voorwaarden voor werking
• Schakelstand D is geselecteerd.
• De gewenste snelheid kan worden
ingesteld wanneer de rijsnelheid
ongeveer 30 km/h of hoger is. (Als de
snelheid wordt ingesteld terwijl de
rijsnelheid lager is dan 30 km/h, wordt
de snelheid ingesteld op 30 km/h.)
Accelereren na het instellen van de
rijsnelheid
De auto zal normaal accelereren als het
gaspedaal wordt ingetrapt. Na het
loslaten van het gaspedaal, keert de auto
weer terug naar de ingestelde
rijsnelheid. Als de afstandsregelmodus
is ingeschakeld, neemt de rijsnelheid
echter mogelijk af tot onder de
ingestelde snelheid, zodat de afstand tot
de voorligger gehandhaafd blijft.
Als de auto door de volgregeling tot
stilstand is gebracht
• Door op de toets RES te drukken als de auto door het systeem tot stilstand is
gebracht, zal het rijden met de
volgregeling worden hervat als de
voorligger binnen ongeveer
3 seconden begint te rijden. • Als de auto door het systeem tot
stilstand is gebracht en de voorligger
gaat binnen ongeveer 3 seconden
weer rijden, zal het rijden met de
volgregeling worden hervat.
Automatisch uitschakelen van de
afstandsregelmodus
In de volgende situaties wordt de
afstandsregelmodus automatisch
uitgeschakeld:
• Wanneer de remregeling of de begrenzingsregeling voor het
vermogen van een ondersteunend
systeem in werking is (bijvoorbeeld:
Pre-Crash Safety-systeem,
wegrijregeling)
• Als de parkeerrem is geactiveerd
• Als de auto op een steile helling tot stilstand is gebracht
• Als een van de volgende zaken worden gesignaleerd als de auto door het
systeem tot stilstand is gebracht:– De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt
– Het bestuurdersportier wordt geopend
– Er zijn ongeveer 3 seconden verstreken nadat de auto tot
stilstand is gebracht
De parkeerrem wordt mogelijk
automatisch geactiveerd.
Mogelijk wordt automatisch
schakelstand P ingeschakeld.
(→Blz. 221)
• Situaties waarin bepaalde functies of alle functies van het systeem niet
werken: →blz. 250
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Dynamic Radar Cruise
Control-systeem
Voor een veilig gebruik: →blz. 243
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
278